
OPMERKING
Als “High Power Consumption Power
to Climate Temporarily Limited” (Hoog
stroomverbruik. Werking A/C en
verwarming beperkt) veelvuldig wordt
weergegeven
Mogelijk is er een storing met betrekking
tot het laadsysteem of de 12V-accu kan
verouderd zijn. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2.5 Als uw auto een lekke band
heeft (auto's met een
bandenreparatieset)
Uw auto is niet uitgerust met een
reservewiel, maar wel met een
bandenreparatieset.
Een lek dat wordt veroorzaakt door een
spijker of schroef die door het loopvlak
van de band steekt, kan tijdelijk worden
gerepareerd met de bandenreparatieset.
(De set bestaat uit een fles met
bandenreparatievloeistof. De
bandenreparatievloeistof kan slechts één
keer worden gebruikt voor de tijdelijke
reparatie van één band, waarbij de spijker
of schroef in het loopvlak moet blijven
zitten.) Afhankelijk van de schade kan
deze set mogelijk niet worden gebruikt
om de band te repareren. (→Blz. 386)
Laat na de noodreparatie met de
bandenreparatieset de band repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. Met de
bandenreparatieset kunnen alleen
tijdelijke reparaties worden uitgevoerd.
Laat de band zo snel mogelijk repareren
of vervangen.
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band. Zelfs
als er over een korte afstand met een
lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval
ontstaan.
Vóór het repareren van de band
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Zet de selectiehendel in stand P.
• Schakel het hybridesysteem uit.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Controleer de mate waarin de band
beschadigd is.
Een band mag alleen met de
bandenreparatieset worden
gerepareerd indien de beschadiging te
wijten is aan perforatie van het
loopvlak door een spijker of schroef.
– Haal de spijker of schroef niet uit de
band. Door het verwijderen ervan
kan het gat groter worden waardoor
de band niet meer tijdelijk
gerepareerd kan worden.
– Rijd de auto naar voren tot het gat,
voor zover zichtbaar, zich boven aan
de band bevindt om lekkage van
bandenreparatievloeistof te
voorkomen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
386

OPMERKING(Vervolg)
schokken. Hierdoor kunnen storingen
optreden.
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 340)
7.2.6 Als uw auto een lekke band
heeft (auto's met een
reservewiel)
Uw auto is voorzien van een reservewiel.
De lekke band kan worden vervangen
door het reservewiel.
Meer informatie over banden:→blz. 336
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band. Zelfs
als er over een korte afstand met een
lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval
ontstaan.
Voor het opkrikken van de auto
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Zet de selectiehendel in stand P.
• Schakel het hybridesysteem uit.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
396

Aan de sleutel gekoppelde functies
1. Sluiten van de ruiten (draaien en
vasthouden)
*
2. Openen van de ruiten (draaien en
vasthouden)*
*
Deze instelling moet aan de persoonlijke
voorkeur worden aangepast door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten
Bedien de elektrisch bedienbare ruit
nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld raakt tussen de
ruit. Laat tevens de mechanische
sleutel niet bedienen door kinderen.
Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel
van een kind of een andere passagier
klem komt te zitten door het bedienen
van de elektrisch bedienbare ruit.
Starten van het hybridesysteem
1. Zorg ervoor dat de selectiehendel in
stand P staat en trap het rempedaal
in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.
3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
hybridesysteem nog steeds niet kan
worden gestart.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Zet de selectiehendel in stand P en druk
op de startknop zoals u normaal doet bij
het uitschakelen van het hybridesysteem.
Batterij elektronische sleutel
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 354)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen. Het alarm kan worden
geactiveerd als een portier met de
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
408

mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
(→Blz. 66)
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap3hierboven op de startknop. Het
hybridesysteem wordt niet ingeschakeld
en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 145)
7.2.10 Als de 12V-accu is
ontladen
Als de 12V-accu ontladen is, kan het
hybridesysteem met behulp van de
onderstaande procedures worden
gestart. U kunt ook contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Starten van het hybridesysteem
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Auto's met een alarm (→blz. 66):
Controleer of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan het
alarm afgaan of kunnen de portieren
worden vergrendeld, afhankelijk van
de situatie. (→Blz. 67)2. 2ZR-FXE motor: Open de motorkap.
(→Blz. 324)
M20A-FXS motor: Open de motorkap
(→blz. 324) en het deksel van de
zekeringenkast.
3. M20A-FXS motor: Open het deksel
van de speciale hulpstartaansluiting.
4. Sluit de positieve startkabelklem aan
op
Avan uw auto en sluit de klem
aan de andere zijde van de positieve
startkabel aan op
Bvan de tweede
auto. Sluit vervolgens de negatieve
kabelklem aan op
Cvan de tweede
auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de negatieve startkabel aan
op
D.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
409
7
Bij problemen

Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
AInstellingen die u kunt wijzigen op het scherm van het audiosysteem
BInstellingen die u met de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel kunt
wijzigen
CInstellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Alarm
*1(→blz. 68)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Inbraaksensor*2Aan Uit — O —
*1Indien aanwezig
*2Nadat de inbraaksensor uitgeschakeld is, wordt deze opnieuw ingeschakeld door de
portieren te ontgrendelen met de instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
Meters, tellers en multi-informatiedisplay (→blz. 76, blz. 81)
Functie*1Standaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Ta a l*2Engels*3—O—
Eenheden*4l/100 km km/l
—O—
Eenheden
*5mijlen (MPG)l/100 km
km/l
Type meter 2 meters1 meter
*6—O—
geen meters*6
Meter Style (stijl instrumen-
tenpaneel)SmartCasual
—O— Tough
Sporty
Type meter
*7SnelheidsmeterHybridesys-
teemindicator
—O—
Toerenteller
Type meter
*8Hybridesys-
teemindicatorToerenteller — O —
EV-controlelampje Aan Uit — O —
BrandstofverbruikTotaal gemid-
delde (gemiddeld
brandstofver-
bruik [sinds reset-
ten])Ritgemiddelde
(gemiddeld
brandstofver-
bruik [sinds star-
ten])—O—
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
429
8
Voertuigspecificaties

Portiervergrendeling (→blz. 96, blz. 101, blz. 407)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke voor-
keursinstellingABC
Ontgrendelen met de mechani-
sche sleutelAlle portieren in één
keer ontgrendelenBestuurdersportier
ontgrendelen in één
keer, overige portie-
renintweekeer—— O
Functie koppeling van rijsnelheid
aan portiervergrendeling
*Aan Uit O — O
Functie koppeling van stand se-
lectiehendel aan portiervergren-
deling
*Uit Aan O — O
Functie koppeling van stand se-
lectiehendel aan portierontgren-
deling
*Uit Aan O — O
Functie koppeling van portier-
ontgrendeling aan bestuur-
dersportier
*Aan Uit O — O
*Deze instelling is afhankelijk van de instellingen in My Settings.
Smart entry-systeem met startknop en afstandsbediening (→blz. 96, blz. 111)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Bedieningssignaal (alarm-
knipperlichten)*Aan Uit O — O
Tijd totdat na het ontgrende-
len, zonder dat een portier
wordt geopend, de portieren
automatisch weer worden
vergrendeld
*
30 seconden60 seconden
—— O
120 seconden
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklepAan Uit — — O
*Deze instelling is afhankelijk van de instellingen in My Settings.
Smart entry-systeem met startknop (→blz. 96, blz. 111)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke voor-
keursinstellingABC
Smart entry-systeem met startknop Aan Uit O — O
Ontgrendelen portier met Smart
entry-systeem en startknopAlle portieren Bestuurdersportier O — O
Tijd die verstrijkt voordat alle portie-
ren worden ontgrendeld wanneer de
portiergreep van het bestuurderspor-
tier wordt vastgepakt2,0 secondenUit
—— O 1,5 seconden
2,5 seconden
Aantal opeenvolgende portierver-
grendelingen2 keer Zo veel als gewenst — — O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
431
8
Voertuigspecificaties

Persoonlijke voorkeursinstellingen
auto
• Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld, kan het
ontgrendelen van de portieren met
het Smart entry-systeem en
startknop niet worden ingesteld.
• Als de portieren niet worden geopend
nadat de portieren zijn ontgrendeld
en de functie automatisch opnieuw
vergrendelen wordt geactiveerd,
worden er signalen gegenereerd
overeenkomstig de instellingen van
de bedieningssignaalfunctie (zoemer
en alarmknipperlichten).In de volgende situaties wordt het
instelscherm waarop de instellingen
via het multi-informatiedisplay
kunnen worden gewijzigd,
automatisch uitgeschakeld.
• Er verschijnt een
waarschuwingsmelding nadat het
instelscherm wordt weergegeven.
• Het contact wordt UIT gezet.
• De auto begint te rijden terwijl het
instelscherm wordt weergegeven.
8.3 Initialisatie
8.3.1 Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V-accu of onderhoud aan
de auto, moeten de volgende items worden geïnitialiseerd, zodat het systeem weer op de
juiste manier werkt:
Overzicht van te initialiseren onderdelen
Onderwerp Wanneer initialiseren Overzicht
Elektrisch bedienbare
achterklep
*■Na het aansluiten of vervangen van de
12V-accuBlz. 107
Indicatiesysteem motor-
olie verversen■Nadat het vereiste onderhoud is
uitgevoerdBlz. 329
Bandenspanningswaar-
schuwingssysteem■Wanneer de voorgeschreven
bandenspanning is gewijzigd, zoals door
de belading van de auto.
■Bij het wijzigen van de bandenspanning
omdat er een andere bandenmaat
gemonteerd is.Blz. 341
*Indien aanwezig
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
437
8
Voertuigspecificaties

• Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een
andere stand kunt zetten na het
intrappen van het rempedaal terwijl
het contact AAN staat. (→Blz. 149)
Het stuurwiel kan niet
worden gedraaid nadat
het hybridesysteem is
uitgeschakeld
• Het wordt automatisch vergrendeld
om diefstal van de auto te voorkomen.
(→Blz. 143)
De ruiten kunnen niet
worden geopend of ge-
sloten met de schakelaars
van de ruitbediening
• Is de blokkeerschakelaar van de
ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten,
behalve die van het
bestuurdersportier, kunnen niet
worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening wordt ingedrukt.
(→Blz. 127)
• De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN
staat (het hybridesysteem werkt niet).
(→Blz. 146)
Tijdens het rijden klinkt
een
waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de
veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en de
passagiers hun veiligheidsgordel?
(→Blz. 374)
• Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd?
(→Blz. 151)Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers. (→Blz. 372,
blz. 380)
Er wordt een alarm geac-
tiveerd en de claxon
klinkt (auto's met
alarmsysteem)
• Heeft iemand een portier geopend of
bewoog er iets in de auto tijdens het
instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het
alarm klinken. (→Blz. 66)
Voer een van de onderstaande
handelingen uit om het alarm te
deactiveren of uit te schakelen:
• Ontgrendel de portieren of open de
achterklep met de instapfunctie
(indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• Schakel het hybridesysteem in. (Het
alarm wordt na enkele seconden
gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
Bij het verlaten van de
auto klinkt een
waarschuwingszoemer
• Wordt de melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 380)
Er gaat een waarschu-
wingslampje branden of
er wordt een waarschu-
wingsmelding
weergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan blz. 372,
blz. 380.
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
441