UW 206 CC IN DETAIL
73
Sluiten van het dak Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in stand M.
Druk op de knop 3tot het geluids-
signaal aangeeft dat het dak volle- dig is gesloten.
Tijdens het sluiten van het dak wordende portierruiten en de achterzijruitenautomatisch geopend, de hoeden-
plank wordt weggevouwen, het koffer-deksel wordt geopend, het dak wordtuitgevouwen en geplaatst, waarna het
kofferdeksel weer wordt gesloten. Vergrendel de twee haken 2.
Opmerking: na het openen of sluiten
van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden. Storing in het systeem: wanneer de beweging van het dak wordt onderbro-ken, klinkt een ononderbrokengeluidssignaal: laat de knop 3 los en druk deze
knop opnieuw in om het sluiten van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Als tijdens het rijden een ononderbro-ken geluidssignaal klinkt, betekent dit
dat het dak en/of het kofferdeksel nietzijn vergrendeld:
zet de auto stil en trek de handrem aan.
open en sluit het dak volledig; volg hierbij de instructies.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.Bedien het dak niet wan- neer een bagagerek op hetkofferdeksel bevestigd enbeladen is.
Let erop dat er zich, tijdens hetopenen of sluiten van het dak,geen personen in de buurt van hetbedieningsmechanisme bevinden;hiermee wordt risico op letselvoorkomen. Laat bij gevaar de bedieningsknop los; het dak stopt direct met bewe-gen. Laat knop 3 nooit langdurig los en zet het contact niet af als het daknog niet volledig gesloten of geo-pend is.
Bij een eventuele elektrische of hydraulische storing kan het dak metde hand gesloten worden.
Wanneer de zijruiten niet geheel meer kunnen worden geopend is hetautomatisch openen of sluiten vanhet dak onmogelijk; niettemin is hetmogelijk om het door middel van eenbijzondere procedure te sluiten. Raadpleeg de noodprocedures achterin dit boekje.
UW 206 CC IN DETAIL
75
* Volgens uitvoering
AUTOMATISCH INSCHAKELEN
VAN DE VERLICHTING* Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld als delichtsterkte van de omgeving onvol-doende is en als de ruitenwissers inwerking zijn. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weervoldoende is of het wissen is gestopt. Opmerking:
Bij mist kan de lichtsensor vol-
doende licht waarnemen en zullen de lich- ten niet automatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is dezefunctie ingeschakeld. In- of uitschakelenvan de functie:
- zet het contact in de stand acces-
soires (1e stand van de sleutel) of AAN,
- zet de lichtschakelaar in de stand 0,
- houd het uiteinde van de lichtscha- kelaar 2 seconden ingedrukt.
Opmerking: Als het buiten donker is,
blijft de verlichting nadat het contact isafgezet nog ongeveer 45 secondenbranden.
Let op: De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich in hetmidden van de voorruit, achter de bin-nenspiegel. Deze sensor regelt deautomatische verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en verschijnt demelding
"Automatische verlichting
aan" op het multifunctionele display.
Uitschakelen Het uitschakelen van de functie gaat zonder geluidssignaal of melding. Opmerking: de functie wordt tijdelijk uitge-
schakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (de ver-lichting gaat aan) De bestuurder wordtgewaarschuwd door een geluidssig-naal en de melding "Defect in auto-
matische verlichting" op het multi-
functionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
UW 206 CC IN DETAIL
77
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een was-straat of controleer of deschakelaar niet in de stand
voor automatisch wissen staat.
Wacht 's winters met het inschake-len van het automatisch wissen totde voorruit ontdooid is.
Automatische ruitenwissers* In de stand
AUTOwerkt de ruitenwis-
ser automatisch en wordt de snel-
heid van de wissers aan de hoe- veelheid neerslag aangepast .
Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de automa- tische ruitenwissers verschijnt de mel-ding "Automatisch wissen aan" op
het multifunctionele display. In het geval van een storing wordt
de bestuurder gewaarschuwd met een geluidssignaal en de melding "Sto-
ring automatische ruitenwissers"
op het multifunctionele display. In het geval van een storing werken
de ruitenwissers als de schakelaar in de stand AUTOstaat in de interval-
stand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.
* Volgens uitvoering.
UW 206 CC IN DETAIL
79
* Volgens uitvoering.
Actieradius In deze stand geeft de computer het aantal kilometers dat met de resteren-de hoeveelheid brandstof gereden kanworden. Opmerking:
dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, met alsgevolg een aanzienlijke verlagingvan het momenteel verbruik. Als de resterende hoeveelheid brandstof in de tank minder is dan
3 liter, branden er slechts
3 streepjes op de display.
Momenteel verbruik Dit is het verbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste 2 seconden.Deze informatie verschijnt alleen alser met een snelheid van ongeveer30 km/h wordt gereden.
(Weergave maximaal 30 l/100 km).
Gemiddeld verbruik Het gemiddelde verbruik is de verhouding tussen de verbruiktebrandstof en het aantal afgelegdekilometers sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer.
(Weergave maximaal 30 l/100 km).
Gemiddelde snelheid De gemiddelde snelheid wordt ver- kregen door de sinds de laatste nul-stelling afgelegde afstand te delendoor de tijd dat de auto in gebruik is(contact aan). Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcompu- ter de afgelegde afstand sinds delaatste nulstelling aan. Na het op nul stellen van de boord- computer is de weergegeven actiera-
dius pas na enige tijd betrouwbaar.
Raadpleeg een PEUGEOT-service- punt wanneer er tijdens het rijdenhorizontale streepjes op de displayverschijnen, in plaats van cijfers.
UW 206 CC IN DETAIL
86
Schakelprogramma's U kunt kiezen uit drie schakelprogram- ma's:
Ð Automatisch (normaal gebruik).
Ð Sport.
Ð Sneeuw.Door een druk op de toets Aof B
selecteert u respectievelijk het pro-
gramma Sport of Sneeuw. Het gese-lecteerde programma wordt op hetinstrumentenpaneel weergegeven.Druk nogmaals op de schakelaar omweer op het normale programma overte schakelen. Automatisch (normaal gebruik)Het inschakelen van de versnellingen geschiedt automatisch afhankelijk vandiverse parameters, zoals:
Ð de rijstijl,
Ð het profiel van de weg,
Ð de belading van de auto.De versnellingsbak kiest voortdurend uit de diverse in het geheugen opge-slagen programma's welke het meestgeschikt is voor de rijomstandigheden. Programma Sport Het programma Sport geeft automa- tisch voorrang aan een dynamischerijstijl. Programma Sneeuw Het programma Sneeuw biedt in stand D
een soepele rijstijl, aangepast aan
gladde wegen, om de aandrijving en destabiliteit te verbeteren. Er wordt vanuitde 2eversnelling weggereden en er
wordt iets eerder teruggeschakeld. Bijzonderheden
Ð Bij langdurig remmen schakelt de ver- snellingsbak automatisch terug om ster- ker op de motor af te remmen.
Ð Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingsbak nietnaar een hogere versnelling als uhet gaspedaal plotseling los laat
(b.v. als u schrikt voor een obstakel).
Ð Om de luchtverontreiniging te ver- minderen is er een speciaal pro-gramma voor deze versnellingsbak,waardoor de motor na een koudestart zo snel mogelijk de ideale tem-peratuur bereikt.
Kickdown Om kortstondig de maximale acceleratie te verkrijgen zonder de stand van de selec-tiehendel te wijzigen dient het gaspedaalvolledig te worden ingetrapt. De versnel-lingsbak schakelt automatisch terug ofhandhaaft de ingeschakelde versnellingtotdat de motor het maximum toerentalbereikt.Elke storing in het systeem wordt op het instrumentenpa-neel aangegeven door hetafwisselend knipperen van
de verklikkerlampjes Sport en Sneeuwop het instrumentenpaneel. In ditgeval werkt de versnellingsbak meteen noodprogramma. U kunt dan eenhevige schok waarnemen bij hetselecteren vanuit stand Pnaar Rof
vanuit stand Nnaar R(zonder gevaar
voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt. Als de motor stationair draait met een ingeschakelde versnelling, kruipt deauto zonder dat gas wordt gegeven. Geef geen gas bij het selecteren van een versnelling als de auto stilstaat. Houd de voet op het rempedaal bij het selecteren van een versnelling bij stil-staande auto. Geef geen gas als er geremd wordt bij een ingeschakelde versnelling.
Trek de handrem aan en selecteer stand P , indien er werkzaamheden moeten wor-
den uitgevoerd bij draaiende motor. Gebruik geen kickdown op een glad wegdek. Zet de selectiehendel nooit in stand N
als de auto rijdt.Zet de selectiehendel nooit in stand P
of Rals de auto niet volledig stilstaat.
Laat geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait.
UW 206 CC IN DETAIL
88
AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het mid- den van het stuurwiel en voor de passa-gier in het dashboard aangebracht. Zeworden tegelijkertijd geactiveerd (behal-ve als de airbag aan passagierszijde isuitgeschakeld). Storing airbag voor Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en demelding "Storing Airbag" op het multi-
functionele display, raadpleeg dan een
PEUGEOT-servicepunt om het systeemte laten controleren.
AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzit-tenden bij ernstige aanrijdingen: zevormen een aanvulling op de werkingvan de veiligheidsgordels met span-krachtbegrenzers. De elektronische schoksensors registre- ren een plotselinge vertraging van de auto:als de drempelwaarde voor het in werkingtreden wordt overschreden, worden de air-bags onmiddellijk opgeblazen en bescher-men de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch heteventueel verlaten van de auto doorde inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de vei-ligheidsgordels zorgen voor eenafdoende bescherming; de kracht vande aanrijding is afhankelijk van hetsoort obstakel en de snelheid van deauto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking:
Het uit het kussen onts-
nappende gas kan enigszins irriteren. Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Als uw auto is voorzien van een air- bag aan passagierszijde, moet dezealtijd uitgeschakeld worden als u eenkinderzitje met de rugleuning in de rij-richting op de voorstoel plaatst.
Neem de sleutel uit het contact, steek deze in schakelaar 1, draai deze in de
stand "OFF" en verwijder de sleutel
zonder de stand van de schakelaar teveranderen.
Het verklikkerlampje op het in-strumentenpaneel brandtzolang de airbag is uitgescha-keld.
* Volgens uitvoering.
UW 206 CC IN DETAIL
89
In de stand "OFF"werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Zet de schakelaar weer op "ON"
zodra het kinderzitje van de voorstoel wordt verwijderd zodat de airbag weeris ingeschakeld. Controle van werking Het goed functioneren van het sys- teem wordt aangegeven door eenverklikkerlampje op het instrumenten-paneel in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het
functionele display. Als dit lampje bij aangezet contact (2e stand) gaat branden in combinatie meteen geluidssignaal en de melding"Airbag passagierszijde uitgescha-keld" op het multifunctionele display,
betekent dit dat de airbag aan passa-gierszijde is uitgeschakeld (stand"OFF" ).Zij-airbags* Deze zijn aan de zijde van de portie- ren in de rugleuningen van de voor-stoelen aangebracht. Ze worden onafhankelijk van elkaar geactiveerd bij aanrijdingen van opzijwaarbij een kans bestaat op ernstigletsel aan buik, borst of hoofd. Controle van werking Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door een verklikkerlampje in het instrumenten-paneel. Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact gedurende 6 seconden branden. Als het verklikkerlampje:
Ð niet brandt na het aanzetten van het contact of,
Ð niet uitgaat na 6 seconden of,
Ð gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt,
dient u uw PEUGEOT-servicepunt te raadplegen.
* Volgens uitvoering
UW 206 CC IN DETAIL
90
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
¥ Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
¥ Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
¥ Zorg dat er zich geen obstakels (bijvoorbeeld accessoires of huisdieren) bevinden tussen de airbag en de inzittenden. Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
¥ Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.
¥ Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
¥ De systemen zijn ontworpen om 10 jaar volledig operationeel te zijn. Laat ze daarna door een PEUGEOT-servicepunt ver- vangen.
Airbags voor
¥ Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
¥ Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
¥ Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags*
¥ Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver- wondingen aan armen of middel.
¥ Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
¥ Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT- servicepunt.
* Volgens uitvoering.