Obstakels die niet door de sensoren
worden waargenomen
De volgende obstakels worden mogelijk
niet door de sensoren gesignaleerd.
• Objecten zoals mensen, doeken en
sneeuw die geluidsgolven slecht
reflecteren. (Met name mensen die
bepaalde soorten kleding dragen
worden mogelijk niet gesignaleerd.)
• Objecten die niet loodrecht op de
grond staan, objecten die niet in een
rechte hoek ten opzichte van de
rijrichting van de auto staan,
ongelijkmatige of golvende objecten
• Lage objecten
• Dunne objecten zoals draden, hekken,
touwen en palen van verkeersborden
• Objecten die zich extreem dicht bij de
bumper bevinden
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 309
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 310
In het onwaarschijnlijke geval dat de
Parking Support Brake-functie per
ongeluk in werking treedt op een
kruispunt e.d.
Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat
de Parking Support Brake-functie per
ongeluk in werking treedt op een
kruispunt e.d., wordt de remregeling na
ongeveer 2 seconden uitgeschakeld,
zodat u verder kunt rijden en de plek
kunt verlaten. Bovendien wordt de
remregeling ook uitgeschakeld als het
rempedaal wordt ingetrapt. Wanneer u
het gaspedaal weer intrapt, kunt u weer
verder rijden en de plek verlaten.Bij het verwijderen en plaatsen van de
12V-accu
Het systeem moet worden
geïnitialiseerd. Het systeem kan worden
geïnitialiseerd door gedurende ten
minste 5 seconden recht vooruit te
rijden met een snelheid van ongeveer
35 km/h of hoger.
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF knippert
• Er zit mogelijk ijs, sneeuw, vuil, o.i.d.
op de sensor. Als dit gebeurt,
verwijder dan het ijs, de sneeuw, het
vuil, e.d. van de sensor om te zorgen
dat het systeem weer normaal werkt.
Ook wordt er bij lage temperaturen
mogelijk een waarschuwingsmelding
weergegeven doordat zich ijs vormt
op de sensor en de sensor daardoor
mogelijk geen obstakels signaleert.
Zodra het ijs smelt, zal het systeem
weer normaal werken.
• Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als deze
melding ook na het verwijderen van
het vuil van de sensor wordt
weergegeven of wordt weergegeven
wanneer de sensor helemaal niet vuil
was.
Wanneer “PKSB Malfunction Visit Your
Dealer” (storing in de PKSB, ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven,
het controlelampje PKSB OFF knippert
en de zoemer klinkt
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
318
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het
systeem. Wanneer u uitsluitend op het
systeem vertrouwt, kan dat resulteren
in een ongeval.
• Voor veilig rijden is alleen de
bestuurder verantwoordelijk. Let
goed op de omgeving om te zorgen
dat u veilig rijdt. De Parking Support
Brake-functie kan helpen om de
ernst van een aanrijding te
verminderen. Afhankelijk van de
situatie werkt het systeem mogelijk
niet.
• De Parking Support Brake-functie is
niet ontworpen om de auto volledig
tot stilstand te brengen. Bovendien,
zelfs wanneer de Parking Support
Brake-functie de auto tot stilstand
kan brengen, wordt de remregeling
na ongeveer 2 seconden
uitgeschakeld. Trap dus direct het
rempedaal in.
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
WAARSCHUWING!
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Als er sneeuwkettingen, een compact
reservewiel of een
bandenreparatieset worden
toegepast
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 311
Omgaan met de wielophanging
Breng geen wijzigingen aan de
wielophanging aan, aangezien
veranderingen in de wagenhoogte of
de hellingshoek van de auto ervoor
kunnen zorgen dat de sensoren
obstakels niet juist signaleren, het
systeem niet werkt of het systeem
onnodig werkt.
Als de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) onnodig
wordt geactiveerd, bijvoorbeeld op
een spoorwegovergang
→Blz. 318
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 312
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
319
5
Rijden
OPMERKING
Storingen aan de sensoren voorkomen
• Wanneer het gebied rondom de
sensor wordt blootgesteld aan een
krachtige schok, werkt de apparatuur
mogelijk niet goed meer als gevolg
van een storing in de sensor. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Spuit bij het wassen van de auto met
een hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op de sensoren. De
sensoren werken mogelijk niet goed
als gevolg van blootstelling aan een
sterke waterdruk.
• Richt bij het wassen van de auto met
stoom de stoom niet rechtstreeks op
de sensoren. De sensoren werken
mogelijk niet goed als gevolg van
blootstelling aan stoom.
5.5.11 S-IPA (Simple Intelligent
Parking Assist-systeem)*
*: Indien aanwezig
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem
Overzicht van functies
Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem bedient automatisch het
stuurwiel voor ondersteuning bij het
achteruitrijden in een gebied naast een
beoogde parkeerplaats en bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparkeren.
(Het wijzigen van de stand van de
selectiehendel en het aanpassen van de
snelheid bij het voor- of achteruitrijden
worden niet automatisch uitgevoerd.)
• Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem parkeert de auto niet
automatisch. Het is een systeem dat
ondersteuning biedt bij het wegrijden
uit de parkeerplaats na het haaks
inparkeren of fileparkeren.•
Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem biedt ondersteuning bij
de bediening van het stuurwiel om de
auto in de richting van de gewenste
parkeerplaats te begeleiden. De
gewenste parkeerplaats kan mogelijk
niet altijd worden bereikt, afhankelijk
van de weg- en
voertuigomstandigheden op het
moment dat u wilt parkeren en de
afstand tot de gewenste parkeerplaats.
Koppelen aan de Parking Support
Brake-functie
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, wordt er een
noodstop uitgevoerd, ongeacht of de
Parking Support Brake-functie is in- of
uitgeschakeld. (→Blz. 321)
WAARSCHUWING!
• Controleer bij het achteruit- of
vooruitrijden of het gebied achter,
voor en rondom de auto veilig is en
rijd langzaam achteruit of vooruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
• Als de kans bestaat dat de auto een
voetganger, een andere auto of een
ander obstakel zal raken, breng de
auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk op
de S-IPA-schakelaar (→blz. 322) om
het systeem uit te schakelen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
320
1Indicator mate van assistentie
Geeft een statusbalk weer waarop
wordt aangegeven hoe ver de auto is
verwijderd van zijn stoppositie/wat
de positie is waarbij de
ondersteuningsregeling eindigt.
2Stopweergave
Trap wanneer dit brandt het
rempedaal in en breng de auto direct
tot stilstand.
3Weergave bediening
Geeft de bedrijfsconditie van het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem weer.
4Adviesweergave
Volg de op het display getoonde
aanwijzingen op en voer de
aangegeven handelingen uit. In de
afbeelding wordt als voorbeeld een
display getoond waarop staat
aangegeven dat het rempedaal moet
worden ingetrapt om de rijsnelheid te
regelen en dat u moet controleren of
de omgeving veilig is.
5Icoon S-IPA-schakelaar
Wordt weergegeven wanneer de
ondersteuningsmodus kan worden
gewijzigd en het systeem kan worden
uit- of ingeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.
6Weergave automatische bediening
van het stuurwiel
Geeft weer wanneer het stuurwiel
automatisch wordt bediend.
7Weergave Toyota Parking
Assist-sensor/weergave portierpositie
(open/dicht)
→Blz. 305
Controlelampje S-IPA in het
instrumentenpaneel (→blz. 143)
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het stuurwiel automatisch wordt bediend
door het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem. Nadat de regeling wordt
beëindigd, knippert het controlelampje
korte tijd en dooft het vervolgens.Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en de Toyota
Parking Assist-sensor een obstakel
signaleert, verschijnt automatisch een
pop-updisplay van de Toyota Parking
Assist-sensor op het begeleidingsscherm
(→blz. 305), ongeacht of de Toyota
Parking Assist-sensor is in- of
uitgeschakeld. (→Blz. 305)
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus
De ondersteuningsmodus wordt in de
volgende gevallen geannuleerd of gestopt.
De ondersteuningsregeling wordt
geannuleerd wanneer
• De functie voor het behoud van de
temperatuur van het systeem in
werking is
• Er een systeemstoring is
• Het systeem heeft bepaald dat de
omgeving van de parkeerplaats niet
geschikt is voor verdere
ondersteuning
Pak wanneer de ondersteuningsregeling
wordt geannuleerd het stuurwiel stevig
vast, trap het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Begin nogmaals vanaf het begin,
aangezien het systeem al geannuleerd
is. Wanneer u verdergaat met handmatig
parkeren, bedien dan het stuurwiel zoals
u dat normaal ook zou doen.
De ondersteuningsregeling wordt
gestopt wanneer
• Het stuurwiel wordt bediend
•
De rijsnelheid wordt tijdens de onder-
steuningsregeling hoger dan 7 km/h
• De Parking Support Brake-functie is in
werking
Wanneer de ondersteuningsregeling
wordt gestopt, kan deze weer worden
hervat door de aanwijzingen op het
scherm te volgen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
323
5
Rijden
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)........276
LTA (Lane Tracing Assist)......257
Meldingen multi-
informatiedisplay...........336
Naast andere auto's parkeren
(modus automatisch achteruit
inparkeren)..............332
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)........277
Ondersteunde soorten
verkeersborden............268
Ondersteunende systemen.....344
Ondersteunend systeem......239
Overzicht van de Blind Spot
Monitor.................285
Overzicht van de functie......267
Overzicht van functies. . . .257 , 271
Parking Support Brake-functie* . .313
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) .250
Rijden in de afstandsregelmodus .274
Rijmodi.................282
Rijmodusselectieschakelaar. . . .282
RSA (Road Sign Assist).......267
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus........277
Sensoren................240
Signaleerbare objecten.......250
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem............320
S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)*...........320
Snelheidsbegrenzer.........283
Soorten sensoren.......304 , 314
Systeemfuncties...........250
Systeemonderdelen.........272
Tabel met ondersteuningsmodi en
functies van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem.......321
Toyota Parking Assist-sensor* . . .304
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........305
Toyota Safety Sense.........239
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer.........283
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling...........277
Uitschakelen van het TRC-
systeem................345
Voorbeelden van de werking
van het systeem...........313Voorzorgsmaatregelen tijdens het
gebruik.................340
Waarschuwingsfunctie.......270
Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............317
Weergave op het hoofdscherm of het
multi-informatiedisplay......
.267
Weergave op het
instrumentenpaneel.........263
WeergaveRCTA-icoon........301
Weergave sensorsignalering,
afstand tot obstakel.........306
Wegrijden van een parkeerplaats
na het fileparkeren
(modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten)........328
Werking................315
Werkingsvoorwaarden.......316
Wijzigen van de ingestelde
snelheid.............275 , 283
Wijzigen van de
ondersteuningsmodus........322
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)........276
Wijzigen van instellingen van de Blind
Spot Monitor-functie en de Rear
Crossing Traffic Alert-functie. . . .286
Wijzigen van instellingen van de
Parking Support Brake-functie. . .314
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem.....252
Zoemer.................307
Gebruik van de opbergmogelijkheden
Bagageafdekking...........368
Bekerhouders.............365
Consolevak..............365
Dashboardkastje...........365
Extra opbergvakken......366 , 367
Fleshouders/portiervakken.....365
Opbergvak voor gevarendriehoek .368
Opbergzakken rugleuning.....366
Overzicht van
opbergmogelijkheden........364
Tashaken................368
Voorzieningen in de
bagageruimte.............367
Trefwoordenlijst
546