122
Veiligheid
Overzicht voor het bevestigen van ISOFIX-kinderzitjes
Volgens de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan vo\
or het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van
ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-ma\
at op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)Rug in de rijrichting Rug in de
rijrichtingGezicht in de rijrichting
F G C D E C D A B B1 B2 B3
ISOFIX-maat
Individuele
passagiersstoel of bank met 2
zitplaatsen met
passagiersairbag uitgeschakeld "OFF" of
ingeschakeld "ON" Geen ISOFIX
124
Veiligheid
Combi
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)Rug in de rijrichting Rug in de
rijrichtingGezicht in de rijrichting
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1 B2 B3
Zitrij 1 (a)
Individuele
passagiersstoel of bank met 2
zitplaatsen met
passagiersairbag uitgeschakeld "OFF" of
ingeschakeld "ON" Geen ISOFIX
126
Veiligheid
Business
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)Rug in de rijrichting Rug in de
rijrichtingGezicht in de rijrichting
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1 B2 B3
Zitrij 1 (a)
Individuele
passagiersstoel of bank met 2
zitplaatsen met
passagiersairbag uitgeschakeld "OFF" of
ingeschakeld "ON" Geen ISOFIX
128
Veiligheid
Active
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)Rug in de rijrichting Rug in de
rijrichtingGezicht in de rijrichting
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1 B2 B3
Zitrij 1 (a)
Passagiersstoel met
passagiersairbag uitgeschakeld "OFF" of
ingeschakeld "ON" Geen ISOFIX
Zitrij 2
Zitplaatsen achter IL IUF, IL
Zitrij 3
Zitplaatsen achter IL (1-4)XIL (4) XIL (4) IUF, IL X
129
Veiligheid
5Allure, Business VIP
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0) Tot ca. 6
maanden Tot 10 kg
(categorie 0) Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)Rug in de rijrichting Rug in de
rijrichtingGezicht in de rijrichting
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1 B2 B3
Zitrij 1 (a)
Passagiersstoel met
passagiersairbag uitgeschakeld "OFF" of
ingeschakeld "ON" Geen ISOFIX
Zitrij 2
Zitplaats achter bestuurder of
voorpassagier X
IL (5) IL IL (5) ILIUF, IL IUF, IL
Middelste zitplaats
(b) X
IL (5) IL IL (5) IL IUF, IL
132
Veiligheid
Overzicht voor het bevestigen van i-Size-kinderzitjes
Volgens de nieuwe Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan v\
oor het bevestigen van een i-Size-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van
ISOFIX-bevestigingen die voor i-Size-kinderzitjes zijn goedgekeurd.
Zitplaatsi-Size-bevestigingssysteem
Zitrij 1 (a)
Passagiersstoel met passagiersairbag
uitgeschakeld "OFF" of ingeschakeld "ON" Geen i-Size
Zitrij 2 Met tweezitsbank op zitrij 1
Buitenste zitplaatsen
Geen i-Size
Middelste zitplaats Geen i-Size
Met individuele stoelen op zitrij 1
Buitenste zitplaatsen Geen i-Size
Middelste zitplaats Geen i-Size
170
Rijden
Lane Departure Warning
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken strepen
herkent, het onbedoeld overschrijden van een
rijstrookmarkering.
De waarschuwing wordt geactiveerd als bij een
rijsnelheid hoger dan 80 km/h een rijstrookmarkering
op het wegdek dreigt te worden overschreden
zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
hoofdwegen.
Detectie - waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het knipperen van dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, en tot ongeveer 20 seconden nadat deze is
uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Bij een snelheid lager dan 30 km/h kan het
automatische noodremsysteem de auto tot
volledige stilstand vertragen.
Anders (bij uitvoeringen met alleen een camera)
kan de snelheid worden verlaagd tot maximaal
25 km/h.
Bij uitvoeringen met camera en radar kan
de snelheidsverlaging wordt uitgebreid naar
50
km/h, als beide sensoren de dreiging kunnen
waarnemen.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
–
Bij lagere snelheid in stedelijke gebieden,
wanneer er een stilstaand voertuig, voetganger of
fietser wordt gedetecteerd.
–
De rijsnelheid ligt tussen 10
km/h en 85 km/h
(uitvoeringen met uitsluitend een camera) of 140
km/h (uitvoeringen met camera en radar) wanneer
een rijdend voertuig wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Tijdens het knipperen is de functie niet beschikbaar.
Als het automatische noodremsysteem wordt
gebruikt bij een auto met automatische transmissie,
moet u het rempedaal ingedrukt houden, ook nadat
de auto helemaal tot stilstand is gekomen, om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan het automatische noodremsysteem op elk gewenst moment
uitschakelen door een ferme stuurbeweging te
maken (ontwijkende manoeuvre) en/of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan zwaar voelen en iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Uitschakelen / inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De instellingen kunnen via het configuratiemenu van de auto worden
gewijzigd.
Het uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Storing
Dit waarschuwingslampje gaat op het instrumentenpaneel branden, als de werking
van het automatische remsysteem is verminderd of
beperkt. Dit is normaal; u hoeft hiervoor geen contact op te
nemen met een werkplaats.
Dit kan worden veroorzaakt door minder zicht
(bijvoorbeeld door regen, mist, sneeuw, verblinding
door een laaghangende zon) of omdat een van de
sensoren is afgedekt. Stop de auto in dat geval en
controleer of de camera aan de voorzijde of de radar
aan de voorzijde met vuil, sneeuw, ijs of iets anders
is afgedekt waardoor de sensor niet goed werkt.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en weer
gestart, neem dan contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Deze waarschuwingslampjes gaan op het instrumentenpaneel en/of op
het display met waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels of de airbag vóór aan
passagierszijde branden om aan te geven dat de
veiligheidsgordel van de bestuurder en/of de
passagier voorin niet is bevestigd (afhankelijk van de
uitvoering). Het automatische remsysteem is
uitgeschakeld totdat de veiligheidsgordels zijn
vastgemaakt.
290
Registratie van autogegevens en privacy
Registratie van
autogegevens en privacy
In de auto zijn elektronische regeleenheden
geïnstalleerd. Deze regeleenheden verwerken
gegevens die bijvoorbeeld van de sensoren van
de auto worden ontvangen, of gegevens die door
de eenheden zelf worden gegenereerd of die ze
met elkaar uitwisselen. Sommige regeleenheden
zijn vereist voor de juiste werking van uw auto,
andere eenheden helpen u bij het rijden (rij- of
parkeerhulpsystemen) en nog weer andere
eenheden bieden comfort- of infotainment-functies.
Hieronder staat algemene informatie over hoe
gegevens in de auto worden verwerkt.
U vindt aanvullende informatie over de specifieke
gegevens die worden gedownload, opgeslagen
en verstuurd naar derden en waarvoor ze
in uw auto worden gebruikt. Dit staat onder
"Gegevensbescherming". Deze informatie is direct
gekoppeld aan de referenties voor de betreffende
functies in het bijbehorende instructieboekje voor de
auto of in de algemene verkoopvoorwaarden.
Deze informatie staat ook online.
Werkingsgegevens van de
auto
De regeleenheden verwerken gegevens die voor de
werking van de auto worden gebruikt.
Deze gegevens omvatten onder meer:
–
Informatie over de toestand van de auto
(zoals snelheid, reistijd, zijdelingse acceleratie, draaisnelheid van de wielen en vastgemaakte
veiligheidsgordels).
–
Omgevingsfactoren (zoals temperatuur
,
regensensor en afstandssensor).
Over het algemeen zijn deze gegevens tijdelijk,
worden ze niet langer dan één werkingscyclus
opgeslagen en worden ze alleen in de auto zelf
gebruikt. De regeleenheden slaan deze gegevens
vaak op (inclusief de sleutel van de auto). Met deze
functie kan informatie over de toestand van de auto,
de belasting van componenten, servicevereisten,
gebeurtenissen en technische storingen tijdelijk of
permanent worden opgeslagen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
worden de gegevens als volgt opgeslagen:
–
De bedrijfsstatus van systeemcomponenten
(zoals het vulniveau, de bandenspanning en de
laadtoestand van de accu).
–
Fouten en storingen in belangrijkste
systeemcomponenten (zoals lampen en remmen).
–
Reacties van systemen in specifieke rijsituaties
(zoals activering van een airbag of activering van
stabiliteitsregel- en remsystemen).
–
Informatie over gebeurtenissen die schade aan de
auto hebben veroorzaakt.
–
Bij elektrische en plug-in hybride auto's de
laadtoestand van de tractiebatterij en de geschatte
actieradius.
Onder specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld
als de auto een storing heeft gedetecteerd) kan het
nodig zijn om gegevens te registreren die anders
niet worden opgeslagen. Wanneer u servicewerkzaamheden aan uw auto
laat uitvoeren (zoals reparatie of onderhoud), dan
kunnen de opgeslagen bedrijfsgegevens worden
uitgelezen, samen met het VIN-nummer van de
auto, en kunnen ze waar nodig worden gebruikt.
Personeel dat voor het servicenetwerk werkt (zoals
garages en fabrikanten) of derden (bijvoorbeeld
pechhulpverleners) kunnen de gegevens van de
auto uitlezen. Dit geldt ook voor werkzaamheden die
onder garantie en vanwege kwaliteitsmaatregelen
worden uitgevoerd.
Deze gegevens worden meestal uitgelezen via
de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) die
wettelijk verplicht in de auto is. De gegevens
worden gebruikt voor meldingen over de technische
toestand van de auto of componenten van de auto
en maakt de diagnose van storingen gemakkelijker,
in overeenstemming met verplichtingen onder
garantie en voor verbetering van de kwaliteit. Deze
gegevens, met name informatie over belasting
van componenten, technische gebeurtenissen,
bedieningsfouten en andere storingen, worden
waar nodig naar de fabrikant gestuurd, samen met
het VIN-nummer van de auto. Er kan ook sprake
zijn van aansprakelijkheid van de fabrikant. De
fabrikant kan de bedrijfsgegevens die uit de auto
worden gehaald ook gebruiken voor terugroepacties
voor producten. De gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garantie van de klant en eventuele
garantieclaims na te kijken.
Elke storing die in de auto is opgeslagen, kan
door een servicepunt tijdens onderhouds- of