Als het TRC/VSC/ABS-systeem in
werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer het TRC/VSC/ABS-
systeem in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
hybridesysteem naar de wielen beperken.
Alsuop
drukt om het systeem uit te
schakelen, kunt u de auto waarschijnlijk
gemakkelijker los krijgen door te
‘schommelen’.
Schakel de TRC uit door
snel in te
drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned Off” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op
om het systeem
weer in te schakelen.Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd
meer dan 3 seconden
ingedrukt terwijl de auto stilstaat om de
TRC en VSC uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en “Traction Control Turned Off”
(Traction Control uitgeschakeld) wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*
Druk nogmaals opom de systemen
weer in te schakelen.
*: Bij auto's met het Pre-Crash
Safety-systeem worden ook de Pre-Crash
Brake Assist en het Pre-Crash
Brake-systeem uitgeschakeld. Het
waarschuwingslampje PCS gaat branden
en de melding wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
(→371)
Wanneer de melding dat de TRC is
uitgeschakeld wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
• Er is een andere schakelstand dan P of
N geselecteerd (bij het vooruit/
achteruit bergop wegrijden)
• De auto staat stil
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
Automatisch uitschakelen van Hill
Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
287
4
Rijden
• Selecteer schakelstand P of N
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Er zijn niet meer dan 2 seconden
verstreken nadat het rempedaal is
losgelaten.
Bijgeluiden en trillingen die worden
veroorzaakt door ABS, Brake Assist,
VSC, TRC en Hill Start Assist Control
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het hybridesysteem of bij
het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van
deze verschijnselen duidt op een
storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk
werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer het rempedaal wordt
bediend.
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, kan aan de voorzijde
van de auto een geluid hoorbaar zijn
dat afkomstig is van het remsysteem.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer na het uitschakelen van het
hybridesysteem een of twee minuten
zijn verstreken.Geluiden en trillingen tijdens de
werking van de Active Cornering
Assist
Tijdens de werking van de Active Corne-
ring Assist kunnen geluiden en trillingen
vanuit het remsysteem worden waarge-
nomen, maar deze duiden niet op een
storing.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitge-
schakeld, worden deze automatisch op-
nieuw ingeschakeld in de volgende
situaties:
• Als het contact UIT wordt gezet
• Als alleen het TRC-systeem wordt
uitgeschakeld, wordt de TRC weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid
toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem
is uitgeschakeld, worden deze niet
automatisch weer ingeschakeld als de
rijsnelheid toeneemt.
Werkingsvoorwaarden van de Active
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het
volgende zich voordoet.
• De TRC/VSC kan in werking treden
• De bestuurder probeert tijdens het
rijden in een bocht te accelereren
• Het systeem signaleert dat de auto
naar de buitenkant van de bocht
uitwijkt
• Het rempedaal wordt losgelaten
Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-
systeem wordt gereduceerd om het sy-
steem tegen oververhitting te bescher-
men als er gedurende langere tijd veel stu-
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
288
urbewegingen worden uitgevoerd. Hier-
door kan de besturing zwaar aanvoelen.
Probeer als dat het geval is minder
frequent te sturen of breng de auto tot
stilstand en schakel het hybridesysteem
UIT. Het EPS-systeem moet binnen
10 minuten weer normaal werken.
Waarschuwingslampje
(waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
→Blz. 371
Voorwaarden voor werking
noodstopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:• De alarmknipperlichten zijn uit.
• De werkelijke rijsnelheid is hoger dan
55 km/h.
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld.
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat.
Wanneer er een melding m.b.t. het AWD-systeem wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay (AWD-uitvoeringen)
Voer de volgende handelingen uit.
Melding Details Handelingen
“AWD System Overheated
Switching to 2WD Mode”
(AWD-systeem oververhit,
overschakelen naar 2WD-
modus)AWD-systeem wordt te
heet.Zet de auto gedurende een be-
paalde tijd stil of rijd met een
snelheid van ongeveer 10 km/h
of hoger om het systeem minder
te belasten. Als de melding niet
langer weergegeven wordt op
het multi-informatiedisplay, kan
er weer verder gereden worden. “AWD System Overheated
2WD Mode Engaged” (AWD-
systeem oververhit. 2WD-
modus ingeschakeld)De auto schakelt van vier-
wielaandrijving (AWD) over
naar voorwielaandrijving als
gevolg van oververhitting.
“AWD System Malfunction
2WD Mode Engaged Visit
Your Dealer” (Storing AWD-
systeem, 2WD-modus inge-
schakeld. Ga naar uw dealer)Er is een storing opgetre-
den in het AWD-systeem en
er wordt overgeschakeld
naar voorwielaandrijving.Laat de auto onmiddellijk nakij-
ken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Het ABS werkt niet effectief als
• De maximale grip van de banden
overschreden wordt (bijvoorbeeld
versleten banden op een weg die
bedekt is met sneeuw).
• Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de
remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, met name in de volgende
gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met
grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
289
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
• Als wordt gereden op slechte wegen
• Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote
oneffenheden
De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en
het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder
alle omstandigheden gerealiseerd
worden, zelfs niet als het
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd
voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit
en de aandrijfkracht verloren kunnen
gaan.
De Active Cornering Assist werkt niet
effectief als
• Vertrouw niet alleen op de Active
Cornering Assist. De Active
Cornering Assist werkt mogelijk niet
effectief bij het accelereren op een
helling of bij het rijden op een glad
wegdek.
• Wanneer de Active Cornering Assist
vaak in werking is getreden, wordt de
werking ervan mogelijk tijdelijk
gestopt om een goede werking van
de remmen, TRC en VSC te
garanderen.
De Hill Start Assist Control werkt niet
effectief wanneer
• Vertrouw niet uitsluitend op de Hill
Start Assist Control. De Hill Start
Assist Control werkt mogelijk niet
effectief op steile hellingen en op
met ijs bedekte wegen.
• In tegenstelling tot de parkeerrem is
de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende
langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control
niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan
leiden tot een ongeval.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als TRC/ABS/VSC is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control
knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot
ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
WAARSCHUWING!
Als TRC/VSC is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw
snelheid aan de conditie van het
wegdek aan. Schakel de TRC en de VSC
alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorgdragen voor de
voertuigstabiliteit en het
aandrijfvermogen.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben, van hetzelfde merk zijn
en hetzelfde profiel en draagvermogen
hebben. Controleer verder of alle
banden de aanbevolen spanning
hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem
werken niet goed als er verschillende
banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het vervangen van de wielen of
banden.
Omgaan met banden en
wielophanging
Problemen met de banden of
wijzigingen aan de wielophanging
hebben een negatief effect op de
ondersteunende systemen en kunnen
een storing veroorzaken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
290
Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het hybridesysteem;
■Het elektronische motorregelsysteem;
■De elektronische smoorklepregeling; of
■Het emissieregelsysteem (indien aanwezig)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het SRS-airbagsysteem; of
■Het gordelspannersysteem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het ABS; of
■Het Brake Assist-systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Rood/geel)Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbekrachtiging
(EPS)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Knippert of brandt)
(indien aanwezig)Waarschuwingslampje PCS
■Wanneer er gelijktijdig een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een
storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash Safety-systeem).
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Wanneer er geen zoemer klinkt: Het PCS (Pre-Crash
Safety-systeem) is tijdelijk niet beschikbaar, corrigerende
maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 188, blz. 383)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehicle Stability
Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje PCS branden.
Blz. 196
(Oranje)
(indien aanwezig)Controlelampje (waarschuwingszoemer) LTA
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane Tracing
Assist)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 205)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
371
7
Bij problemen
Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het VSC-systeem;
■De TRC; of
■De Hill Start Assist Control
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het lampje gaat knipperen wanneer het ABS, VSC- of TRC-systeem
in werking is.
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur (auto's
zonder uitlaatgaswarmterecirculatiesysteem)
Geeft aan dat de koelvloeistoftemperatuur te hoog is. Verandert
van een knipperend lampje in een brandend lampje wanneer de
koelvloeistoftemperatuur toeneemt.
Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
(→Blz. 413)
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur (auto's
met uitlaatgaswarmterecirculatiesysteem)
■Wanneer het lampje knippert: Geeft aan dat de
koelvloeistoftemperatuur te hoog is. Het lampje verandert van
een knipperend lampje in een brandend lampje wanneer de
temperatuur verder toeneemt.
Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
(→Blz. 413)
■Als het lampje gaat branden zonder te knipperen: Geeft aan dat
er een storing aanwezig is in het
uitlaatgaswarmterecirculatiesysteem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Knippert)
(indien aanwezig)Controlelampje PKSB OFF
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Parking Support
Brake-functie
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Het waarschuwingslampje werkt als volgt, zelfs wanneer er geen
storing zit in het systeem:
■Het lampje gaat branden wanneer de Parking Support
Brake-functie wordt uitgeschakeld (→blz. 255)
■Het lampje gaat branden wanneer de Parking Support
Brake-functie in werking is (→blz. 258)
■Het lampje gaat knipperen wanneer het systeem tijdelijk niet
kan worden gebruikt (→blz. 259)
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) open portier/
achterklep*3
Geeft aan dat een van de portieren of de achterklep niet geheel
gesloten is
Controleer of alle portieren en de achterklep gesloten zijn.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
372
Meldingen en waarschuwingen
De waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers werken afhankelijk van de soort
melding. Als de melding aangeeft dat controle door een dealer noodzakelijk is, laat de auto
dan onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschu-
wingslampje
systeemWaarschu-
wingszoe-
mer
*Waarschuwing
Gaat
branden— KlinktDuidt op een belangrijke situatie, bijvoorbeeld
wanneer een rijsysteem defect is of wanneer er
gevaar ontstaat wanneer de herstelprocedure niet
wordt uitgevoerd
—Gaat branden
of knipperenKlinktDuidt op een belangrijke situatie, bijvoorbeeld
wanneer de systemen die worden aangegeven op
het multi-informatiedisplay defect zijn.
Knippert — KlinktGeeft een bepaalde situatie aan, bijvoorbeeld wan-
neer er schade aan de auto is, of wanneer er gevaar
bestaat
Gaat
branden— Klinkt nietGeeft een bepaalde conditie aan, bijvoorbeeld een
storing in de elektronische onderdelen, de staat
van de onderdelen, of wanneer er onderhoud ver-
eist is
Knippert — Klinkt nietGeeft een bepaalde situatie aan, bijvoorbeeld wan-
neer een handeling onjuist is uitgevoerd, of hoe
een handeling op juiste wijze moet worden
uitgevoerd
De werking van de waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers kan afwijken van de
aangegeven werking. Voer in dit geval de correctieprocedure uit overeenkomstig de
weergegeven melding.
*: Een zoemer klinkt voor het eerst en er verschijnt een melding op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen
De hieronder uitgelegde
waarschuwingsmeldingen verschillen
mogelijk van de werkelijke meldingen
overeenkomstig de bedrijfscondities en
voertuigspecificaties.
Waarschuwingslampjes systeem
Het centrale waarschuwingslampje gaat
in de volgende gevallen niet branden of
knipperen. In plaats daarvan gaat een
apart waarschuwingslampje van het
systeem branden terwijl er een melding
of afbeelding op het multi-
informatiedisplay verschijnt.• “Antilock Brake System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
antiblokkeersysteem. Ga naar uw
dealer): Het waarschuwingslampje
ABS gaat branden. (→Blz. 371)
• “Braking Power Low Visit Your Dealer”
(Lage remkracht. Ga naar uw dealer):
Het waarschuwingslampje van het
remsysteem (geel) gaat branden.
(→Blz. 370)
• Geeft aan dat een portier/de
achterklep niet geheel is gesloten
terwijl de auto stilstaat: Het
waarschuwingslampje open
portier/achterklep gaat branden.
(→Blz. 372)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
378
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat
de volgende systemen niet goed
werken:
• ABS en Brake Assist
• VSC
•TRC
• EPS
• AHB (Automatic High Beam)
*
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
• Cruise control*
• BSM (Blind Spot Monitor)*
• Toyota Parking Assist-sensor*
• Parking Support Brake-functie*
• Simple Intelligent Parking
Assist-systeem*
• Toyota Parking Assist Monitor*
• Navigatiesysteem*
• Panoramic View Monitor*
Bovendien kan het onderstaande
systeem niet volledig worden gebruikt,
maar worden mogelijk ook de
onderdelen van de aandrijflijn negatief
beïnvloed:
• E-Four (elektrische
vierwielaandrijving)
*
*
: Indien aanwezig
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
WAARSCHUWING!(Vervolg)
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is. (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden (auto's
met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige, omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
406