Page 25 of 78

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU03091
Rijderzadel Openen van het rijderzadel
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het contactslot en
draai hem dan linksom.OPMERKING:_ Druk de sleutel niet in terwijl u deze draait. _3. Klap het rijderzadel omhoog.Sluiten van het rijderzadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als
de scooter onbeheerd wordt achterge-
laten.
OPMERKING:_ Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden. _
DAUM0096
Opbergcompartiment Om het opbergcompartiment te ontgrende-len Steek de sleutel in het slot en draai deze
een kwartslag rechtsom.
Om het opbergcompartiment te openenwanneer deze ontgrendeld is Draai de knop een kwartslag rechtsom. De
knop keert automatisch terug naar de oor-
spronkelijke positie zodra deze wordt losge-
laten.
Om het opbergcompartiment te sluiten Duw het deksel in de oorspronkelijke positie
Om het opbergcompartiment te vergrendelen Steek de sleutel in het slot en draai deze
een kwartslag linksom. Verwijder vervol-
gens de sleutel.
PUSHOPEN
ZAUM0253
ZAUM0363
OPEN
OPEN
UNLOCKLOCK
OPEN
OPEN
UNLOCKLOCK
OPEN
OPEN
UNLOCKLOCK
ZAUM0364
Page 26 of 78
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
DWA00005
WAARSCHUWING
_
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 1,5 kg voor de bagage-
drager niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 182 kg voor de machine
niet.
_
DAU00320
Bagagedrager
DW000032
WAARSCHUWING
_
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3,0 kg voor de bagage-
drager niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 182 kg voor de machine
niet.
_
DAUT0020
Bagagehaak
DWT00002
WAARSCHUWING
_
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3,0 kg van de bagage-
haak niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 182 kg voor de machine
niet.
_
1. Bagagedrager
1
ZAUM0365
1. Bagagehaak
1
ZAUM0366
Page 27 of 78
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
Controlelijst voor gebruik ................................................................... 4-1
Page 28 of 78

4-1
4
DAU01114
4-CONTROLES VOOR HET STARTENDe eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
CO-01D
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
BrandstofControleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul zo nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-5–3-6
Tweetakt motorolieControleer het olieniveau in het oliereservoir.
Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.3-5–3-7
CardanolieControleer de machine op olielekkage. 6-6
VoorremControleer de werking.
Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.3-5, 6-13–6-15
AchterremControleer de werking.
Controleer de vrije slag van het rempedaal.
Stel zo nodig bij.3-5, 6-13–6-15
GasgreepControleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag zo nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen, en
de kabel en het kabelhuis te smeren.6-9, 6-15
Wielen en bandenControleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer als dat nodig is.6-10–6-11
Page 29 of 78
CONTROLES VOOR HET STARTEN4-2
4
OPMERKING:_ Voordat de scooter wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zo’n inspectie neemt maar weinig tijd in
beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard. _
DWA00033
WAARSCHUWING
_ Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en even-
tueel repareren voordat u de machine gebruikt. _RemhendelsControleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.6-12, 6-15
MiddenbokControleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig het scharnierpunt.6-16
FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet zo nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaarsControleer de werking.
Corrigeer als dat nodig is.3-2–3-4
AccuControleer het voeistofniveau.
Vul zo nodig bij met gedistilleerd water.6-18 ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Page 30 of 78
Page 31 of 78
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
Starten van de motor ......................................................................... 5-1
Wegrijden .......................................................................................... 5-2
Sneller en langzamer rijden .............................................................. 5-2
Remmen ............................................................................................ 5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ............................................. 5-3
Inrijden van de motor ........................................................................ 5-4
Parkeren ............................................................................................ 5-4
Page 32 of 78

5-1
5
DAU00372
5-GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU01118
WAARSCHUWING
_
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Start de motor om veiligheidsrede-
nen te allen tijde met de middenbok
naar beneden.
_
DAU02960*
Starten van de motor
DC000046
LET OP:_ Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de ma-
chine in gebruik wordt genomen. _1. Draai de contactsleutel naar “” en
draai naar “” zodra het waarschu-
wingslampje voor olieniveau gaat
branden.
DC000045
LET OP:_ Als het waarschuwingslampje voor olie-
niveau niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
testen. _2. Sluit de gasklep volledig.3. Start de motor door de startknop in te
drukken of het kickstarterpedaal om-
laag te trappen terwijl tegelijkertijd de
voor- of achterrem is bekrachtigd.
OPMERKING:_ Als de motor na indrukken van de startknop
niet wil starten, laat dan de startknop los,
wacht een paar seconden en probeer het
dan opnieuw. Iedere startpoging moet zo
kort mogelijk duren om de accu te sparen.
Laat de startmotor nooit langer dan 5 se-
conden aaaneen draaien. Probeer de kick-
starter als de motor niet via de startmotor
wil aanslaan. _
PUSHOPEN
ZAUM0253
ZAUM0367