CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
30
Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk),
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller).Opmerking:de totale kilometerstand en de dagteller worden gedurende dertig
seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurders- portier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden hetmotorolieniveau.
Maximum
Controleer het olieniveau met de peilstok. Te veel
olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaadblijkt dat het oliepeil te hoog is, neem dan zo
spoedig mogelijk contact op met een PEUGEOT-servicepunt. Minimum. Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. De aanwijzing is alleen betrouwbaar als de autoop een vlakke, horizontale ondergrond staat en demotor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid. Defecte motorolieniveaumeter Als de 6 blokjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Temperatuurmeter motorolie Bij een draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motor-olie aan:
Ð wijzer in zone
C, de olietemperatuur
is in orde,
Ð wijzer in zone D, de olietemperatuur is
te hoog. Verminder uw snelheid om de olietemperatuur te laten dalen.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
30
Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk),
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller).Opmerking:de totale kilometerstand en de dagteller worden gedurende dertig
seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurders- portier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden hetmotorolieniveau.
Maximum
Controleer het olieniveau met de peilstok. Te veel
olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaadblijkt dat het oliepeil te hoog is, neem dan zo
spoedig mogelijk contact op met een PEUGEOT-servicepunt. Minimum. Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. De aanwijzing is alleen betrouwbaar als de autoop een vlakke, horizontale ondergrond staat en demotor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid. Defecte motorolieniveaumeter Als de 6 blokjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Temperatuurmeter motorolie Bij een draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motor-olie aan:
Ð wijzer in zone
C, de olietemperatuur
is in orde,
Ð wijzer in zone D, de olietemperatuur is
te hoog. Verminder uw snelheid om de olietemperatuur te laten dalen.
UW 206 CC IN DETAIL
59
3. Regeling luchtverdelingLuchtstroom naar de voorruit en de zijruiten (ontwasemen -ontdooien).
Ga voor het snel ontwasemen van devoorruit en de zijruiten als volgt tewerk:
Ð stel de temperatuur en de luchtop- brengst in op maximaal,
Ð sluit de middelste ventilatieroosters.
Ð zet de knop luchttoevoer naar links, in de stand toevoer van buitenlucht,
Ð zet de airconditioning aan.
Luchtstroom naar de voorruit, zijruiten en de beenruimtevan de inzittenden. Luchtstroom naar de been- ruimte van de inzittenden.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen koud klimaat. Luchtstroom naar de middel-ste en de linker en rechterventilatieroosters.
Deze instelling wordt aanbevolen bijeen warm klimaat. 5. Regeling luchttoevoer
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Luchtrecirculatie.
Deze stand dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlast afte sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl deairco is ingeschakeld, wordt de capaciteitvan de airco en de verwarming vergroot.
Als deze stand wordt gebruikt zonderde airconditioning, bestaat het risicodat de ruiten beslaan. Zet de knop, zodra de omstandighe- den dit toelaten, weer in de stand toe-voer buitenlucht. Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om hetsysteem in perfecte staat te houden. Gebruik het systeem niet als deze niet koelt en laat het systeem dan door uw
PEUGEOT-servicepunt controleren.
4. Luchtopbrengstregeling
Draai de knop in 1van de 4
standen om de gewenste luchtopbrengst te bereiken.
* Volgens uitvoering.
6. Achterruitverwarming
Druk de schakelaar bij draai- ende motor in om de achter-ruitverwarming en de verwar-ming van de buitenspiegels*
in te schakelen. Deze gaat na ongeveer 12 minuten automatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuwgedurende 12 minuten in te schake-len. Druk de toets nogmaals in om de ach- terruitverwarming eerder uit te scha-kelen. Opmerking: deze functie werkt niet
wanneer het dak in de bagageruimte is opgeborgen.
UW 206 CC IN DETAIL
64
Isofix-bevestigingen De Isofix-bevestigingen zijn beschik-
baar voor de passagiersstoel v——r.Deze maken het mogelijk een spe-
ciaal Isofix-kinderzitje , dat verkrijg-
baar is bij de PEUGEOT-servicepun-ten, te plaatsen. De sloten van het kinderzitje worden verankerd aan de speciale Isofixbevestigingspunten en zorgen zo vooreen veilige, degelijke en snelle monta-ge van het zitje. Voorin
moet voor kinderen van min-
der dan 13 kg het kinderzitje tegen derijrichting in worden geplaatst met de
stoel geheel naar voren geschoven ,
zodat de rugleuning van het kinderzit-je tegen of zo dicht mogelijk tegen hetdashboard aan is geplaatst. Dezestand zorgt ervoor dat het kinderzitjebij een aanrijding zo min mogelijkwordt verplaatst. Eventueel kan het kinderzitje in de rij- richting worden geplaatst als er alandere kinderen op de achterbank zit-ten. Bevestig het kinderzitje met deIsofix-bevestigingen, de gordelbe-schermer en de veiligheidsgordel enzet de passagiersstoel minimaal in demiddelste stand. Het is in beide gevallen verplicht de airbag aan passagierszijde uit teschakelen. Een speciaal, goedgekeurd kinderzitje
is het KIDDY Isofix kinderzitje. Dit kanmet de rug in de rijrichting wordengeplaatst bij kinderen tot 13 kg en metde rug tegen de rijrichting in bij kinde-ren van 9 tot 18 kg. Dit kinderzitje kan ook worden beves- tigd op zitplaatsen die niet zijn voor-zien van Isofix-bevestigingen. Het is indat geval verplicht de normale drie-punts veiligheidsgordels te gebruiken.
Volg bij het plaatsen van het kinder- zitje de gebruiksaanwijzing van defabrikant.
UW 206 CC IN DETAIL
67
Veiligheidsgordels De veiligheidsgordels omdoen
Trek de riem om u heen en steek de gesp in de gordelsluiting.Veiligheidsgordels v——r met pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers Dankzij de toepassing van veiligheids- gordels met gordelspanners en gor-delkrachtbegrenzers is de veiligheidvan de voorste inzittenden bij frontaleaanrijdingen nog verder verbeterd. Degordelspanners dienen om, afhanke-lijk van de kracht van de aanrijding, deveiligheidsgordels stevig tegen delichamen van de inzittenden te trek-ken. De veiligheidsgordels met gordelspan- ners werken alleen als het contact isaangezet. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen hetlichaam van de inzittende getrokkenwordt.
Veiligheidsgordels achter De zitplaatsen achter zijn voorzien van twee driepuntsgordels met oprolauto-maat.
De gordel heeft het mees- te effect als deze strak omhet lichaam gedragenwordt.
De gordelspanners kunnen,afhankelijk van de aard en dekracht van de aanrijding, v——r enonafhankelijk van de airbagsafgaan. Het verklikkerlampje van de airbag in het instrumentenpaneel gaat bijhet afgaan van de gordelspannersbranden. Laat het systeem na een aanrij- ding controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Het systeem is ontworpen om 10 jaar volledig operationeel tezijn. Laat het daarna vervangen.
UW 206 CC IN DETAIL
69
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode isals streepjescode aangege-ven op het label bij de sleutel .
Een PEUGEOT-servicepunt
kan bij verlies snel voor nieuwe sleutelszorgen.De radiografische afstandsbediening iseen systeem met een groot bereik.Het is raadzaam om niet met de knopvan de afstandsbediening te spelen omte voorkomen dat de portieren per onge-luk ontgrendeld worden.De afstandsbediening kan niet functione-ren als de sleutel in het contactslot zit,zelfs als het contact uitstaat, behalve voorhet herprogrammeren. Neem uit vei-ligheidsoverwegingen (kinderen in deauto) de sleutel met afstandsbedieningmee als u de auto verlaat, zelfs al is dit
voor korte duur.Druk nooit op de knoppen van uwafstandsbediening buiten het bereik vanuw auto. De afstandsbediening kan danonbruikbaar worden en moet in dat gevalopnieuw worden geprogrammeerd. Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT-servi- cepunt in het elektronische geheugenworden opgeslagen, zodat u er zekervan kunt zijn dat de in uw bezit zijndesleutels de enige zijn waarmee de autokan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de elek-tronische startblokkering.
Codekaart Op deze kaart staat de identificatieco-
de die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto.
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem en voor-komt zo het starten van de motor bijeen inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt.Bij het aanzetten van het contact moetde code van de sleutel worden her-kend door de startblokkering, waarnade motor gestart kan worden. Bij een storing in het systeem klinkt
een geluidssignaal en verschijnt een melding op het multifunctionele dis-play*. LET OP: uw auto is dan niet meer
beveiligd.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens uitvoering.
UW 206 CC IN DETAIL
69
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode isals streepjescode aangege-ven op het label bij de sleutel .
Een PEUGEOT-servicepunt
kan bij verlies snel voor nieuwe sleutelszorgen.De radiografische afstandsbediening iseen systeem met een groot bereik.Het is raadzaam om niet met de knopvan de afstandsbediening te spelen omte voorkomen dat de portieren per onge-luk ontgrendeld worden.De afstandsbediening kan niet functione-ren als de sleutel in het contactslot zit,zelfs als het contact uitstaat, behalve voorhet herprogrammeren. Neem uit vei-ligheidsoverwegingen (kinderen in deauto) de sleutel met afstandsbedieningmee als u de auto verlaat, zelfs al is dit
voor korte duur.Druk nooit op de knoppen van uwafstandsbediening buiten het bereik vanuw auto. De afstandsbediening kan danonbruikbaar worden en moet in dat gevalopnieuw worden geprogrammeerd. Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT-servi- cepunt in het elektronische geheugenworden opgeslagen, zodat u er zekervan kunt zijn dat de in uw bezit zijndesleutels de enige zijn waarmee de autokan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de elek-tronische startblokkering.
Codekaart Op deze kaart staat de identificatieco-
de die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto.
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem en voor-komt zo het starten van de motor bijeen inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt.Bij het aanzetten van het contact moetde code van de sleutel worden her-kend door de startblokkering, waarnade motor gestart kan worden. Bij een storing in het systeem klinkt
een geluidssignaal en verschijnt een melding op het multifunctionele dis-play*. LET OP: uw auto is dan niet meer
beveiligd.Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens uitvoering.
UW 206 CC IN DETAIL
72
ELEKTRISCH BEDIENBAAR DAK Openen van het dak Controleer of het afdekscherm 1is
vastgemaakt (er mogen geen voorwerpen op geplaatst zijn;eventuele bagage mag hetafdekscherm niet omhoogdrukken).
Controleer of er geen voorwerpenop de hoedenplank geplaatst zijn.
Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in stand M.
Ontgrendel de twee haken
2 volledig ; deze handeling wordt
bevestigd door een geluidssignaal.
Trek aan knop 3tot het
geluidssignaal aangeeft dat het dakvolledig is geopend.
Tijdens het bedienen van het dak wor- den eerst de portierruiten en vervol-gens de achterzijruiten automatisch
geopend, het kofferdeksel wordt ge-opend en het dak wordt opgevouwenen opgeborgen in de bagageruimte,
waarna het kofferdeksel sluit en dehoedenplank wordt geplaatst. Opmerking: na het openen of sluiten
van het dak kunnen de ruiten weer bediend worden.Storing in het systeem: wanneer de
beweging van het dak wordt onderbro- ken, klinkt een ononderbroken geluids-signaal: laat de knop 3los en trek opnieuw
aan deze knop om het openen van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt, hetsysteem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Het is raadzaam na regen of na het wassen van uw auto te wachtenmet het openen van het dak tot hetopgedroogd is.