Page 4 of 169

InhoudMaak eveneens gebruik van het
trefwoordenregister achter in de-
ze handleiding, om een bepaald
onderwerp snel te kunnen vin-
den.
1 Algemene aanwijzin-gen ......................... 5
Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Afkortingen en symbolen . . . . . . 6
Uitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Technische gegevens . . . . . . . . . 7
Actualiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
2 Overzichten . . . . . . . . . . . . . . . 9
Linker zijaanzicht . . . . . . . . . . . . . 11
Rechter zijaanzicht . . . . . . . . . . . 13
Onder de buddyseat . . . . . . . . . 15
Stuurhendel, links . . . . . . . . . . . . 16
Stuurhendel, rechts . . . . . . . . . . 17
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . 18
Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 3 Aanduidingen . . . . . . . . . . . 21
Standaard meldingen . . . . . . . . . 22
Weergaven met boordcom-
puter
SU
...................... 24
Meldingen met bandenspan-
ningscontrole RDC
SU
........ 24
Standaard-waarschuwin-
gen........................... 24
Waarschuwingen van de
boordcomputer
SU
............ 30
ABS-waarschuwingen
SU
..... 32
ASC-waarschuwingen
SU
..... 35
RDC-waarschuwingen
SU
..... 38
DWA-waarschuwingenSU
.... 42
4 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . 45
Contact-/stuurslot . . . . . . . . . . . . 46
Elektronische wegrijbeveili-
ging EWS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Boordcomputer
SU............ 52
Bandenspanningscontrole
RDC
SU
....................... 55
Verlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . 57
Waarschuwingsknipperlichtin-
stallatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . 59
Handvatverwarming
SU........ 60
Automatische stabiliteitsrege-
ling ASC
SU................... 60
Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Rem.......................... 62
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Veervoorspanning . . . . . . . . . . . . 63
Demping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Elektronische demperinstel-
ling ESA
SU
................... 64
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Buddyseat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Helmhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Bagagelussen . . . . . . . . . . . . . . . . 70
5 Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Veiligheidsvoorschriften . . . . . . 72
Controlelijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Page 19 of 169
Stuurhendel, rechts1Noodstopschakelaar
( 59)
2 Startknop ( 74)
3 Handvatverwarming
SU
( 60)
4 Richtingaanwijzers rechts
( 57), Waarschuwings-
knipperlichtinstallatie
( 58)
5 Richtingaanwijzers uit
( 58), Waarschu-
wingsknipperlichten uit
( 59)
217zOverzichten
Page 30 of 169

al bij inhaalmanoeuvres tot ge-
vaarlijke rijsituatie kan leiden.
De rijstijl aan het mogelijk
verminderde motorvermogen
aanpassen.
De motorregeleenheid heeft een
storing geregistreerd. In uitzon-
deringsgevallen slaat de motor
af en kan niet meer worden ge-
start. Anders draait de motor in
de noodloopfunctie.Verder rijden mogelijk, het mo-
torvermogen staat echter niet
zoals gewend ter beschikking.
Storingen zo snel mogelijk door
een specialist laten verhelpen,
bij voorkeur een BMW Motor-
rad dealer.
Motoroliedruk te laag Algemene waarschuwings-
lamp knippert rood.
Oliekansymbool wordt
weergegeven. De druk in het smeeroliecircuit is
te laag. Als de waarschuwings-
lamp gaat branden direct stop-
pen en de motor uitzetten.
De waarschuwing onvol-
doende motoroliedruk heeft
niet de functie van een oliepeil-
controle. Het correcte motorolie-
peil kan alleen via de oliepeilindi-
catie worden gecontroleerd.
Een oorzaak voor de waarschu-
wing "Onvoldoende motorolie-
druk" kan een te laag motorolie-
peil zijn.
Motoroliepeil controleren
( 99)
Bij een te laag oliepeil: Motorolie bijvullen ( 100)
Bij correct motoroliepeil: Rijden met onvoldoende
motoroliedruk kan tot mo-
torschade leiden.
Niet verder rijden. Storingen zo snel mogelijk door
een specialist laten verhelpen,
bij voorkeur een BMW Motor-
rad dealer.
Acculaadstroom onvoldoende Algemene waarschuwings-
lamp brandt rood.
Accusymbool wordt weer-
gegeven.
Een ontladen accu kan het
onverwacht afslaan van de
motor en daarmee gevaarlijke
rijsituaties tot gevolg hebben.
Storingen zo snel mogelijk laten
verhelpen.
Als de accu niet meer
wordt opgeladen, kan
doorrijden tot het volledig ontla-
den en daardoor onherstelbaar
beschadigen van de accu leiden.
Indien mogelijk niet doorrijden.
328zAanduidingen
Page 61 of 169
Waarschuwingsknipper-
lichtinstallatie uitschake-
lenToets richtingaanwijzers uit3
bedienen.
Waarschuwingsknipperlichtin-
stallatie uitgeschakeld
Noodstopschakelaar1 Noodstopschakelaar
Bediening van de nood-
stopschakelaar tijdens het
rijden kan een blokkerend ach-
terwiel en daardoor een val tot
gevolg hebben.
De noodstopschakelaar nooit tij-
dens het rijden bedienen.
Met behulp van de noodstop-
schakelaar kan de motor op een-
voudige wijze snel worden afge-
zet. A
Bedrijfsstand
B Motor uitgeschakeld.
De motor kan alleen in
de bedrijfsstand worden
gestart.
459zBediening
Page 76 of 169

Remwerking
Remvloeistofpeil, voor en ach-
ter
Werking van de koppeling
Koppelingsvloeistofpeil
Demperinstelling en veervoor-
spanning
Profieldiepte en bandenspan-
ning
Veilige bevestiging van de kof-
fer en bagage
Met regelmatige tussenpozen: Motoroliepeil (bij iedere
tankstop)
Remblokslijtage (bij elke derde
tankstop)StartenZijstandaardBij een uitgeklapte zijstandaard
en een ingeschakelde versnel-
ling kan de motor niet worden
gestart. Als de motor in de neu-
traalstand wordt gestart en als vervolgens bij uitgeklapte zijstan-
daard een versnelling wordt inge-
schakeld, slaat de motor af.
VersnellingsbakDe motor kan in de neutraalstand
of met ingeschakelde versnelling
met bediende koppeling worden
gestart. De koppeling pas be-
dienen na het inschakelen van
het contact, anders kan de motor
niet worden gestart. In de neu-
traalstand brandt de controlelamp
voor de neutraalstand groen en
geeft de versnellingsindicatie op
het multifunctioneel display N
aan.
Motor startenDe noodstopschakelaar in be-
drijfsstand
A.
Contact inschakelen.
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. ( 75)
Met SU BMW Motorrad Integral
ABS: Contact inschakelen.
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. ( 75)
ABS-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd ( 76)
574zRijden