*2De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
• Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet
alleen aan alle werkingsvoorwaarden
voor de Lane Departure Alert-functie
wordt voldaan, maar ook aan alle
onderstaande voorwaarden.
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– De instelling voor “Sway Warning”
(waarschuwing voor slingeren) in
van het multi-informatiedisplay
is “On” (aan). (→Blz. 87, blz. 97)
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 220)
• Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De instelling voor “Lane Center”
(midden rijstrook) in
van het
multi-informatiedisplay is “On”
(aan). (→Blz. 87, blz. 97)
– Deze functie herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de positie
van een voorligger (behalve bij
kleine voorliggers, zoals een
motorfiets).
– De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik werkt
in de afstandsregelmodus.– De breedte van de rijstrook is
ongeveer3-4m.
– De richtingaanwijzerschakelaar
wordt niet bediend.
– Er wordt niet gereden in een
scherpe bocht.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 220)
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 219)
– De auto rijdt in het midden van een
rijstrook.
– Stuurassistentiefunctie is niet in
werking.
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 217)
•
Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden (→blz. 217)
wordt voldaan terwijl de Lane
Centering-functie in werking is, klinkt
er mogelijk een zoemer om aan te
geven dat de functie tijdelijk is
uitgeschakeld.
Stuurassistentiefunctie/Lane
Centering-functie
•
Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie
rondom het verlaten van de rijstrook, de
wegomstandigheden, enz. merkt de
bestuurder mogelijk niet dat de functie
in werking is of werkt de functie mogelijk
helemaal niet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
218
• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de
stuurregeling van de functie.
• Probeer niet zelf de werking van de
stuurassistentiefunctie te testen.
Werking Lane Departure Alert
• De waarschuwingszoemer is mogelijk
slecht te horen door geluiden van
buiten, afspelen van muziek, enz.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie mogelijk niet.
• Het systeem kan mogelijk niet
vaststellen of er een gevaar bestaat
voor een aanrijding met een voertuig
op een aangrenzende rijstrook.
• Probeer niet zelf de werking van de
Lane Departure Alert-functie te
testen.
*De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
Waarschuwing handen van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
multi-informatiedisplay een
waarschuwingsmelding weergegeven
om de bestuurder aan te sporen het
stuurwiel vast te houden. Tevens wordt
het in de afbeelding weergegeven
symbool op het multi-informatiedisplay
weergegeven. De waarschuwing stopt
zodra het systeem signaleert dat de
bestuurder het stuurwiel vasthoudt.
Houd uw handen altijd aan het stuurwiel
wanneer u dit systeem gebruikt,
ongeacht eventuele waarschuwingen.• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
Lane Centering-functie in werking is.
Als de bestuurder zijn handen van het
stuurwiel blijft houden, klinkt de
zoemer, wordt de bestuurder
gewaarschuwd en wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld. Deze
waarschuwing werkt op dezelfde wijze
als de bestuurder het stuurwiel licht
blijft vasthouden.
• Wanneer bij het nemen van een bocht
het systeem vaststelt dat de auto de
rijstrook dreigt te verlaten terwijl de
Lane Centering-functie in werking is.
Afhankelijk van de voertuigconditie en
de conditie van de weg, wordt er
mogelijk geen waarschuwing
gegeven.
• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
stuurassistentie in werking is.
Als de bestuurder zijn handen van het
stuurwiel blijft houden en de
stuurassistentie in werking is, klinkt
de zoemer en wordt de bestuurder
gewaarschuwd. Elke keer dat de
zoemer klinkt, houdt het geluid
hiervan langer aan.
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Als het systeem oordeelt dat de auto
slingert terwijl de waarschuwingsfunctie
voor het slingeren van de auto in
werking is, klinkt er een zoemer en wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen rust te nemen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
219
4
Rijden
• Laat de toestand van de 12V-accu
controleren door een monteur.
• Laat vier winterbanden onder uw auto
monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de voorwielen
aan.
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben en van hetzelfde merk
zijn en controleer of de
sneeuwkettingen geschikt zijn voor de
bandenmaat van uw auto.
WAARSCHUWING!
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Gebruik winterbanden met de
voorgeschreven maat.
• Zorg ervoor dat de bandenspanning
aan de specificatie voldoet.
• Rijd niet harder dan de toegestane
snelheid of harder dan de
snelheidslimiet die geldt voor de
gebruikte winterbanden.
• Monteer winterbanden op alle
wielen.
Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen een aanrijding en dodelijk of
ernstig letsel het gevolg zijn.
• Rijd niet harder dan de maximaal
toegestane snelheid voor de
gebruikte sneeuwkettingen of niet
harder dan 50 km/h, afhankelijk van
welke snelheid de laagste is.
• Vermijd het rijden over slechte
wegdekken en over gaten.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
• Minder uw snelheid alvorens een
bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar
blijft.
• Gebruik het LTA-systeem (Lane
Tracing Assist) niet.
OPMERKING
Repareren of vervangen van
winterbanden
Laat winterbanden repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of door een
bandenspecialist. Het verwijderen en
plaatsen van winterbanden heeft
namelijk invloed op de werking van de
bandenspanningssensoren en -zenders.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden,
de volgende handelingen uit:
• Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze
vastgevroren zijn. Giet warm water
over het bevroren gedeelte om het ijs
te laten smelten. Veeg het water
direct weg om te voorkomen dat het
bevriest.
• Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
• Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, op het
4.6 Rijtips
273
4
Rijden
Controlelampje (waarschuwingszoemer) LTA
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane Tra-
cing Assist)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 220)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Toyota Parking Assist-sensor OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(knippert)
(indien aanwezig)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Toyota Parking
Assist-sensor
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Dit geeft aan dat het systeem tijdelijk niet beschikbaar is, door-
dat een sensor mogelijk vuil is of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 242)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) RCTA OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de RCTA-functie
(Rear Crossing Traffic Alert)
■Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Geeft aan dat de achterbumper rondom de radarsensor vuil is,
enz. (→Blz. 237)
■Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 248)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) PKSB OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(knippert)
(indien aanwezig)Wanneer er een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PKSB-systeem
(Parking Support Brake)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Dit geeft aan dat het systeem tijdelijk niet beschikbaar is, door-
dat een sensor mogelijk vuil is of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 258, blz. 373)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
369
7
Bij problemen
Als “Shift to P Before Exiting Vehicle”
(Zet selectiehendel in stand P voordat u
de auto verlaat) of “Shift to P when
Parked” (Zet bij het parkeren de
selectiehendel in stand P) wordt
weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact niet UIT is
gezet en de selectiehendel in een andere
stand dan P staat. Zet de selectiehendel
in stand P.
Als “Shift Out of N Release Accelerator
Before Shifting” (Zet selectiehendel in
andere stand dan N. Laat vóór het
schakelen het gaspedaal los) wordt
weergegeven
Het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de
selectiehendel in stand N staat.
Laat het gaspedaal los en zet de
selectiehendel in stand D, S of R.
Als “Press Brake when Vehicle is
Stopped Hybrid System may Overheat”
(Trap rempedaal in wanneer auto
stilstaat. Hybridesysteem is mogelijk
oververhit) wordt weergegeven
De melding wordt mogelijk weergegeven
wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
om de auto op een omhoog lopende
helling op zijn plaats te houden, enz. Het
hybridesysteem kan oververhit raken.
Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Auto power off-functie
ingeschakeld om accu te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie. Bedien
de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het hybridesysteem
gedurende ongeveer 5 minuten om de
12V-accu op te laden.Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in de
onderstaande systemen aanwezig. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Automatic High Beam
Als “Radar Cruise Control Temporarily
Unavailable See Owner's Manual”
(Dynamic Radar Cruise Control-
systeem tijdelijk niet beschikbaar. Zie
handleiding) wordt weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik wordt tijdelijk
uitgeschakeld of tot het in de melding
aangegeven probleem is opgelost.
(Oorzaken en oplossingen:→blz. 198)
Als “Radar Cruise Control Unavailable”
(Radar Cruise Control niet
beschikbaar) wordt weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan tijdelijk niet
gebruikt worden. Gebruik het systeem
wanneer dit weer beschikbaar is.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 198, blz. 370)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• Automatic High Beam
• RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
375
7
Bij problemen
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 198, blz. 370)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
Als “AWD System Overheated
Switching to 2WD Mode”
(AWD-systeem oververhit.
Overschakelen naar 2WD-modus) of
“AWD System Overheated 2WD Mode
Engaged” (AWD-systeem oververhit.
2WD-modus ingeschakeld) wordt
weergegeven
Deze melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer de auto tijdens
het rijden zeer zwaar wordt belast.
Rijd met lage snelheid en breng de auto
op een veilige plaats tot stilstand terwijl
het hybridesysteem in werking is en
wacht totdat de melding verdwijnt.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als deze melding niet wordt
gewist.
Als er een melding wordt weergegeven
dat u naar uw erkende Toyota-dealer
moet gaan
Het systeem of onderdeel dat op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is defect. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.Als er een melding wordt weergegeven
dat de handleiding moet worden
geraadpleegd
• Als een van de onderstaande
meldingen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, kan dit
duiden op een storing. Breng de auto
onmiddellijk tot stilstand en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
– “Braking Power Low Stop in a Safe
Place See Owner's Manual”
(Remvermogen laag. Breng auto op
veilige plaats tot stilstand.
Raadpleeg handleiding)
– “Oil Pressure Low Stop in a Safe
Place See Owner's Manual”
(Oliedruk laag. Breng auto op veilige
plaats tot stilstand. Raadpleeg
handleiding)
– “Charging System Malfunction Stop
in a Safe Place See Owner's Manual”
(Storing in laadsysteem. Breng auto
op veilige plaats tot stilstand.
Raadpleeg handleiding)
– “Stop in a Safe Place See Owner's
Manual” (Breng auto op veilige
plaats tot stilstand. Raadpleeg
handleiding)
– “Shift to P See Owner's Manual”
(Zet selectiehendel in stand P.
Raadpleeg handleiding)
• Als een van de onderstaande
meldingen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, kan de auto
zonder brandstof zijn komen te staan.
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en vul brandstof bij als het
brandstofniveau laag is.
– “Hybrid System Stopped”
(hybridesysteem is gestopt)
– “Engine Stopped” (motor
uitgeschakeld)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
376
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van het compacte
reservewiel (auto's met compact
reservewiel)
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel (auto's met compact
reservewiel)
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC
–TRC
– EPS
– VDIM
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
– LTA (Lane Tracing Assist)
– Automatic High Beam
– Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– PKSB (Parking Support Brake)
(indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– BSM (Blind Spot Monitor)
– RCTA
– Navigatiesysteem (indien aanwezig)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bovendien kan het onderstaande syste-
em niet volledig worden gebruikt, maar
worden mogelijk ook de onderdelen van
de aandrijflijn negatief beïnvloed:
– E-Four
Snelheidslimiet bij gebruik van het
compacte reservewiel (auto's met
compact reservewiel)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij hard
remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is (auto's met compact reservewiel)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (auto's met
compact reservewiel)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
390
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Koppeling van werking aan
afstandsbediening (zoemer)Aan Uit — — O
Automatische verlichting (→blz. 185)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Gevoeligheid lichtsensor Standaard -2 - 2 O — O
Extended Headlight
Lighting-systeem (tijd die
verstrijkt voordat de koplam-
pen automatisch worden uit-
geschakeld)30 seconden
60 seconden—— O
90 seconden
120 seconden
Achterruitenwisser (→blz. 193)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Aan het openen van de ach-
terklep gekoppelde onder-
breking van de werking van
de achterruitenwisserUit Aan — — O
Ruitensproeiergekoppelde
werking achterruitenwisserAan Uit — — O
Schakelpositiegekoppelde
werking achterruitenwisser
(→blz. 194)Alleen één keer
Uit—— O
Continu
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (→blz. 200)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)*Aan, uit — O —
Afstellen timing waarschu-
wingVroeg, gemiddeld, laat — O —
*Het systeem wordt automatisch ingeschakeld telkens wanneer het contact AAN wordt
gezet.
LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 211)
FunctiePersoonlijke voorkeursinstellingABC
Lane Centering-functie Aan, uit — O —
Gevoeligheid waarschuwing Hoog, standaard — O —
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
421
8
Voertuigspecificaties