2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
35
LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger oververhitting plaatsvindt (tempera-tuurmeter gaat naar het rode gebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhittingverminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaarts rijden een lagere versnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneld stationair draaien met detransmissie in neutraal of de parkeerstand.
!
3IN GEVAL VAN PECH
4ALS DE MOTOR TE HEET WORDT
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagens niet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting en
accessoires in beide wagens uit.
3. Start de motor van de wagen met de hulpaccu en laat deze enkeleminuten draaien. Laat de motor indeze wagen tijdens het starten m.b.v. startkabels draaien met 2000 t/min.
4. Sluit de klemmen van de hulpstartkabel aan kabel in devolgorde zoals in de afbeelding wordtweergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op de pluspool of kabel van de ontladen accu. Sluitvervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op de pluspool of kabel van de hulpaccu. Sluitvervolgens één klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) pool of kabel van de hulpaccu. Sluitvervolgens het andere eind van de kabel aan op een massief metalen gedeelte van de motor. Sluit dekabel niet aan op een bewegend gedeelte. 5. Start de motor. Laat nadat de motor
is aangeslagen de hulpstartkabels aangesloten en laat de motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de hulpstartkabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden vande ontladen accu, moet u het laadsysteem laten controleren dooruw Hyundai dealer. ZD040A1-AX Staat de koelvloeistoftemperatuur- meter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, dan isde motor waarschijnlijk te heet. Ga dan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk op
een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handgeschakelde versnellingsbak deversnellingshandel in neutraal en trek de handrem aan. Schakel eventueel de airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of stoomvorming onder de motorkap;zet de motor dan af. Wacht met hetopenen van de motorkap tot geen koelvloeistof meer weglekt en er geen stoom zichtbaar is.Is er geen merkbaar verlies van koelvloeistof en geen stoom, laat de motor dan draaien en controleer ofde ventilator werkt. Is dit niet het geval zet dan de motor af.
4. Controleer of de V-riem van de
3
IN GEVAL VAN PECH
5
!
!
!
waterpomp ontbreekt. Is dit niet het geval controleer dan of deze strakzit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, de slangen en onder de wagen opkoelvloeistoflekkage. (Is de airconditioning ingeschakeld geweest, dan is het gebruikelijk dater koud water uitstroomt). hoge druk, zelfs nadat de motor isafgezet. De brandstofstraal dieontstaat door brandstoflekkage kan ernstige verwondingen veroorzaken wanneer deze met hetlichaam in aanraking komt. Mensen met een pacemaker mogen niet binnen 30 cm van de ECU of debedrading in de motorruimte komen als de motor draait, aangezien de hoge stroom waarmee het common-rail-systeem werkt een groot magnetisch veld veroorzaakt. 6. Als de oorzaak van de oververhitting
niet duidelijk is, wachten tot de temperatuur tot normaal is gedaald. Wanneer koelvloeistof verloren is gegaan, voorzichtig koelvloeistof inhet expansiereservoir bijvullen tot het peil de middelste markering bereikt.
7. Vervolg voorzichtig uw weg en blijf attent op tekenen van oververhitting.Raakt de motor opnieuw oververhit,neem dan contact op met uw Hyundai dealer.
WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt van bewegende delen zoals de ventila- tor en V-riemen terwijl de motor draait.
WAARSCHUWING (Alleen Diesel):
Geen werkzaamheden verrichten aan het injectiesysteem wanneer de motor draait of binnen 30seconden nadat deze is afgezet. Hogedrukpomp, rail, verstuivers en verstuiverleidingen staan onder 5. Is de V-riem van de waterpomp
gebroken of is er sprake van koelvloeistoflekkage, zet de motor dan direct af en neem contact opmet de dichtstbijzijnde Hyundai dealer.
!
WAARSCHUWING:
Verwijder de radiateurdop niet wanneer de motor warm is. Hierdoor kan koelvloeistof uit de radiateur spuiten hetgeen ernstigebrandwonden tot gevolg kan hebben. LET OP:
Ernstig verlies van koelvloeistof wijst op een lek in het koelsysteem hetgeen zo snel mogelijk door uw Hyundai dealer moet wordengerepareerd.
5ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN
6
F030C08HP-GXT V : Vervangen C : Controleren en reinigen, afstellen, repareren of zonodig vervangen N.B. : (1) Elke 24 maanden of 45000 km., naar gelang het eerst bereikt wordt: "V" DESCRIPTION
ALGEMEEN ONDERHOUD KOELSYSTEEM KOELVLOEISTOF OLIE VERSNELLINGSBAK VLOEISTOF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE REMSLANGEN EN REMLEIDINGEN REMVLOEISTOF, KOPPELINGVLOEISTOF REMTROMMELS, ACHTER/REMVOERINGEN/HANDREM REMBLOKKEN, REMKLAUWEN EN REMSCHIJVENUITLAATPIJP EN UITLAATDEMPER BEVESTIGINGSBOUTEN WIELOPHANGING STUURHUIS, VERBINDINGEN EN MANCHETTEN/ONDERSTE FUSEEKOGELS STUURBEKRACHTIGINGSPOMP EN SLANGEN AANDRIJFASSEN EN HOEZEN KOELMIDDEL AIRCONDITIONING OLIE VERDEELBAK OLIE AANGEDREVEN AS CARDANAS REINIGEN, BOUTEN NATREKKEN FILTER AIRCONDITIONING (VOOR VERDAMPER EN AANJAGERUNIT)
NO.
1
2 3 45 6 78 9
10 11 12 1314 15 1617 18
120
96
CV
C C C C C C C C C C C C C C C
V
105
84
C C C C C C C C C C C C CV V
90 72
CV
C
V
CC C C C C C C C C C C C
V
75 60
C C C C C C C C C C C C C CV
6048
CV
CC C C C C C C C C C C C
V
C
V
45 36
C C C C C C C C C C C C C CV
3024
CV
CC C C C C C C C C C C C C C
V
15 12
C C C C C C C C C C C C CV V
KILOMETERS X 1000 MONTHS
Zie N.B. (1)BENZINEMOTOR DIESELMOTOR
5
ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN
7
F040A07HP-GXT Onderstaande componenten moeten met kortere tussenpozen worden onderhouden als de wagen onder zware bedrijfsomstandigheden wordt gebruikt. Raadpleeg de tabel hieronder voor de desbetreffende onderhoudsintervallen.
BESCHRIJVING
Motorolie en oliefilter Luchtfilterelement Bougies (Benzinemotor)DistributieriemRemblokken, remklauwen en remschijven Remtrommels en remvoeringen, achter Stuurstangen en stofkappenAandrijfassen en manchettenOlie versnellingsbakVloeistof automatische transmissie Olie verdeelbak *1 Olie aangedreven as *1Filter airconditioning (voor verdamper en aanjagerunit) ONDERHOUD
V V VV
CCC C V VVVV ONDERHOUDSINTERVAL
Elke 7500 km of 6 maanden Met kortere tussenpozen Met kortere tussenpozenElke 60000 km of 48 maanden Met kortere tussenpozen Met kortere tussenpozenMet kortere tussenpozenElke 15000 km of 12 maandenElke 100000 km Elke 45000 km Elke 100000 kmMet kortere tussenpozenMet kortere tussenpozen BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
A, B, C, D, E, F, G, H, I, KA, B, F, G, H, I, JC, EG, H, I, JD, E, F, GC, D, E, G, H, I C, D, E, G, H, I C, D, E, FC, D, E, FA, C, D, E, F, G, H, I, JA, C, E, F, G, H, IC, E, G, H, I C, E, G, H, I C,E
ONDERHOUD ONDER ZWARE BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
V : Vervangen C : Controleren en reinigen, afstellen, repareren of zonodig vervangen
Benzinemotor Dieselmotor
*1 : Verdeelbakolie en differentieelolie moeten altijd worden gecontroleerd (en indien nodig vervangen) wanneer de auto door water dieper dan 40cm is gereden.
ZWARE BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
A - Herhaaldelijk rijden van korte afstanden minder dan 8 km bij normaletemperaturen of minder dan 16 km bij winterse omstandigheden.
B - Langdurig stationair draaien of het rijden van een grote afstand met een lage snelheid.
C - Rijden op hobbelige, stoffige, modderige, niet geplaveide gravel wegen of wegen waar zout gestrooid is.
D - Rijden in gebieden waar veel strooizout of ander corrosief material wordt gebruikt of bij zeer lage temperaturen. E - Rijden in zandgebieden.
F - Rijden in gebieden met druk verkeer boven 32°C.
G - Rijden in bergachtig terrein.
H - Het rijden met een aanhanger, caravan of bagagebox op de
dakdrager.
I - Gebruik als politieauto, taxi, voor besteldiensten of als sleepauto.
J - Rijden met snelheden boven 170 km/h.
K - Rijden met veel optrekken en afremmen.
10INHOUD
2
A ACCU CONTROLEREN ...... ..................................6-27
ACHTERKLEP ....................................................... 1-80
ACHTERRUITVERWARMING ...............................1-66
AFSTANDSBEDIENING .......... ..............................1-15
AIRBAGSYSTEEM ................................................ 1-42
AIRCONDITIONING .............................................. 1-99
ALGEMENE CONTROLES ..................................... 6-4
ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT ........................ 3-2
ALS DE MOTOR TE HEET WORDT ..................... 3-4
ALS UW AUTO MOET WORDEN GESLEEPT .... 3-14
ANTENNE ............................................................ 1-114
ANTI VERBLINDINGSSTAND VAN DE ACHTERUITKIJKSPI EGEL ................................. 1-79
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) .......................2-23
ASBAK ................................................................... 1-69
AUTOMATISCHE SNELHEIDSREGELING ..........1-89
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE .........................2-10
AUTOMATISCHE VERWARMINGS EN KOELINGS SYSTEEM ...................................... 1-102
B BAGAGENET ......................................................... 1-81
BANDEN .................................................................. 8-2
BEDIENING VERWARMING EN KOELING .........1-92
BEKERHOUDER ................................................. 1-70 BEHANDELING VAN DE CD'S ...........................1-111
BESCHRIJVING ZEKERINGHOUDER .................6-37
BOUGIES ............................................................... 6-12BRANDSTOFVOORS
CHRIFTEN ............................ 1-2
BUITENSPIE GEL .................................................. 1-77
BUITENSPIEGEL VERWARMI NG ........................1-78
BUITENSPIEGELS OMKLAPPEN ........................1-79
C CENTRALE DEURVERGRENDELING .................1-12
CLAXON ................................................................ 1-87
CORROSIE VOORKOMEN ..................................... 4-2
D DAG/NACHT BINNENSPIEGEL ............................1-79
DAKDRAGER ........................................................ 1-83
DASHBOARDKASTJE ........................................... 1-75
DIEFSTALBEVEILIGINGSI NSTALLATIE ..............1-13
DIGITALE KLOK .................................................... 1-67
DRAAISCHAKELAARS VOOR BEDIENING
VERWARMING /VENTILATIE .............................1-93
E ECONOMISCH RIJDEN ........................... ............. 2-25
EMISSIE REGEL SYSTEEM.................................... 7-1
ELEKTRISCH AANSLUITPUNT ............................1-69
ELEKTRISCH BEDIENDE
BESTUURDESSTOEL ......................................... 1-21
F FILTER AIRCONDITIONING
(VOOR VERDAMPEREN AANJAGERUNIT) .... 1-108
10INHOUD
4
OPMERKINGEN MET BETREKKINGTOT DE REMMEN .............................................. 2-24
OPMERKINGEN MET BETREKKING TOT DE VEILIGHEIDSGORDELS ......................1-27
P PERIODIEK ONDERHOUD ..................................... 5-4
PORTIERSLOTEN ................................................. 1-10
R REGELMATIG ONDERHOUD ................................. 5-3
REINIGEN VAN HET INTERIEUR.......................... 4-6
REISKILOMETERTELLER ....................................1-60
REMVLOEISTOFPEIL ........................................... 6-20
RESERVEWIEL ....................................................... 3-6
RESERVEWIEL EN GEREEDSCHAP .................... 8-5
RIJDEN MET EEN AANHANGER OF SLEPEN . 2-30
RIJDEN ONDER WINTERSE
OMSTANDIGHEDEN ... ........................................ 2-27
RUGLEUNING VERSTELLEN ...............................1-18
RUITENWISSERS RUITENWISSERBLADEN ......6-14
RUITENWISSER-/SPROEIERSCHAKELAAR ....... 1-64
S SCHAKELAAR VOOR AIRCONDITIONING .........1-99
SCHAKELAAR MISTACHTERLICHT ....................1-63
SCHUIFDAK ........................................................ 1-72SIGARETTENAANSTEKER ..................................1-68SLANGEN VAN STUURBEKRACHTIGI
NG ..........6-29
SLEPEN IN NOODGEVALLEN .............................3-15
SLEUTELS ....................................................... 1-5, 1-7
SLEUTELSTANDEN ................................................ 2-4 SNEEUWKETTINGEN ............................................. 8-4
SNELHEIDSMETER .............................................. 1-60
SPELING VAN HET STUURWIEL CONTROLEREN .................................................. 6-23
SPERDIFFERENTIEEL (L SD) ...............................2-24
STARTBLOKKERING .............................................. 1-4
START-/CONTACTSLOT MET STUURSLOT ........ 2-3
STARTEN MET HUL PSTARTKABELS................... 3-3
STEREO GELUIDSINSTALLATI E ..................... 1-109
STOELVERWARMING ......... .................................1-23
T TECHNISCHE GEGEVENS .................................... 9-1
TOERENTELLER ................................................... 1-59
TWEEDE ZITBANK
OMKLAPPEN VAN REGLEUNING ENZITTING VAN ACHTERSTE BANK ....................1-25
REGLEUNING VERSTELLEN .............................1-24
VERSTELBARE HOOFDSTEUNEN ...................1-23
U UITSTOOT BEHEERSSYSTEEM ........................... 7-2
Motorruimte.................................................................. 6-2
Algemene controles ..................................................... 6-4
Oliepeil controleren ...................................................... 6-5
Motorolie verversen en oliefilter vervangen ................ 6-8
Koelvloeistof controleren en verversen ....................... 6-9Bougies ...................................................................... 6-12
Luchtfilter vervangen ................................................. 6-13
Oliepeil in versnellingsbak controleren .....................6-16
Vloeistofpeil automatische transmissie controleren .. 6-17
Het remsysteem controleren ..................................... 6-19
Vloeistof voor de koppelingbediening controleren ... 6-21
Onderhoud airconditioning ........................................ 6-21
V-riemen controleren ................................................. 6-24
Zekeringen controleren en vervangen ...................... 6-25
Accu controleren ........................................................ 6-27
Vloeistofpeil stuurbekrachtiging ................................. 6-29
Brandstoffilter ............................................................. 6-30
Vervangen van de gloeilampen van de koplampen 6-31
Vermogen ................................................................... 6-36
Beschrijving zekeringhouder ...................................... 6-37
EENVOUDIG ONDERHOUD
6
6