OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren, enz.
7.2.10 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de
auto oververhit raakt.
• Het waarschuwingslampje voor een
hoge koelvloeistoftemperatuur
(→372) gaat branden of knipperen of
het hybridesysteem levert merkbaar
minder vermogen. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
Als het waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden
of knipperen
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote hoe-
veelheid koelvloeistof onmiddellijk
contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
1Reservoir
2Bovenste streepje (MAX)
3Onderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
413
7
Bij problemen
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien als
de airconditioning wordt
ingeschakeld direct na een koude
start. Controleer of de ventilatoren
draaien door ernaar te luisteren en te
voelen of er luchtstroom is. Schakel
als u hier niet zeker van bent de
airconditioning nog een aantal keer in
en uit. (De ventilatoren werken
mogelijk niet bij temperaturen
beneden het vriespunt.)
7. Als de ventilatoren niet draaien: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
414
BSM (Blind Spot Monitor)*
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Helderheid indicator in bui-
tenspiegelHelder Gedimd – – O
*: Indien aanwezig
Toyota Parking Assist-sensor
*
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Detectieafstand van de bin-
nenste sensoren voorVer weg Dichtbij – – O
Detectieafstand van de bin-
nenste sensoren achterVer weg Dichtbij – – O
Zoemervolume 3 1 - 5 – – O
*: Indien aanwezig
S-IPA (Simple Intelligent Parking Assist-systeem)
*
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Detectiegebied voor obsta-
kelsStandaardDichtbij
––O Enigszins ver weg
Ver weg
Achteruit inparkeren StandaardSmal
––O Enigszins breed
Breed
Fileparkeren StandaardSmal
––O Enigszins breed
Breed
*: Indien aanwezig
Automatische airconditioning
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Schakelen tussen buiten-
luchtmodus en de aan de be-
diening van de toets AUTO
van de airconditioning ge-
koppelde recirculatiemodusAan Uit – O O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
431
8
SPECIFICATIES
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................60
Deactiveren of uitschakelen
van het alarm..............61
Het alarm................60
Inbraaksensor (indien aanwezig) . .62
Inschakelen van de
supervergrendeling..........60
Inschakelen van het alarmsysteem .60
Startblokkering.............59
Supervergrendeling*.........60
Uitschakelen van de
supervergrendeling..........60
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Achterruitenwisser en -sproeier . .176
AHB (Automatic High Beam)* . . .170
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......173 , 176
Bedieningsinstructies.....167 , 172
Extended Headlight Lighting-
systeem................168
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht..........170
Inschakelen van het Automatic
High Beam-systeem.........170
Inschakelen van het grootlicht . . .168
Lichtschakelaar............167
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .173
Schakelaar mistlampen.......172
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........364
Als de auto onder water staat of
het water op de weg stijgt......365
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .364
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning . . .296
Bedieningsinstructies........302
Bedieningspaneel airconditioning.296
Gebruik van de automatische
modus.................297
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........297
Overige functies...........298
Stoelverwarming*..........302Uitstroomopeningen........299
Gebruik van de interieurverlichting
Interieurverlichting achter.....304
Interieurverlichting voor......303
Leeslampjes voor...........304
Overzicht interieurverlichting . . .303
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Als het TRC/VSC/ABS-systeem
in werking is..............287
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus........264
Begeleidingsscherm.........263
BSM (Blind Spot Monitor)*.....226
Cruise control*............220
De Blind Spot Monitor-functie . . .239
De detectiegebieden van de Blind
Spot Monitor-functie........239
De detectiegebieden van de Rear
Crossing Traffic Alert-functie. . . .243
De Rear Crossing Traffic
Alert-functie.............242
Detectiebereik van de sensoren . .248
Display.................246
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met RSA
[Road Sign Assist])..........217
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......210
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)..............265
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............200
GPF-systeem (benzineroetfilter)* .285
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........215
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA
[Road Sign Assist])..........217
Inschakelen van het LTA-systeem .201
Instellen van de rijsnelheid . .221 , 224
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........214
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)........215
LTA (Lane Tracing Assist)*.....196
Trefwoordenlijst
502
Gebruik van de overige voorzieningen
in het interieur
Accessoireaansluitingen......312
Armsteun...............317
Draadloze lader
(indien aanwezig)...........313
Handgrepen..............317
Kledinghaakjes............317
Make-upspiegels...........312
Overige voorzieningen in het
interieur................312
Zonnekleppen.............312
Gebruik van de sleutel
Afstandsbediening..........114
De sleutels...............114
Gebruik van de mechanische
sleutel.................114
Sleutels.................114
Hybridesysteem
Kenmerken hybridesysteem.....52
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen..............56
Ventilatieopening batterijpakket
(tractiebatterij).............56
Voorzorgsmaatregelen
hybridesysteem............55
Waarschuwingsmelding
hybridesysteem............56
Waarschuwingssysteem
naderende auto.............53
Initialisatie
Te initialiseren onderdelen.....433
Instrumentenpaneel
Rij-informatie..............86
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave ................97
Instelscherm airconditioning.....97
Informatie ondersteunende
systemen................99
Weergave
waarschuwingsmelding.......100
Weergave instellingen........100
Display klokinstellingen........96
Afstellen van positie en helderheid
display.................106
Basishandelingen...........85Bedieningstoetsen en informatie op
display.................105
Controlelampjes............74
Energiemonitor............109
Energiemonitor/verbruiksscherm .109
Handelingen met betrekking tot het
instrumentenpaneel..........67
Head-up display*...........105
Hoofdscherm..............79
Hulpdisplay..............107
Informatie automatisch
weergegeven..............68
Informatie op display.........84
Informatie op display (auto's met RSA
[Road Sign Assist] en/of
snelheidsbegrenzer)..........80
Informatie op display (auto's zonder
RSA [Road Sign Assist] en
snelheidsbegrenzer)..........79
Instrumentenpaneel..........66
Klok afstellen..............69
Lay-out instrumentenpaneel....66
Multi-informatiedisplay........84
Op het scherm weergegeven
controlelampjes en symbolen....76
Regeling verlichting
instrumentenpaneel..........67
Schakelen tussen de weergave van de
kilometerstand en de weergave van
het gemiddelde brandstofverbruik .81
Systeemonderdelen.........109
Toets HUD (head-up display). . . .106
Verbruiksscherm...........110
Waarschuwingslampjes........72
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes............72
Wijzigen van de inhoud die wordt
weergegeven op het subscherm . . .82
Wijzigen van de weergavemodus
(auto's zonder RSA [Road Sign Assist]
en snelheidsbegrenzer)........82
Noodoproep
Controlelampjes............50
ERA-GLONASS/EVAK*1, 2, 3.....49
Noodoproepdiensten.........49
Systeemonderdelen..........49
Testmodus apparaat..........50
Trefwoordenlijst
504