Page 17 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU01574
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achterlichten
en parkeerlichten branden, maar alle overi-
ge elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:_ Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. _
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU00061
Controlelampje “” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
DAU00057
Controlelampje “” richtingaanwij-
zers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU03965
Controlelampje “” voor brandstofni-
veau
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het brandstofniveau daalt tot beneden ca.
3,5 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit van het waarschu-
wingslampje kan via de volgende procedu-
re worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet
gaat branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
1. Controlelampje “” voor vrijstand
2. Controlelampje grootlicht “”
3. Controlelampje “” richtingaanwijzers
4. Controlelampje “” voor brandstofniveau
U5MTD1.book Page 2 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM
Page 18 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU04222
Waarschuwingslampje “” voor olie-
niveau/koelvloeistoftemperatuur
Dit waarschuwingslampje heeft de volgen-
de drie functies.
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den en het symbool “” knippert als
het motorolieniveau laag is. Zet in zo’n
geval de motor onmiddellijk af en vul
olie bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den en het symbool “” knippert als
de koelvloeistoftemperatuur te hoog
is. Breng de machine tot stilstand en
laat de motor stationair draaien tot de
koelvloeistoftemperatuur daalt. Zet de
motor af als de temperatuur niet daalt.
(Zie de paragraaf “Oververhitte motor”
op pagina 6-45 voor nadere instruc-
ties.)
Wanneer het motorolieniveau te laag
is en de koelvloeistoftemperatuur is te
hoog, gaat het waarschuwingslampje
knipperen en lichten de symbolen
“” en “” op.
Om te controleren of het waarschuwings-
lampje correct werkt:
Zet de versnellingsbak in de vrijstand
of trek de koppelingshendel aan.
Zet de noodstopschakelaar in “” en
draai de contactsleutel naar “ON”.
Het waarschuwingslampje gaat bran-
den en op het display lichten de sym-
bolen “” en “” op.
Als het waarschuwingslampje niet gaat
branden, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
DC000118
LET OP:_
Gebruik de motorfiets alleen als u
weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
_OPMERKING:_ Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing. _
1. Symbool “” voor olieniveau
2. Waarschuwingslampje “” voor
olieniveau/koelvloeistoftemperatuur
3. Symbool “” voor koelvloeistoftemperatuurU5MTD1.book Page 3 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM
Page 19 of 116
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
CB-19D
Koelvloeistof-
temperatuurAanduidingen Waarschuwingstekens Toestand/wat te doen:
0–40 °CHet symbool licht op en er
wordt “LO” aangegeven.In orde. U kunt gaan rijden.
41–117 °CHet symbool licht op en de
temperatuur wordt aangege-
ven.In orde. U kunt gaan rijden.
118–140 °C
Het symbool en de tempera-
tuursaanduiding knipperen.
Het waarschuwingslampje licht
op.
Stop de motorfiets en laat de motor
stationair draaien tot de koelvloei-
stoftemperatuur daalt.
Als de temperatuur niet daalt, zet u
de motor af. (Volg verder de aanwij-
zingen onder “Oververhitte motor” in
het storingsoverzicht op blz. 6-45.)
141 °C–Het symbool en de aanduiding
“HI” knipperen.
Het waarschuwingslampje licht
op.Stop de motor en laat hem afkoelen.
(Volg verder de aanwijzingen onder
“Oververhitte motor” in het storings-
overzicht op blz. 6-45.)
˚C˚C˚C˚C
U5MTD1.book Page 4 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM
Page 20 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU04254
Snelheidsmeterunit De snelheidsmeterunit is voorzien van het
volgende:
een digitale snelheidsmeter (die de
actuele rijsnelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand aangeeft)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
een klok
OPMERKING:_
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat je de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om de
snelheidsmeterweergave te wisselen
tussen kilometers en mijlen, moeten
de “SELECT”-toets en de “RESET”-
toets beide gedurende minstens twee
seconden worden ingedrukt.
_Kilometerteller- en ritteller-mode
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen kilometerteller-mode,
“ODO”- en ritteller-mode “TRIP 1” en
“TRIP 2”.
ODO
→ TRIP 1
→ TRIP 2
→ ODOAls het controlelampje brandstofniveau
aangaat (zie pagina 3-2), wisselt de kilome-
terteller weergave automatisch naar brand-
stofreserve ritteller “TRIP F”-weergave en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door in-
drukken van de “SELECT”-toets gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittellers
en kilometerteller, volgens onderstaande
volgorde:
TRIP F
→ TRIP 1
→ TRIP 2
→ ODO
→
TRIP F
Om de ritteller terug te stellen selecteert u
deze eerst door de “SELECT”- toets in te
drukken, waarna de “RESET”-toets min-
stens 1 seconde ingedrukt wordt gehou-
den. Wanneer u de brandstofreserve
ritteller niet zelf met de hand op nul terug-
stelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km is gereden en
verschijnt de vorige weergavemode weer.
Klokweergave
Om de weergave te wijzigen naar klokmode
drukt u de “SELECT”-toets minstens een
seconde lang in.
Om terug te gaan naar de voorgaande
weergave drukt u op “SELECT”-toets.
1. Snelheidsmeter
2. Klok/kilometerteller
3.“RESET”-toets
4.“SELECT”-toetsU5MTD1.book Page 5 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM
Page 21 of 116
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Om de klok op tijd te zetten:
1. Houd de “SELECT”- en “RESET”-toet-
sen tegelijkertijd minstens twee se-
conden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, druk dan op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
DAU00101
Toerenteller Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
DC000003
LET OP:_ Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller aanwijst in de rode zone.
Rode zone: 15.500 tpm en hoger _ 1. Toerenteller
2. Rode toerentellerzone
U5MTD1.book Page 6 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM
Page 22 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU03729
Zelfdiagnosesysteem Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor de volgende elektrische cir-
cuits:
gasklepsensor
rijsnelheidssensor
Als een van deze circuits defect is, zal de
toerenteller bij herhaling de volgende fout-
code weergeven:
CB-11D
Gebruik het schema hierna om het defecte
elektrisch circuit te identificeren.CB-28DAls de toerenteller een dergelijke foutcode
weergeeft, noteer dan de circuitnumme-
raanduiding aangegeven in r/min en vraag
een Yamaha dealer de motor te controle-
ren.
DC000004
LET OP:_ Wanneer de toerenteller een foutcode
aangeeft, moet de motorfiets zo spoedig
mogelijk worden gecontroleerd om mo-
torschade te voorkomen. _
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie) Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel anti-
diefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere infor-
matie.
3 sekonden
lang: 0 tpm
2,5 sekonde
lang: het ken-
merkende dia-
gnose-toerental
voor het defekte
circuit (zie het
onderstaande
schema)
3 sekonden
lang: het
feitelijke
toerental
Diagnose-
toerental
Defect circuit
3.000 tpm
Gasklepsensor
4.000 tpm
Rijsnelheidssensor
U5MTD1.book Page 7 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM
Page 23 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00120
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU03888
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor groot-
licht en op “” voor dimlicht.
DAU03889
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om af-
slaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar “” om afslaan naar
links aan te geven. Na loslaten keert de
schakelaar terug naar de middenstand. Om
de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt
de schakelaar ingedrukt nadat hij is terug-
gekeerd in de middenstand.
DAU00129
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU03890
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU03955
Lichtschakelaar “//”
Zet deze schakelaar in de stand “”
om de parkeerlichten, de instrumentenver-
lichting en de achterlichten in te schakelen.
Zet de schakelaar in de stand “” om ook
de koplamp in te schakelen. Zet deze scha-
kelaar in de stand “” om alle verlichting
uit te schakelen.
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Lichtschakelaar “//”
3. Startknop “”
U5MTD1.book Page 8 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM
Page 24 of 116

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
DAU00143
Startknop “”
Druk deze knop in om de motor door middel
van de startmotor te starten.
DC000005
LET OP:_ Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start. _
DAU00152
Koppelingshendel De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-24 voor uit-
leg over het startspersysteem.)
DAU00157
Schakelpedaal Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Lichtschakelaar “//”
3. Startknop “”
1. Koppelingshendel
1. Schakelpedaal
U5MTD1.book Page 9 Tuesday, July 31, 2001 10:20 AM