Page 41 of 78
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
DAU03541*
OPMERKING:_
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij.
Ververs de remvloeistof elke twee jaar.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
_
Page 42 of 78

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAU01777
Het panneel verwijderen en
aanbrengen Het hierboven afgebeelde paneel moet
worden verwijderd om sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk uit te kunnen voeren. Neem deze
paragraaf door telkens wanneer het
stroomlijnpaneel moet worden verwijderd of
aangebracht.
DAUM0095
Paneel A
Verwijderen van het paneel1. Open het zadel. (Zie pagina 3-8 voor
openen en sluiten van het zadel.)
2. Verwijder het paneel door het omhoog
te trekken zoals afgebeeld.
Aanbrengen van het paneel1. Plaats de achterzijde van het paneel in
de oorspronkelijke positie en druk dan
de voorzijde van het paneel naar bin-
nen.
2. Breng het zadel aan.
DAU01651
Controleren van de bougie De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat periodiek moet worden gecontroleerd,
bij voorkeur door een Yamaha dealer. Om-
dat bougies door verhitting en neerslag al-
tijd langzaam slijten, moet de bougie
worden verwijderd en gecontroleerd vol-
gens de tijden genoemd in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden). De motor is
misschien defect als de bougie een duide-
lijk andere kleur heeft. Probeer dergelijke
problemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw scooter nakijken door
een Yamaha dealer.
1. Paneel A
1
ZAUM0369
ZAUM0370
Page 43 of 78

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
Vervang de bougie als de elektroden blijken
te zijn afgesleten en als overmatige kool-
aanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng als dat
nodig is de elektrodenafstand op specifica-
tie.Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:_ Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaal-
moment ongeveer correct als een kwart-
slag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid. _
DAU04228
Cardanolie Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. Ingeval van
lekkage dient u de scooter door een
Yamaha dealer te laten nakijken en te laten
repareren. Bovendien dient de cardanolie
als volgt te worden ververst op de aangege-
ven tijdstippen in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm deze op door
een paar minuten te gaan rijden en zet
dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een oliecarter onder het car-
danhuis om de gebruikte olie op te
vangen.
a. Elektrodenafstand
Voorgeschreven bougie:
BR8HS (NGK)
Elektrodenafstand:
0,6–0,7 mm
a
ZAUM0037
Aanhaalmoment:
Bougie:
23 Nm (2,3 m·kgf)
Page 44 of 78

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het cardanhuis af te
tappen.
5. Breng de olieaftapplug voor het car-
danhuis aan en zet hem vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
6. Voeg de benodigde hoeveelheid aan-
bevolen cardanolie toe. Breng vervol-
gens de olievuldop aan en draai deze
vast.
DWA00062
WAARSCHUWING
_
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
Zorg ervoor dat geen olie op de
banden of wielen terecht komt.
_7. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
DAUM0071
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
1. Olievuldop
2. OlieaftapplugAanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
17 Nm (1,7 m·kgf)
1
2
ZAUM0371
Aanbevolen cardanolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0,11 L
1. Schroeven
1
ZAUM0372
Page 45 of 78

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
2. Trek het luchtfilterelement naar buiten,
reinig het in oplosmiddel en wring dan
het achtergebleven oplosmiddel uit.
DW000075
WAARSCHUWING
_ Gebruik uitsluitend een oplosmiddel dat
speciaal geschikt is voor het reinigen
van onderdelen. Voorkom brand- en ex-
plosiegevaar door geen benzine of op-
losmiddelen te gebruiken met een lage
ontvlamtemperatuur. _
DC000089
LET OP:_ Hanteer het schuimrubber materiaal
voorzichtig en verwring het niet om be-
schadigingen te voorkomen. _
3. Breng olie van de voorgeschreven
soort aan op het hele oppervlak van
het luchtfilterelement en wring dan de
overtollige olie uit.OPMERKING:_ Het luchtfilterelement moet nat zijn maar
mag niet druipen. _4. Steek het filterelement in het luchtfil-
terhuis.
DC000082
LET OP:_
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuiger(s) en/of de ci-
linder(s).
_5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
1. Luchtfilterelement
1ZAUM0373
Aanbevolen olie:
MotorolieZAUM0156
Page 46 of 78
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
DAU00631
Afstellen van de carburateur De carburateur vormt een belangrijk onder-
deel van de motor en moet zeer precies
worden afgesteld. Laat daarom alle carbu-
rateurafstellingen over aan een Yamaha
dealer die over de benodigde vakkennis en
ervaring beschikt.
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 1,5–
3,0 mm te bedragen bij de gasgreep. Con-
troleer de vrije slag van de gaskabel regel-
matig en laat zo nodig afstellen door een
Yamaha dealer. a. Vrije slag gaskabelaZAUM0051
Page 47 of 78

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
DAU04551
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw scooter.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_CE-18D
CE-07DDW000077
WAARSCHUWING
_ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht.
DE SCOOTER NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
scooter kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controlever-
lies of ernstig letsel. Zorg ervoor
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, lading en accessoires de
maximaal toegestane belasting van
het voertuig niet overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de scooter en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
_
ZAUM0053
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg*180 kPa
1,8 kgf/cm
2
1,8 bar190 kPa
1,9 kgf/cm
2
1,9 bar
90 kg–maximale
belasting*180 kPa
1,8 kgf/cm
2
1,8 bar210 kPa
2,1 kgf/cm
2
2,1 bar
Maximale belasting* 182 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
Page 48 of 78

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _
Bandeninformatie
Deze scooter is uitgerust met tubeless ban-
den.CE-10DDAU03773
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw scooter.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
1. Bandprofieldiepte
2. BandwangMinimale
bandprofieldiepte
(voor en achter)1,6 mm
1
2
ZAUM0054
VOOR
Merk Maat Model
MICHELIN 2
1/2 -16 42M M29S TT
ACHTER
Merk Maat Model
MICHELIN 2 3/4 -16 46M M29S TT