fig. 128
L0A0275b
fig. 127
L0A0274b
178
Bij een storing in het waarschu-
wingslampje xop het instrumen-
tenpaneel, gaat het lampje s!op
het multifunctionele display bran-
den en verschijnt het bericht
“DEFECT IN LAMPJE EPB -
BEZOEK EEN WERKPLAATS” o m
de bestuurder op de gevaarlijke situ-
atie te attenderen.
Als er een storing wordt
aangegeven door het
brandende lampje en het
bericht op het instrumentenpa-
neel, rijd dan zo spoedig en voor-
zichtig mogelijk naar de Lancia-
dealer, omdat het mogelijk is dat
de handrem niet werkt. Uitschakelen in noodgevallen
De automatische handrem is uitge-
rust met een eigen accu, waardoor
de handrem in noodgevallen kan
worden uitgeschakeld, bijv. als de
hoofdaccu van de auto volledig leeg
is of als gevolg van een ongeval is
beschadigd.
Met de hulpaccu, die voortdurend
door een elektronische regeleenheid
wordt gecontroleerd, kan de hand-
rem bovendien worden in- en uitge-
schakeld als de auto geduwd moet
worden.
Om de automatische handrem uit
en weer in te schakelen als de hoofd-
accu van de auto volledig leeg is,
moet de contactsleutel in stand MAR
worden gedraaid en op de hoofd- knop op de middenconsole worden
gedrukt.
De auto is bovendien uitgerust met
een noodknop A(fig. 127) in het
rechter vak van de bagageruimte.
Deze noodknop kan gebruikt worden
om de auto te ontgrendelen als de
auto stil op de weg blijft staan ten
gevolge van een defect of ongeval, en
het niet mogelijk is de contactsleutel
in stand MARte draaien (een ongeluk
met brandgevaar). De knop is bereik-
baar nadat het deksel van het vak ver-
wijderd is door met de contactsleutel
de sluiting A(fig. 128) in stand 1te
draaien.
181
Verlang de eerste kilo-
meters geen maximale
prestaties, maar wacht tot
de motor op bedrijfstemperatuur
is.
AUTO STILZETTEN
Voor het stilzetten van de auto hoeft
alleen het rempedaal ingetrapt te
worden, onafhankelijk van de stand
van de versnellingspook.
Als de motor stationair
draait en de hendel in
stand D of R staat, moet
het rempedaal ingetrapt worden
gehouden, ook als de auto op een
vlakke ondergrond staat; als u
het rempedaal niet ingetrapt
houdt, komt de auto in beweging. De contactsleutel kan alleen uit het
contactslot worden genomen als de
versnellingspook in stand Pstaat
(beveiligingssysteem Key-lock) en
binnen 30 seconden nadat de con-
tactsleutel in stand STOPis
gedraaid. Gedurende deze tijd is de
letter Pop het display van het in-
strumentenpaneel verlicht ( fig.
131). Na deze 30 seconden dooft de
letter Pop het display en blijft de
contactsleutel in het slot geblok-
keerd. Om de sleutel uit het slot te
nemen, moet de contactsleutel in
stand MARworden gedraaid en ver-
volgens weer in stand STOP; op
deze manier hebt u nog eens 30
seconden ter beschikking op de sleu-
tel uit te nemen. BELANGRIJK
In geval van nood
(storingen, lege accu, enz.) kan de
sleutel ook worden uitgenomen als
de versnellingspook niet in stand P
staat. Draai hiervoor de contactsleu-
tel in stand STOP, druk op knop A
(fig. 132) en neem tegelijkertijd de
sleutel uit het slot.
fig. 131
L0A0238b
fig. 132
L0A0178b
182
KEUZE VOOR
AUTOMATISCHE/HANDMATIGE
SEQUENTIËLE WERKINGDe belangrijkste eigenschap van
deze versnellingsbak is de keuze tus-
sen automatische en handmatige se-
quentiële werking.
Plaats de versnellingspook in het
rechter gebied in stand Dvoor auto-
matische werking of in het linker ge-
bied in stand ( +/-) voor handmatige
sequentiële werking.
Op display A(fig. 133) van het in-
strumentenpaneel wordt de ingescha-
kelde versnelling ( 1- 5 bij handma-
tige sequentiële werking) of het sym-
bool D(bij automatische werking)
weergegeven. AUTOMATISCHE WERKING
Plaats voor de automatische werking
de versnellingspook in het rechter ge-
bied (fig. 130) in één van de volgende
standen:
P - parkeren (u kunt de motor star-
ten)
R - achteruit
N - vrijstand (u kunt de motor star-
ten)
D - automatisch vooruit rijden.
BELANGRIJK De versnellingspook
kan uitsluitend uit stand Pworden
verplaatst als de contactsleutel in
stand MARstaat en het rempedaal is
ingetrapt (beveiligingssysteem Shift-
lock).
De versnellingspook kan vanuit
stand Din een andere stand worden
geplaatst, zonder het rempedaal in te
trappen, volgens het schema dat op
het schakelmasker is aangebracht. Al-
leen als de pook vanuit stand Pwordt
verplaatst, moet om veiligheidsrede-
nen het rempedaal worden ingetrapt.
fig. 133
L0A0239b
P - Parkeren
Als u de auto parkeert, moet de ver-
snellingspook altijd in deze stand
staan. De aangedreven wielen worden
automatisch geblokkeerd.
Om onverwachtse verplaatsingen te
voorkomen, kan de pook alleen van-
uit Pin een andere stand worden ge-
plaatst als het rempedaal is ingetrapt.
De pook kan in stand Pworden ge-
plaatst zonder het rempedaal in te
trappen, maar het is raadzaam ook in
dit geval het rempedaal in te trappen.
BELANGRIJK Plaats de pook al-
leen in stand Pals de auto stilstaat.
186
HANDMATIGE SEQUENTIËLE
WERKINGPlaats voor de handmatige sequen-
tiële werking de versnellingspook in
het linker gebied (fig. 130)in stand:
(+) = opschakelen;
(–) = terugschakelen.
De pook kan alleen in het linker ge-
bied geplaatst worden vanuit stand D:
de versnelling die door de automati-
sche versnellingsbak is ingeschakeld
op het moment dat de pook verplaatst
wordt, blijft ingeschakeld.
Onder alle rij-omstandigheden kan
worden overgeschakeld naar de hand-
matige sequentiële werking.
Plaats voor opschakelen de pook in
stand (+) en voor terugschakelen in
stand (–). BELANGRIJK
Als het commando
wordt gegeven om terug te schakelen
en de motor hierdoor met te hoge toe-
rentallen gaat draaien, wordt dit com-
mando genegeerd door de regeleen-
heid. De bestuurder wordt hierop ge-
attendeerd door een geluidssignaal en
door het knipperen van de ingescha-
kelde versnelling op het display van
het instrumentenpaneel.
Als de handmatige se-
quentiële werking is inge-
schakeld, moet handmatig
worden op- of teruggeschakeld,
zoals bij auto’s met een handge-
schakelde versnellingsbak. Alleen
als u de auto stilzet wordt auto-
matisch de 1
eversnelling inge-
schakeld.
Als u de pook in stand Dzet, werkt
het systeem weer automatisch en wor-
den de versnellingen gekozen op ba-
sis van de rij-eigenschappen en het
geselecteerde programma.
BELANGRIJK De elektronische re-
geleenheid is geprogrammeerd voor
het uitvoeren van één schakelcom-
mando per keer. Als u de pook dus
snel achter elkaar bedient, worden
niet alle commando’s uitgevoerd. Een
hogere of lagere versnelling wordt in-
geschakeld als u de pook in stand ( +)
of ( –) zet nadat het vorige commando
is uitgevoerd.
Als er een storing in het handmatige
sequentiële systeem is, wordt de au-
tomatische werking ingeschakeld.
187
Bij een storing blijft het mogelijk de
versnellingspook in de standen R, N
en Dte plaatsen. Als de pook in stand
D staat, worden slechts enkele ver-
snellingen ingeschakeld, afhankelijk
van het type storing dat gesignaleerd
is.
Als er een storing in de
automatische versnellings-
bak is gesignaleerd, wendt
u dan zo snel mogelijk tot de Lan-
cia-dealer om de storing te laten
verhelpen.STORINGSMELDINGEN
Storingen in de automatische ver-
snellingsbak worden weergegeven
door het gaan branden van het waar-
schuwingslampje top het multi-
functionele display en het verschijnen
van de volgende berichten:
– TE HOGE OLIETEMPERATUUR
COMFORTRONIC
– DEFECT IN COMFORTRONIC.
TE HOGE OLIETEMPERATUUR
IN DE AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
Dit bericht verschijnt als de olie in
de versnellingsbak de maximale vast-
gestelde temperatuur heeft bereikt. In
dat geval beschikt de elektronische re-
geleenheid over een noodprogramma.
Onder deze omstandigheden raden
wij u aan te stoppen, de versnellings-
pook in stand Pof Nte zetten en de
motor stationair te laten draaien, tot-
dat het bericht van het display ver- dwijnt. Rijd daarna verder zonder te
veel van de motor te eisen.
Als het bericht weer op het display
verschijnt, moet de auto opnieuw
worden stilgezet met stationair draai-
ende motor totdat het bericht ver-
dwijnt.
Als tussen het verschijnen van de
storingsmeldingen minder dan 15 mi-
nuten zit, is het raadzaam de auto stil
te zetten, de motor uit te zetten en te
wachten totdat de motor-versnel-
lingsbak compleet is afgekoeld.
Storing in automatische versnel-
lingsbak
Als dit bericht tijdens het rijden op
het display verschijnt, dan is er een
storing in de automatische versnel-
lingsbak. In dat geval beschikt de
elektronische regeleenheid over een
noodprogramma.
Onder deze omstandigheden raden
wij u aan om te stoppen en de motor
uit te zetten: als de motor weer gestart
wordt, kan het zelfdiagnose-systeem
de storing, die door de elektronische
regeleenheid wordt opgeslagen, heb-
ben verholpen.
191
Voor de juiste werking
van het ESP, ASR en ABS
is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van het-
zelfde merk en type zijn. De ban-
den moeten in perfecte conditie en
altijd van het voorgeschreven type,
merk en afmetingen zijn. verlaagd. De ingrepen worden door-
lopend aangepast en uitgevoerd, zo-
dat de door de bestuurder gewenste
richting wordt aangehouden.
De werking van het ESP-systeem
verhoogt de actieve veiligheid van de
auto aanzienlijk onder veel kritische
omstandigheden en is vooral nuttig bij
het inhalen, als de grip van het weg-
dek wisselt. ASR-SYSTEEM (ANTISLIP
REGULATION)
Algemene informatie
Het ASR-systeem is geïntegreerd in
het ESP-systeem. Het ASR controleert
de trekkracht van de auto en grijpt
automatisch in als één of beide aan-
gedreven wielen dreigen door te slip-
pen, waardoor de auto stabiel blijft en
slijtage van de banden wordt voorko-
men.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden twee verschil-
lende controlesystemen ingeschakeld:
– als het doorslippen van beide aan-
gedreven wielen wordt veroorzaakt
door een te hoog motorvermogen, ver-
mindert het ASR het motorvermogen;
– als slechts één aangedreven wiel
dreigt door te slippen, zorgt het ASR-
systeem ervoor dat het wiel automa-
tisch wordt afgeremd. Het effect is
hetzelfde als dat van een sperdiffe-
rentieel. Het ASR is vooral nuttig onder de
volgende omstandigheden:
– doorslippen van het binnenste wiel
in bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle accelera-
tie;
– te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
– acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
– verlies van grip op natte wegge-
deelten (aquaplaning).
ASR INSCHAKELEN
Het ASR-systeem schakelt automa-
tisch in als de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het systeem
worden uit- of ingeschakeld door
schakelaar A(fig. 135) op de mid-
denconsole in te drukken.
Als het systeem wordt ingeschakeld,
gaat op het multifunctionele display
het symbool Vbranden en verschijnt
het bericht “ASR INGESCHAKELD”.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat op het multifunctionele display
192
het symbool Vbranden en verschijnt
het bericht “ASR UITGESCHA-
KELD”.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het lampje Bop de schakelaar
branden. Als het systeem tijdens het
rijden wordt uitgeschakeld, schakelt
het als de auto opnieuw wordt gestart
automatisch weer in.
BELANGRIJK Schakel het ASR-
systeem uit als u met sneeuwkettin-
gen rijdt: onder deze omstandigheden
levert het doorslaan van de aangedre-
ven wielen juist meer trekkracht op. MSR-SYSTEEM
(TRACTIEREGELING)
De auto is uitgerust met een systeem
dat geïntegreerd is in het ASR en dat
bij bruusk terugschakelen het motor-
koppel verhoogt, zodat overmatige
vertraging van de aangedreven wielen
wordt voorkomen. Dit heeft vooral
voordelen op een wegdek met weinig
grip, waarop de stabiliteit van de auto
snel verloren kan gaan.
INSCHAKELING VAN HET ESP-
SYSTEEM
Als het ESP-systeem inschakelt, gaat
het lampje áop het instrumentenpa-
neel knipperen, om de bestuurder er
op te wijzen dat de auto de stabiliteit
en de grip dreigt te verliezen.
STORINGSMELDINGEN IN HET
ESP- EN ASR-SYSTEEM
Bij storingen worden het ESP en
ASR automatisch uitgeschakeld en
gaat het symbool ábranden en ver-
schijnt het bericht “DEFECT IN
ESP” op het multifunctionele display. Bovendien gaat het lampje
Bop de
ASR-knop branden.
Als de storing alleen het ESP betreft,
gaat het symbool ábranden en ver-
schijnt het bericht “DEFECT IN
ESP” op het multifunctionele display,
terwijl het lampje op knop Bgedoofd
blijft en de werking van het ASR be-
schikbaar blijft.
Als daarentegen de storing alleen het
ASR betreft, worden beide systemen
uitgeschakeld en gaat het symbool á
branden en verschijnt het bericht
“DEFECT IN ESP” op het multi-
functionele display. Bovendien gaat
het lampje Bop de ASR-knop bran-
den.
Als er een storing is in het ESP of
ASR, gedraagt de auto zich hetzelfde
als uitvoeringen die niet met deze sys-
temen zijn uitgerust: wendt u echter
zo snel mogelijk tot de Lancia-
dealer.
fig. 135
L0A0243b
194
AUTOMATISCHE
SNELHEIDS -
REGELING (CRUI-
SE- CONTROL)
ALGEMENE INFORMATIE
De elektronische snelheidsregeling
maakt het mogelijk een gewenste
snelheid aan te houden, zonder het
gaspedaal in te trappen. Op deze
manier wordt het rijden, vooral op
lange trajecten, minder vermoeiend
omdat de ingestelde snelheid auto-
matisch gehandhaafd blijft.
BELANGRIJK Het systeem kan
alleen worden ingeschakeld bij een
snelheid boven de 30 km/h. De cruise-control mag
uitsluitend worden
gebruikt als de verkeers-
omstandigheden en het traject
van dien aard zijn dat, over een
voldoende lange afstand, in volle-
dige veiligheid een constante
snelheid kan worden aangehou-
den. BEDIENINGSKNOPPEN (fig. 136)
De cruise-control wordt bediend
met schakelaar A, met draaiknop B
en met knop C (RCL).
De schakelaar A heeft twee stan-
den:
– OFF in deze stand is het systeem
uitgeschakeld;
– ON in deze stand werkt het sys-
teem. Als de cruise-control wordt
ingeschakeld, gaat op het multifunc-
tionele display het controlelampje Ü
branden en verschijnt het bericht
“CRUISE-CONTROL INGESCHA-
KELD”.
Met draaiknop Bkunt u de inge-
stelde snelheid van de auto opslaan
en aanhouden of de ingestelde snel-
heid verhogen of verlagen.
Het systeem schakelt in de volgen-
de gevallen automatisch uit:
– door het intrappen van het rem-
pedaal
– door het intrappen van het kop-
pelingspedaal
– als de versnellingspook per onge-
luk in stand Nwordt geplaatst.
Zet bij auto’s met auto-
matische versnellingsbak
de versnellingspook nooit
in stand N als de auto in bewe-
ging is.
fig. 136
L0A0208b