FVermogen hybridesysteem
gereduceerd
GSysteem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is
HRemregeling treedt in werking
IKracht remregeling vergroot
JVoorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (Remmen!)
KVoorbeeld: multi-informatiedisplay:
“Switch to Brake” (Verplaats voet
naar rempedaal)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje Driving
Assist-informatie branden. Als de Parking
Support Brake onnodig in werking treedt,
kan de remregeling worden geannuleerd
door het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 273) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten. Ook in de
volgende situaties wordt de Parking
Support Brake automatisch weer
ingeschakeld en gaat het controlelampje
Driving Assist-informatie uit. (→Blz. 81,
blz. 82)
Als “System Stopped See Owner's
Manual” (Systeem uitgeschakeld. Zie
handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
en het controlelampje Driving
Assist-informatie brandt
• Mogelijk is een van de sensoren
bedekt met bijvoorbeeld
waterdruppels, ijs, sneeuw of vuil.
Verwijder dan de waterdruppels, het
ijs, de sneeuw, het vuil e.d. van de
sensor om te zorgen dat het systeem
weer normaal werkt. Ook bij koudweer, als een sensor bevroren is, wordt
de storing mogelijk weergegeven of
worden signaleerbaar objecten
mogelijk niet gesignaleerd.
• Als de storing wordt weergegeven,
ook al is het vuil verwijderd van de
sensor of is de sensor niet vuil, laat
dan uw auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Zoemer Toyota Parking Assist
Sensor-systeem
Als, ongeacht of het Toyota Parking
Assist Sensor-systeem is ingeschakeld
of uitgeschakeld, de Parking Support
Brake wordt ingeschakeld (→blz. 273)
en de remregeling en
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem worden uitgevoerd,
klinkt ook de zoemer van het Toyota
Parking Assist Sensor-systeem om u te
informeren over de geschatte afstand
tot een signaleerbaar object.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
276
4.5.16 Parking Support Brake-functie (voor stilstaande objecten)*
*Indien aanwezig
Als de sensoren een stilstaand object, zoals een muur, signaleren in de rijrichting van de
auto en het systeem oordeelt dat zich een aanrijding voor kan doen doordat de auto
plotseling naar voren beweegt doordat het gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt,
wanneer de auto de verkeerde kant op rijdt doordat de verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of tijdens het parkeren of het rijden met een lage snelheid, werkt het
systeem om de gevolgen van een aanrijding met het gesignaleerde stilstaande object zo
veel mogelijk te beperken.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Deze functie werkt in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de rijrichting van
de auto een object wordt gesignaleerd.
Er wordt langzaam gereden en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
277
4
Rijden
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 260
Als de PKSB (Parking Support Brake)
onnodig wordt geactiveerd,
bijvoorbeeld op een
spoorwegovergang
→Blz. 276
Opmerkingen bij het wassen van de
auto→Blz. 260
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 81, blz. 82) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er bevindt zich een stilstaand object
in de rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er onmiddellijk moet worden
geremd om een aanrijding te
voorkomen.
Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Het systeem stelt vast dat de
aanrijding voorkomen kan worden
met normaal remmen.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
Detectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie (voor stilstaande
objecten) verschilt van dat van de Toyota
Parking Assist-sensor. (→Blz. 264)
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet geactiveerd, ook
al signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een object en wordt er een
waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 262
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 263
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
279
4
Rijden
4.5.17 Parking Support Brake-functie (voor voertuigen die achterlangs
rijden)*
*Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een auto signaleert die van rechts of links achter nadert en het
systeem bepaalt dat de kans op een aanrijding groot is, activeert deze functie de remmen
om de kans op een aanrijding met de naderende auto te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een auto wordt gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 256
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 256
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 81, blz. 82) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Voertuigen die de auto van rechts of
links achter naderen met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De selectiehendel staat in stand R.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
280
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking
Support Brake-functie (voor voertuigen
die achterlangs rijden) verschilt van dat
van de RCTA (→blz. 268). Daardoor
wordt de Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs rijden)
mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en wordt er
een waarschuwing gegeven.
RCTA-zoemer
Als, ongeacht of de RCTA is ingeschakeld
of uitgeschakeld, de PKSB (Parking
Support Brake) wordt ingeschakeld en deremregeling wordt uitgevoerd, klinkt de
zoemer om de bestuurder hierop te
attenderen.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 269
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 270
4.5.18 Safe Exit Assist*
*Indien aanwezig
Het Safe Exit Assist-systeem gebruikt
radarsensoren aan de linker en rechter
binnenzijde van de achterbumper om de
inzittenden te informeren over
naderende voertuigen of fietsers om een
botsing te helpen voorkomen bij het
openen van de portieren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd
rekening met de omgeving.
• Safe Exit Assist is een aanvullend
systeem dat, wanneer de auto tot
stilstand is gebracht, de inzittenden
informeert over eventuele
naderende voertuigen en fietsen.
Vertrouw niet uitsluitend op dit
systeem voor het beoordelen van de
veiligheid. Wanneer u dat wel doet,
kan dat leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
In bepaalde situaties werkt dit
systeem mogelijk niet optimaal.
Daarom moeten de inzittenden
rechtstreeks en met behulp van de
spiegels visueel controleren of de
situatie veilig is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
281
4
Rijden
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Dynamic Radar Cruise Control
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Dynamic Radar Cruise Control.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) cruise control
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de cruise control.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) snelheidsbegrenzer
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
(Oranje)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de snelheidsbegrenzer.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Controlelampje Driving Assist-informatie
Waarschu-
wingslampjeDetails/handelingen
Geeft aan dat er mogelijk een storing aanwezig is in een van de volgende
systemen.
■PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
■LDA (Lane Departure Alert)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
Geeft aan dat er een storing zit in een van de volgende systemen of dat een
van de volgende systemen is uitgeschakeld:
■PKSB (Parking Support Brake)
*
■BSM (Blind Spot Monitor)*
■RCTA (Rear Cross Traffic Alert)*
■SEA (Safe Exit Assist)*
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 400)
*Indien aanwezig
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
397
7
Bij problemen
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in de
onderstaande systemen aanwezig. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De led-koplampen
• De automatische verticale
koplampverstelling (indien aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
Als “System Malfunction Visit Your
Dealer” (Storing in systeem. Ga naar
uw dealer) wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
•
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
•
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig)
•
SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “System Stopped See Owner’s
Manual” (Systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
•
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
•
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig)
•
SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Controleer de accuspanning.
• Controleer de sensoren die Toyota
Safety Sense gebruikt op eventueel
aanwezige verontreinigingen.
Verwijder deze indien aanwezig.
(→Blz. 210)
• Controleer de sensoren die de BSM
(Blind Spot Monitor), RCTA (Rear
Cross Traffic Alert) en SEA (Safe Exit
Assist) gebruiken op eventueel
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
402
aanwezige verontreinigingen.
Verwijder deze indien aanwezig.
(→Blz. 256, blz. 282)
• Controleer de sensoren die de Toyota
Parking Assist en PKSB (Parking
Support Brake) gebruiken op
eventueel aanwezige
verontreinigingen. Verwijder deze
indien aanwezig. (→Blz. 259)
Geeft aan dat de sensoren mogelijk niet
goed werken. (→Blz. 212, blz. 258,
blz. 262, blz. 268, blz. 285)
Wanneer de problemen zijn opgelost en
de sensoren weer werken, verdwijnt
deze melding mogelijk vanzelf.
Als “System Stopped Front Camera
Low Visibility See Owner’s Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Beperkt zicht
camera voor. Raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Wis de voorruit schoon met de
ruitenwissers.
• Ontwasem de voorruit met de
airconditioning.
• Sluit de motorkap en verwijder
eventuele stickers en dergelijke zodat
de camera voor niet meer wordt
afgedekt.Als “System Stopped Front Camera
Out of Temperature Range Wait until
Normal Temperature” (Systeem
uitgeschakeld. Camera voor buiten
temperatuurbereik. Wacht tot
temperatuur normaal is) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer
•
RSA (Road Sign Assist)
•
PDA (Proactive Driving Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Als de camera voor heet is,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon
heeft gestaan, maak dan gebruik van
de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
• Als bij het parkeren van de auto
gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde typen
zonneschermen door het zonlicht dat
door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.
• Als de camera voor koud is,
bijvoorbeeld doordat de auto in een
zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het
airconditioningsysteem om het
gedeelte rondom te camera voor op te
warmen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
403
7
Bij problemen