UW 406 IN DETAIL
110
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleut-
el. Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen. De radiografische afstandsbediening is een krachtig systeem.
Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per onge- luk ontgrendeld worden. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Schakel nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat,
zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto.De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet opnieuw worden geprogrammeerd. Let bij het aanschaffen van een tweedehands auto erop dat: – u in het bezit bent van de codekaart;
– uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.
SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren en het dashboardka-stje vergrendeld of ontgrendeldworden, kan de passagiersairbagworden uitgeschakeld en wordt hetcontactslot bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnende portieren en de achterklep gelijk-tijdig vergrendeld of ontgrendeld
worden. Als één van de voor– ofachterportieren geopend is, werkt decentrale vergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd. Afstandsbediening
VergrendelenDruk op de knop Aom de auto te
vergrendelen.
UW 406 IN DETAIL
108
Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden branden van de richtinga-anwijzers. OntgrendelenDruk op de knop Bom de auto te
ontgrendelen.Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking : druk de knop van de
afstandsbediening niet buiten het bereik van de auto in. Hierdoor kanhet systeem buiten werking raken. Indat geval moet de afstandsbedieningopnieuw geprogrammeerd worden. ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblokke-ring, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem klinkt een geluidssignaal en verschi-jnt een melding op het multifunctio-
nele display. LET OP:
uw auto is dan niet meer
beveiligd.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats:
druk op de knop A, de plafonniers
gaan branden en de knipperli- chten knipperen gedurendeenkele seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in hetcontact steekt, klinkt er een geluids-signaal.
UW 406 IN DETAIL
109
Batterij van afstandsbediening vervangen Als de batterij leeg is, verschijnt in combinatie met een geluidssignaaleen melding op het multifunctionele
display. Wip het huis met een muntstuk bij het oog los om bij de batterij tekomen (CR 2016/3 V). Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt,moet deze opnieuw geprogrammeerdworden.Codekaart Op deze kaart staat de identificatie-
code die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veili- ge plaats buiten de auto.Herprogrammeren van de afstandsbediening
Zet het contact uit.
Zet het contact weer aan.
Druk meteen op de knop A.
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot. Deafstandsbediening werkt nuweer
.
SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de voorportieren en het dashboardka-stje vergrendeld of ontgrendeldworden, kan de passagiersairbagworden uitgeschakeld en wordt hetcontactslot bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnende portieren en de achterklep gelijk-tijdig vergrendeld of ontgrendeld
worden. Als één van de voor– ofachterportieren geopend is, werkt decentrale vergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd. Afstandsbediening
VergrendelenDruk op de knop Aom de auto te
vergrendelen.
UW 406 IN DETAIL
108
Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden branden van de richtinga-anwijzers. OntgrendelenDruk op de knop Bom de auto te
ontgrendelen.Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking : druk de knop van de
afstandsbediening niet buiten het bereik van de auto in. Hierdoor kanhet systeem buiten werking raken. Indat geval moet de afstandsbedieningopnieuw geprogrammeerd worden. ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblokke-ring, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem klinkt een geluidssignaal en verschi-jnt een melding op het multifunctio-
nele display. LET OP:
uw auto is dan niet meer
beveiligd.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats:
druk op de knop A, de plafonniers
gaan branden en de knipperli- chten knipperen gedurendeenkele seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in hetcontact steekt, klinkt er een geluids-signaal.
AUTOMATISCH INSCHAKE-
LEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld als delichtsterkte van de omgevingonvoldoende is en als de ruitenwis-sers aanhoudend wissen. De verli-chting wordt uitgeschakeld als delichtsterkte van de omgeving weervoldoende is of het wissen isgestopt. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In– of uitschakelen van de functie: zet de sleutel in de stand acces- soires (1e stand van de sleutel) ofzet het contact aan,
houd het uiteinde van de licht-schakelaar 2 seconden inge-drukt.
Opmerking: Bij mist kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen. Deverlichting zal dan ook niet automati-sch worden ingeschakeld.
Let op dat de lichtsensor, die zich met de regensensor achter de bin-nenspiegel op de voorruit bevindt,niet wordt afgedekt. Deze sensorregelt de automatische verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Verlichting
automatisch ingeschakeld" op het
multifunctionele display. Opmerking: de functie wordt tijdelijk
uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Uitschakelen Als de functie wordt uitgeschakeld klinkt een geluidssignaal. Als de functie tijdens het rijden wordt uitgeschakeld terwijl de lichtsterktevan de omgeving onvoldoende is,zal de verlichting blijven branden. Het is echter mogelijk de functie en de verlichting uit te schakelen door:
- de lichtschakelaar te bedienen.
- de motor af te zetten.
UW 406 IN DETAIL
125
Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door het knip-peren van het (groene) verklikker-lampje "dimlichten" op het instru-mentenpaneel.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren. Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat: zet de lichtschakelaar in de stand
AUTO ,
zet het contact in de stand acces-soires (1e stand van de sleutel),
houd het uiteinde van de licht-schakelaar langer dan tweeseconden ingedrukt,
zet de lichtschakelaar in de stand 0,
geef een "lichtsignaal",
verlaat en vergrendel de auto.
Ruitenwisser achter (break) Draai ring Ain de eerste
stand voor de intervalstand. Ruitensproeier achter (break) Draai ring Avoorbij de eerste
stand, de ruitensproeiers en de ruitenwissers werken gedu-rende een vastgestelde tijd.
RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers vóór2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
∀ Eén keer wissen (omlaag duwen).
Werking In de stand 1of 2wordt, als de auto
stopt, de wissnelheid lager en zodra weer wordt weggereden, wordt deoorspronkelijke wissnelheid weeraangenomen. Nadat het contact meer dan een minuut is afgezet met de ruite-nwisserschakelaar in de stand
AUTO, dient deze functie weergeactiveerd te worden. Zet hiervo-
or de schakelaar in een willekeurigestand en zet hem vervolgens in destand AUTO . Automatische ruitenwissers In de stand
AUTO, werkt de ruite-
nwisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aangepa- st aan de hoeveelheid neerslag. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie verschijnt het bericht "Automati-
sche ruitenwissers ingeschakeld"
op de multifunctionele display. In geval van een storing in de
stand AUTO , zullen de ruitenwissers
met een noodprogramma werken.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt om het systeem te laten contro-leren.
UW 406 IN DETAIL
126
Dek de regensensor, op de voorruit achter de bin-nenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een was- straat of controleer of de scha-kelaar niet in de stand voor auto-matisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inscha- kelen van het automatisch wissentot de voorruit ontdooid is.
Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de hendel naar u toe. De rui- tensproeiers treden in werking,waarna enige tijd de ruitenwissersworden ingeschakeld om de ruitschoon te wissen. De koplampsproeiers treden gelijk, gedurende twee seconden, met deruitensproeiers in werking indien de
dim-/grootlichten branden.
Actieradius In deze stand geeft de computer het aantal kilometers dat met de reste-rende hoeveelheid brandstof gere-den kan worden. Opmerking:dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, met alsgevolg een aanzienlijke verlagingvan het momenteel verbruik. Als de resterende hoeveelheid brandstof in de tank minder is dan
3 liter, branden er slechts 3 streepjes
op de display. Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik is de verhouding tussen de verbruiktebrandstof en het aantal afgelegdekilometers sinds de laatste nulstel-ling van de boordcomputer (weerga-ve maximaal 30 l/100 km).
Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste 2 seconden.Deze informatie verschijnt alleen alser met een snelheid van ongeveer20 km/h wordt gereden.
(Weergave maximaal 30 l/100 km). Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt ver- kregen door de sinds de laatste nul-stelling afgelegde afstand te delendoor de tijd dat de auto in gebruik is(contact aan).Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcompu- ter de afgelegde afstand sinds delaatste nulstelling aan. Na het op nul stellen van de boord- computer is de weergegeven actie-
radius pas na enige tijd betrouwbaar.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt wanneer er tijdens het rijdenhorizontale streepjes op de displayverschijnen, in plaats van cijfers.
UW 406 IN DETAIL
140
RIJDEN MET UW 406
150
Programma's Sport en Sneeuw Naast het auto-adaptieve program- ma heeft u de beschikking over tweespecifieke programma's. De geko-zen stand wordt in het instrumenten-paneel aangegeven. Programma Sport Druk op de toets Sals de auto is
gestart en de stand Dis
geselecteerd.
De versnellingsbak maakt automa- tisch een dynamische rijstijl mogelijk. Programma Sneeuw Dit programma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op eenondergrond met weinig grip. Druk op de toets ∀als de auto is
gestart en de stand Dis
geselecteerd.
De versnellingsbak past zich aan voor het rijden op gladde wegen. Opmerking: u kunt op elk moment
terugkeren naar het auto-adaptieve programma. Druk nogmaals op de toets Sof ∀
om het huidige programma uit te schakelen. Storing Iedere storing in het systeem wordt aangegeven door het afwisselendknipperen van de verklikkerlampjesSport en Sneeuw in het instrumen-tenpaneel. In dit geval werkt de ver-snellingsbak met een noodprogram-ma (blokkering in de derde versnel-ling). U kunt dan een hevige schokwaarnemen bij het selecteren van deachteruit (stand
R) vanuit de stand P
of de stand N(zonder gevaar voor
de versnellingsbak) Rijd niet harder dan 100 km/h (indien toegestaan). Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Achteruit
Trek om de achteruit in te schakelen de ring onder de pookknop omhoogen duw de pook naar links en vervol-gens naar voren. De achteruit kan alleen worden ingeschakeld als de auto stilstaaten de motor met stationair toeren-tal draait.