Page 25 of 82
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
Met de motor uit:
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
3. Druk op de startknop.
Start de motor?
De vrijstandschakelaar is mogelijk defect.De motorfiets mag niet worden gebruikt voordat
deze is nagekeken door een Yamaha dealer.
4. Zet de motor uit.
5. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
6. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
7. Druk op de startknop.
Start de motor?
De sperschakelaar van de koppelingshendel
is mogelijk defect.De motorfiets mag niet worden gebruikt voordat
deze is nagekeken door een Yamaha dealer.
NEE
OPMERKIN
G:
JA
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.
JA NEE
Deze controle is vooral betrouwbaar als hij
wordt uitgevoerd met een warme motor.
U3D9D0D0.book Page 11 Monday, December 27, 2004 10:35 AM
Page 26 of 82
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-1
4
DAU15591
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van zijn voertuig. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.OPMERKING:Voordat de machine wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zo’n inspectie neemt maar weinig tijdin beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
WAARSCHUWING
DWA11150
Als een onderdeel uit de Controlelijst voor gebruik niet naar behoren werkt, laat het dan controleren en repareren alvorens demachine te gebruiken.U3D9D0D0.book Page 1 Monday, December 27, 2004 10:35 AM
Page 27 of 82

CONTROLES VOOR HET STARTEN4-2
4
DAU15603
Controlelijst voor gebruik
ITEM CONTROLES PAGINA
BrandstofControleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-6
MotorolieControleer het olieniveau in de motor.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.6-10
VoorremControleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-20, 6-20
AchterremControleer de werking.
Controleer de vrije slag van het rempedaal.
Stel indien nodig bij.6-20
KoppelingControleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij.6-18
GasgreepControleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-14, 6-24
BedieningskabelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig.6-24
U3D9D0D0.book Page 2 Monday, December 27, 2004 10:35 AM
Page 28 of 82
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-3
4
AandrijfkettingControleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel indien nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer indien nodig.6-22, 6-23
Wielen en bandenControleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.6-15, 6-17
Rem- en schakelpedalenControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten.6-24
Rem- en koppelingshendelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-25
MiddenbokControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt.6-25
FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaarsControleer de werking.
Corrigeer indien nodig.— ITEM CONTROLES PAGINA
U3D9D0D0.book Page 3 Monday, December 27, 2004 10:35 AM
Page 29 of 82

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15950
WAARSCHUWING
DWA10270
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is in-
getrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuurverliest.
DAU36991
Starten van een koude motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snellingsstand en de koppelingshen-
del is ingetrokken.WAARSCHUWING
DWA14160
Controleer vóór het starten van de motor
de werking van het startspersysteem en
volg daarbij de werkwijze beschreven oppagina 3-10.
1. Draai de hendel van de brandstof-
kraan naar “ON” of “”.
2. Draai de sleutel naar “ON”.
3. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.OPMERKING:Als de versnellingsbak in de vrijstand staat,
moet het vrijstandcontrolelampje branden;
zo niet, vraag dan een Yamaha dealer hetelektrisch circuit te testen.
4. Zet de choke aan en draai de gas-
greep helemaal dicht. (Zie pagina 3-8.)5. Start de motor door de startknop in te
drukken of door het kickstarterpedaal
omlaag te trappen.
OPMERKING:Als de motor niet wil starten terwijl u de
startknop gebruikt, laat de startknop dan
los, wacht een paar seconden en probeer
het dan opnieuw. Iedere startpoging moet
zo kort mogelijk duren om de accu te spa-
ren. Laat de startmotor nooit langer dan 10
seconden aaneen draaien. Probeer de kick-
starter als de motor niet via de startmotor wilaanslaan.LET OP:
DCA11040
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van demotor!
6. Zet de choke uit zodra de motor warm
is.OPMERKING:De motor is warm wanneer hij normaal rea-
geert op de gasbediening terwijl de chokeuit is gezet.
U3D9D0D0.book Page 1 Monday, December 27, 2004 10:35 AM
Page 30 of 82

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
DAU16640
Starten van een warme motor Volg dezelfde procedure als bij starten van
een koude motor, alleen is het gebruik van
de choke niet nodig als de motor warm is.
DAU16671
Schakelen Door de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.OPMERKING:Om de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enkele
malen ingetrapt totdat het einde van de slag
bereikt is, waarna het pedaal iets wordt op-getrokken.
LET OP:
DCA10260
Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnellings-
bak in de vrijstand, en sleep de mo-
torfiets niet over lange afstanden.
De versnellingsbak wordt alleen af-
doende gesmeerd terwijl de motor
draait. Door onvoldoende smering
kan de versnellingsbak worden be-
schadigd.
Gebruik altijd de koppeling om de
versnellingsbak te schakelen om zo
schade aan de motor, de versnel-
lingsbak en de aandrijving te voor-
komen; door hun constructie zijn
deze niet bestand tegen de schok-
ken die optreden bij belast schake-len.
1. Schakelpedaal
2. Vrijstand
U3D9D0D0.book Page 2 Monday, December 27, 2004 10:35 AM
Page 31 of 82

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16800
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Zet de choke zo snel mogelijk uit.
Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u accele-
reert.
Geef geen gas tijdens het terugscha-
kelen en voorkom dat de motor onbe-
last met een hoog toerental draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16841
Inrijperiode De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU37250
0–500 km (0–300 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 6000
tpm draaien.
Zet de motor steeds af nadat hij een uur
heeft gedraaid en laat hem dan vijf tot tien
minuten lang afkoelen.
Varieer van tijd tot tijd het motortoerental.
Laat de motor niet steeds in één vaste stand
van de gasgreep draaien.
500–1000 km (300–600 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 7500
tpm draaien.
Gebruik de motor in alle versnellingen,
maar draai het gas nooit helemaal open.
LET OP:
DCA10280
Nadat 1000 km (600 mi) is afgelegd moetde motorolie worden ververst.
1000 km (600 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.LET OP:
DCA10310
Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone wijst.
Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine tecontroleren.
U3D9D0D0.book Page 3 Monday, December 27, 2004 10:35 AM
Page 32 of 82
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
DAU37200
Parkeren Zet om te parkeren de motor af, neem de
sleutel uit het contactslot en draai dan de
hendel van de brandstofkraan naar “OFF”
of “”.
WAARSCHUWING
DWA10310
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen.
Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de machinezou dan kunnen omvallen.
LET OP:
DCA10380
Parkeer nooit op een plek waar sprake is
van brandgevaar, zoals op droog gras ofnabij ander ontvlambaar materiaal.U3D9D0D0.book Page 4 Monday, December 27, 2004 10:35 AM