
4.5.11 RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)*
*: Indien aanwezig
Overzicht van de Rear Crossing Traffic Alert
De RCTA gebruikt de radarsensoren opzij achter van de BSM in de achterbumper. Deze
functie is bedoeld om de bestuurder te helpen gebieden te controleren die bij het
achteruitrijden niet goed zichtbaar zijn.
1Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, gaan de indicatoren in
beide buitenspiegels knipperen.
2RCTA-zoemer
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, klinkt er een zoemer.De zoemer klinkt ook gedurende
ongeveer 1 seconde direct nadat de
RCTA is ingeschakeld.
3Controlelampje RCTA OFF
Gaat branden wanneer de Rear
Crossing Traffic Alert wordt
uitgeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen van de RCTA
1. Druk op < of > van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op∧of∨van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3.
Druk op∧of∨van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel en
selecteer RCTA.
Wanneer de RCTA wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje RCTA OFF
(→
blz. 310) branden. (Telkenswanneer het contact UIT en weer AAN
wordt gezet, wordt de RCTA
automatisch ingeschakeld.)
De zichtbaarheid van de indicatoren in
de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buiten-
spiegels bij fel zonlicht niet goed te zien.
Hoorbaarheid van de RCTA-zoemer
De RCTA-zoemer komt mogelijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer
het volume van het audiosysteem hoog
staat.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
310

OPMERKING
Reinigingsmiddelen
• Gebruik de volgende
reinigingsmiddelen niet, omdat ze
verkleuring van het interieur of
strepen en beschadigingen van
gelakte oppervlakken kunnen
veroorzaken:
– Behalve de stoelen: Organische
reinigingsmiddelen zoals
wasbenzine en terpentine,
alkalische of zuurhoudende
middelen, textielverf en
bleekmiddel
– Stoelen: Alkalische en
zuurhoudende middelen, zoals
thinner, wasbenzine en alcohol
• Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen
beschadigd raken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van
lederen bekleding
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
beschadiging en vroegtijdige slijtage
van lederen bekleding te voorkomen:
• Verwijder stof en vuil onmiddellijk van
de bekleding.
• Stel de auto niet langdurig bloot aan
direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
• Leg geen vinyl of plastic voorwerpen
of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge
temperaturen in het interieur
mogelijk aan het leer vast blijven
kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet
met water. Water dat in contact komt
met elektrische onderdelen boven of
onder de vloerbedekking, kan schade
aan de verschillende systemen van de
OPMERKING(Vervolg)
auto veroorzaken, bijvoorbeeld aan het
audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
Bij het reinigen van de binnenzijde van
de voorruit (auto's met Toyota Safety
Sense)
Zorg ervoor dat er geen ruitenreiniger
op de lens terechtkomt. Raak de lens ook
niet aan. (→Blz. 131)
Schoonmaken van de binnenzijde van
de achterruit
• Gebruik geen ruitenreiniger om de
achterruit schoon te maken. Anders
kunnen de verwarmingsdraden
beschadigd raken. Veeg de ruit
voorzichtig schoon met een doek en
lauw water. Maak de ruit in
horizontale richting schoon,
evenwijdig aan de
verwarmingsdraden.
• Voorkom beschadiging van de
verwarmingsdraden.
6.2 Onderhoud
6.2.1 Onderhoud en reparatie
Om veilig en zuinig te kunnen rijden is
het van essentieel belang dat uw auto
goed verzorgd en onderhouden wordt.
Toyota raadt u aan uw auto als volgt te
onderhouden:
Periodiek onderhoud
Laat het onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens het
onderhoudsschema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje
voor het onderhoudsschema.
Zelf uit te voeren onderhoud
Hoe zit het met zelf uit te voeren
onderhoud?
Als u een beetje technisch inzicht en wat
eenvoudig gereedschap hebt, zijn veel
onderhoudswerkzaamheden zelf uit te
voeren.
6.1 Onderhoud en verzorging
381
6
Onderhoud en verzorging

Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat mogelijk
branden door een natuurlijke oorzaak
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak, zoals het
onvermijdelijke spanningsverlies dat op
den duur optreedt of een veranderde
bandenspanning die veroorzaakt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat
geval zal het waarschuwingslampje na
een paar minuten uitgaan als de banden
weer op de juiste spanning gebracht zijn.
Als een wiel is vervangen door een
reservewiel (indien aanwezig)
Auto's met volwaardig reservewiel: Ook
het volwaardige reservewiel is voorzien
van een bandenspanningssensor en
-zender. Als de bandenspanning van het
reservewiel te laag is, zal het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaan branden. Bij een
lekke band zal het waarschuwingslampje
lage bandenspanning niet uitgaan, ook
al is het wiel met de lekke band
vervangen door het reservewiel.
Vervang het reservewiel door het wiel
met de gerepareerde band en breng de
band op de juiste spanning. Het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning zal na een paar
minuten uitgaan.
Auto's met compact reservewiel: Het
compacte reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor en
-zender. Bij een lekke band zal het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet uitgaan, ook al is
het wiel met de lekke band vervangen
door het reservewiel. Vervang het
reservewiel door het wiel met de
gerepareerde band en breng de band op
de juiste spanning. Het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning zal na een paar
minuten uitgaan.Omstandigheden waaronder het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem mogelijk niet juist werkt
→Blz. 399
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende
1 minuut heeft geknipperd
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning regelmatig gaat branden
nadat het gedurende 1 minuut geknipperd
heeft wanneer het contact AAN wordt
gezet, laat het systeem dan controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet
hoorbaar, zoals in een luidruchtige
omgeving of wanneer het volume van de
audio hoog staat.
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes van het
ABS en het remsysteem blijven branden
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. De auto kan tijdens het
remmen extreem onstabiel worden en het
ABS-systeem treedt mogelijk niet in
werking. Dit kan leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Als het waarschuwingslampje elektri-
sche stuurbekrachtiging gaat branden
Als het lampje geel gaat branden, wordt
de stuurbekrachtiging beperkt. Als het
lampje rood gaat branden, werkt de
stuurbekrachtiging niet meer en gaat
het draaien van het stuurwiel zeer
zwaar. Als het stuurwiel zwaarder werkt
dan gebruikelijk, houd het dan stevig
vast en oefen meer kracht uit dan
anders.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
445
7
Bij problemen

Starten van het hybridesysteem
wanneer de 12V-accu ontladen is
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart door de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
• Schakel niet-noodzakelijke
elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.
Als de 12V-accu verwijderd of ontladen is
•De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de
12V-accu volledig is ontladen de auto
nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Sommige systemen moeten mogelijk
worden geïnitialiseerd. (→Blz. 507)
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Wanneer de 12V-accuklemmen worden
losgenomen, wordt de in de ECU
opgeslagen informatie gewist. Neem
voordat u de 12V-accuklemmen losneemt
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan
ontladen, zelfs wanneer de auto niet in
gebruik is. Dit wordt veroorzaakt door
natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de
auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart. (De 12V-accu laadt
automatisch op wanneer het
hybridesysteem in werking is.)Bij het opladen of vervangen van de
12V-accu
•
Wanneer de 12V-accu is ontladen, is het
in sommige gevallen niet mogelijk om
de portieren te ontgrendelen met het
Smart entry-systeem met startknop.
Gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start het hybridesysteem
niet bij de eerste poging nadat de
12V-accu weer is opgeladen, maar
start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.
• De stand van het contact wordt door
de auto geregistreerd. Wanneer de
12V-accu weer wordt aangesloten,
keert het systeem terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de
12V-accu ontladen was. Zorg dat het
contact UIT staat voordat de
12V-accu wordt losgenomen.
Wees extra voorzichtig bij het aansluiten
van de 12V-accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond
voordat de 12V-accu werd opgeladen.
Vervangen van de 12V-accu
2ZR-FXE motor
• Gebruik een 12V-accu die voldoet aan
de Europese wetgeving.
•
Gebruik een 12V-accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN1), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (45 Ah) of meer, en een gelijk-
waardig koudstartvermogen (CCA)
(286 A) of meer.
–Als het formaat verschilt, kan de
12V-accu niet goed worden bevestigd.
– Als de capaciteit laag is, zelfs als de
auto korte tijd niet gebruikt is, kan
de 12V-accu ontladen en kan het
hybridesysteem mogelijk niet meer
worden gestart.
• Neem voor meer informatie contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
482