Page 431 of 584

WAARSCHUWING!
Bij gebruik van het volwaardige
reservewiel
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte
reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC
–TRC
– Automatic High Beam-systeem
(indien aanwezig)
– AHS (Adaptive High
Beam-systeem) (indien aanwezig)
– Cruise control
– Dynamic Radar Cruise Control
– EPS
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
– LTA (Lane Tracing Assist)
– LDA (Lane Departure Alert)
– Bandenspanningswaarschuwings-
WAARSCHUWING!(Vervolg)
systeem
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– PKSB (Parking Support Brake)
(indien aanwezig)
– BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
– RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig)
– SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem
(indien aanwezig)
– Adaptive Variable Suspension-
systeem (indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien
aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
429
7
Bij problemen
Page 467 of 584

Safe Exit Assist*(→blz. 281)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Safe Exit Assist Aan Uit — O —
Weergave buiten-
spiegelsAan Uit — O —
Gevoeligheid signa-
leringGemiddeldHoog
—O—
Laag
*Indien aanwezig
PKSB (Parking Support Brake)
*(→blz. 271)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
PKSB-functie (Par-
king Support Brake)Aan Uit — O —
*Indien aanwezig
Rijmodusselectieschakelaar (→blz. 286)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstellingABC
Regeling aandrijflijn
in aangepaste mo-
dus
*NormaalPower
O——
Eco
Dempingsregeling
in aangepaste mo-
dus
*NormaalSport
O——
Comfort
Stuurregeling in
aangepaste modus
*Normaal Sport O — —
Aircowerking in
aangepaste modus
*Normaal Eco O — —
*Indien aanwezig
Airconditioning (→blz. 298)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voorkeursinstel-
lingABC
Schakelen tussen
buitenluchtmodus
en de aan de schake-
laar AUTO gekop-
pelde recirculatie-
modusAan Uit O — O
Automatische bedie-
ning aircoschakelaarAan Uit O — O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
465
8
Voertuigspecificaties
Page 469 of 584
8.3 Initialisatie
8.3.1 Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V-accu of onderhoud aan
de auto, moeten de volgende items worden geïnitialiseerd, zodat het systeem weer op de
juiste manier werkt:
Overzicht van te initialiseren onderdelen
Onderwerp Wanneer initialiseren Zie
PKSB (Parking Support
Brake)
*■Na het aansluiten of vervangen van de
12V-accuBlz. 271
Bandenspanningswaarschu-
wingssysteem■Verwisselen van voor- en achterwielen met
een verschillende bandenspanning
■Als de bandenmaat wordt aangepast
■Als de bandenspanning wordt gewijzigd
(bijvoorbeeld wanneer de rijsnelheid of de
belading verandert)
■Wisselen tussen twee sets geregistreerde
wielen.Blz. 357
*Indien aanwezig
8.3 Initialisatie
467
8
Voertuigspecificaties
Page 578 of 584

Door Toyota Safety Sense gebruikte
sensoren................210
Dynamic Radar Cruise Control . . .240
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........247
Fase voor afremmen en tot stilstand
brengen................252
Functie inhaalbeveiliging......246
Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid...........246
Gebruik van de cruise control. . . .248
Gebruik van de Dynamic Radar Cruise
Control.................243
Gebruik van de
snelheidsbegrenzer.........252
GPF-systeem (benzineroetfilter) .287
In- en uitschakelen van het Safe Exit
Assist-systeem............283
Inhoud van het gedeelte van de
handleiding over Toyota Safety
Sense..................207
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........273
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA ..................266
Instellingen Proactive Driving Assist
wijzigen................234
In-/uitschakelen van de Blind Spot
Monitor.................256
In-/uitschakelen van het systeem .225
LDA (Lane Departure Alert). . . .227
LTA-functies..............223
LTA (Lane Tracing Assist)......223
Naderingswaarschuwing......245
Noodstopsysteem..........250
Ondersteunende systemen.....288
Ondersteunend systeem......209
Ondersteuning voor
rijstrookwisseling...........246
Overzicht systeem..........274
Overzicht van de ondersteunende
systemen................288
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)*........277
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)*.................280
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) .214
PDA (Proactive Driving Assist)* . .231
PKSB (Parking Support Brake)* . .271PKSB-systeem (Parking Support
Brake)..................271
RCTA ..................267
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)*.................265
Rijmodusselectieschakelaar. . . .286
RSA (Road Sign Assist).......236
Safe Exit Assist*...........281
Samenvatting van het systeem . .251
Schermen en bediening.......230
Selecteren van een rijmodus. . . .286
Signaleerbare objecten.......215
Snelheidsbegrenzer.........252
Snelheidsbegrenzer met Road Sign
Assist..................254
Software-update Toyota Safety
Sense*.................207
Soorten ondersteunde
verkeersborden............238
Soorten sensoren.......278 , 280
Systeemfuncties...........215
Systeemonderdelen . .242 , 248, 252,
255, 259, 266, 282
Toyota Parking Assist-sensor* . . .259
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........260
Toyota Safety Sense.........208
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie.....277 , 280
Voorwaarden voor activering
signaleerbare objecten.......232
Waarschuwingsfase 1........251
Waarschuwingsfase 2........251
Waarschuwingsfunctie.......237
Weergavefunctie...........237
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............273
Weergave sensorsignalering, afstand
tot object................264
Werking Blind Spot Monitor. . . .257
Werking Safe Exit Assist.......283
Wijzigen van de instellingen van de
Dynamic Radar Cruise Control . . .247
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem.....223
Wijzigen van de RSA-instellingen .240
Wijzigen van LDA-instellingen . . .230
Trefwoordenlijst
576
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24