
Laat na de noodreparatie met de
bandenreparatieset de band repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met
een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig
beschadigd worden dat reparatie niet
meer mogelijk is en kan er een ongeval
ontstaan.
Voordat u de band repareert
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Selecteer stand P.
• Zet het EV-systeem uit.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Controleer de mate waarin de band
beschadigd is.
Een band mag alleen met de
bandenreparatieset worden
gerepareerd indien de beschadiging te
wijten is aan perforatie van het
loopvlak door een spijker of schroef.
– Haal de spijker of schroef niet uit de
band. Door het verwijderen ervan
kan het gat groter worden waardoor
de band niet meer tijdelijk
gerepareerd kan worden.
– Rijd de auto naar voren tot het gat,
voor zover zichtbaar, zich boven aan
de band bevindt om lekkage van
bandenreparatievloeistof te
voorkomen.Een lekke band die niet kan worden
gerepareerd met de
bandenreparatieset
In de volgende gevallen is reparatie van
de band met behulp van de
bandenreparatieset niet mogelijk. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
• De band is beschadigd door rijden met
onvoldoende spanning
• Wanneer de scheurtjes of
beschadigingen zich niet in het
loopvlak bevinden maar bijvoorbeeld
in de wangen van de band
• De band is zichtbaar van de velg
afgelopen
• Het lek in of de beschadiging van het
loopvlak is 4 mm of groter
• De velg is beschadigd
• Twee of meer banden zijn lek
• Wanneer een enkele band door meer
dan één scherpe voorwerpen
doorboord is
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
456

WAARSCHUWING!(Vervolg)
kind of een andere passagier klem komt
te zitten door het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruit.
Starten van het EV-systeem
1. Trap het rempedaal in.
2. Houd de elektronische sleutel tegen
de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet. Wanneer het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen, wordt het
contact in stand ACC gezet.
3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als het
EV-systeem nog steeds niet kan
worden gestart.
Uitzetten van het EV-systeem
Activeer de parkeerrem, selecteer stand P
en druk op de startknop zoals u normaal
doet bij het uitschakelen van het
EV-systeem.Batterij elektronische sleutel
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 429)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen. Het alarm kan worden
geactiveerd als een portier met de
mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
(→Blz. 59)
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap3hierboven op de startknop. Het
EV-systeem wordt niet ingeschakeld en
de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 201)
8.2.10 Als de 12V-accu is
ontladen
Als de 12V-accu van de auto ontladen is,
kan het EV-systeem met behulp van de
onderstaande procedures worden
gestart. U kunt contact ook opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Herstarten van het EV-systeem
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Controleer of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Afhankelijk van de situatie kan bij het
aansluiten van de startkabels het
alarm worden geactiveerd en kunnen
de portieren worden vergrendeld.
(→Blz. 61)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
469
8
Bij problemen

Wijzigen met behulp van het
multimediasysteem
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Vehicle customize”
(voertuig aanpassen).
3. Selecteer de gewenste instelling
overeenkomstig de weergave.
Er kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd.
Raadpleeg het overzicht met
instellingen die kunnen worden
gewijzigd voor meer informatie.Aanpassen aan persoonlijke voorkeur
met behulp van het multimediasysteem
of multi-informatiedisplay
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, activeer de parkeerrem en
selecteer stand P. Laat tijdens het
aanpassen aan de persoonlijke voorkeur
van de opties ook het EV-systeem in
werking, om te voorkomen dat de
12V-accu ontladen raakt.
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg ervoor dat het EV-systeem tijdens
het instellen draait, om te voorkomen
dat de 12V-accu ontladen raakt.
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
AInstellingen die u met het multimediasysteem kunt wijzigen
BInstellingen die u met behulp van het multi-informatiedisplay kunt wijzigen
CInstellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Alarm (→blz. 59)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Schakelt het alarm uit wan-
neer de portieren worden
ontgrendeld met de mecha-
nische sleutelUit Aan — — O
Laadsysteem (→blz. 87, blz. 93)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Laadstroom MAX8A
OO –
16 A
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
483
9
Voertuigspecificaties

Verlichting (→blz. 369)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Tijd die verstrijkt voordat de
interieurverlichting uitgaat15 secondenUit
O—O 7,5 seconden
30 seconden
Werking nadat het contact
UIT is gezetAan Uit — — O
Werking als de portieren
worden ontgrendeldAan Uit — — O
Werking wanneer u de auto
nadert terwijl u de elektroni-
sche sleutel bij u draagtAan Uit — — O
Interieurverlichting achter
en voetenruimteverlichting
*Aan Uit — — O
*Indien aanwezig
Persoonlijke voorkeursinstellingen
auto
• Wanneer de functie koppeling van
portiervergrendeling aan rijsnelheid
en de functie koppeling van
portiervergrendeling aan stand
transmissie allebei zijn ingeschakeld,
werkt de portiervergrendeling als
volgt.
– Als de transmissie in een andere
stand dan P wordt gezet, worden
alle portieren vergrendeld.
– Als de auto wordt gestart terwijl alle
portieren zijn vergrendeld, werkt de
functie koppeling
portiervergrendeling aan rijsnelheid
niet.
– Als de auto wordt gestart terwijl een
van de portieren is ontgrendeld,
werkt de functie koppeling van
rijsnelheid aan portiervergrendeling
wel.
• Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld, kan de
functie ontgrendelen met
instapfunctie niet worden aangepast.
• Als de portieren niet worden geopend
nadat de portieren zijn ontgrendeld
en de timer automatisch opnieuw
vergrendelen wordt geactiveerd,
worden er signalen gegenereerdovereenkomstig de instelling van de
bedieningssignaalfunctie
(alarmknipperlichten).
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
493
9
Voertuigspecificaties

De ruiten kunnen
niet worden ge-
opend of gesloten
met de schakelaars
van de
ruitbediening
• Is de blokkeerschakelaar van de
ruitbediening ingedrukt? De
elektrisch bedienbare ruiten, behalve
die van het bestuurdersportier,
kunnen niet worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening wordt ingedrukt.
(→Blz. 179)
Het contact wordt
automatisch UIT
gezet
• De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN
staat (het EV-systeem werkt niet).
(→Blz. 201)
Tijdens het rijden
klinkt een
waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de
veiligheidsgordel knippert. Dragen de
bestuurder en de passagiers hun
veiligheidsgordel? (→Blz. 444,
blz. 444)
• Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt. Is de parkeerrem
gedeactiveerd? (→Blz. 210)
Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers. (→Blz. 442,
blz. 449)
Er wordt een alarm
geactiveerd en de
claxon klinkt (au-
to's met
alarmsysteem)
• Heeft iemand een portier geopend
tijdens het instellen van het alarm? De
sensor signaleert dit en laat het alarm
klinken. (→Blz. 59)
Start het EV-systeem om het alarm te
stoppen.
Bij het verlaten van
de auto klinkt een
waarschuwingszoemer
• Wordt de melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 449)
Er gaat een waar-
schuwingslampje
branden of er
wordt een waar-
schuwingsmelding
weergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan blz. 442,
blz. 449.
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan
Als uw auto een
lekke band heeft
• Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en repareer de lekke band
met de bandenreparatieset.
(→Blz. 455)
De auto zit vast
• Voer de procedure uit voor als de auto
vastzit in modder, vuil of sneeuw.
(→Blz. 475)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
497
Index

Antidiefstalsysteem
Alarm*..................59
Bedienen van het systeem......58
Inbraaksensor (indien aanwezig) en
hellingsensor (indien aanwezig) . . .61
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........60
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........59
Startblokkering.............58
Supervergrendeling*.........59
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHB (Automatic High Beam)* . . .219
AHS
(Adaptive High Beam-systeem)* .215
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........222
Dimlicht tijdelijk inschakelen . . .218 ,
221
Draaiknop koplampverstelling* . .215
Extended Headlight Lighting-
systeem................215
Gebruik van het Adaptive High
Beam-systeem............216
Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem............219
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht..........218 , 221
Inschakelen van de koplampen . . .213
Inschakelen van de mistlampen . .222
Inschakelen van het grootlicht . . .215
Lichtschakelaar............213
Regelingen systeem.........216
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .222
Schakelaar mistlampen.......222
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........436
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........437
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .436
Bedieningsinstructies........436
De auto tot stilstand brengen . . .436EV-systeem
Actieradius...............75
Airconditioning.............74
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem . .68
Bagage..................75
Bediening transmissie.........74
Bij het remmen.............74
Controle van bandenspanning....74
Files....................74
Kenmerken EV-systeem........66
Laden...................67
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid........75
Rijden op autowegen of snelwegen .74
Systeemonderdelen.......66,69
Tips voor het vergroten van de
actieradius................75
Tips voor rijden met een
batterij-elektrische auto.......74
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen..............73
Voorzorgsmaatregelen EV-
systeem.................69
Waarschuwingsmelding.......73
Weergegeven waarde.........75
Favoriete instellingen
Ergonomisch geheugen*......179
“My settings” (mijn instellingen). .182
Opgeslagen functies.........183
Opslaan/oproepen van een
rijpositie................180
Registreren/oproepen/uitschakelen
van een rijpositie in een elektronische
sleutel (geheugenoproepfunctie) .181
Types authenticatie-apparaten . .183
Vergemakkelijken van in- en
uitstappen bestuurder
(Power Easy Access-systeem) . . .179
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Activeren van de op afstand
bedienbare airconditioning.....365
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier
(SYNC-modus)............362
Automatische airconditioning . . .359
Bedieningspaneel airconditioning.359
Trefwoordenlijst
576