55
Ergonomie en comfort
3
Dit controlelampje gaat permanent branden als
er een cyclus voor voorverwarming / -koeling
is geprogrammeerd. Het knippert als de
voorverwarming / -koeling bezig is.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
We raden u aan om een programma te starten
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten
om de elektrische actieradius te optimaliseren.
Met de MYPEUGEOT APP-app kan het programmeren ook met een smartphone
worden uitgevoerd.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de op afstand bedienbare aanvullende
functies.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen / -koelen geluid maakt.
Auto's uitgerust met een alarmsysteemAfhankelijk van de uitvoering kunnen de
interieurbeveiliging en wegsleepbeveiliging
beperkt of onderbroken zijn tijdens het
voorkoelen of voorverwarmen.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het
contact is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten,
dan wordt de functie alleen geactiveerd als de
laadtoestand van de tractiebatterij meer dan 20% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten,
er een herhaald programma is geactiveerd
(bijvoorbeeld van maandag tot en met vrijdag)
en er twee cycli voor voorverwarmen/-koelen zijn
uitgevoerd zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt
het programma gestopt.
Voorzieningen vóór
1. Zonneklep
2. Muntenhouder (afhankelijk van de uitvoering)
3. Dashboardkastje met verlichting
4. Portiervakken
5. Opbergruimte of draadloze smartphonelader
6. Voorste USB-aansluiting / 12V-aansluiting
7. Bekerhouder
8. Opbergruimte of opbergvak voor een
smartphone met, afhankelijk van de
uitvoering,
afsluitbare kabeldoorvoer in de
armsteun vóór
9. Armsteun vóór met opbergvak (afhankelijk van
de uitvoering)
Voorste USB-aansluiting (afhankelijk van de
uitvoering)
57
Ergonomie en comfort
3Opbergvak voor smartphone /
USB-aansluiting
► Open de armsteun vóór voor toegang tot de
kabeldoorvoer.
►
Open het klepje van de kabeldoorvoer
.
►
Plaats het aan te sluiten apparaat met de
bijbehorende USB-kabel in de opbergruimte.
►
Leid de kabel door de kabeldoorvoer in de
armsteun vóór.
►
Sluit de kabel aan op de USB-aansluiting om het
apparaat op te laden.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de
auto geleverde stroomsterkte.
Zie de delen over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie over
het gebruik van deze apparatuur.
Draadloze smartphonelader
Met dit systeem kunt u apparaten zoals een
smartphone draadloos opladen volgens het principe
van magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de norm Qi of moet zijn voorzien van een
compatibele hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze door
de fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool
Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij het Sleutelloos instap- en startsysteem-
systeem kan de werking van de lader kort worden
onderbroken als er een portier wordt geopend of als
het contact wordt uitgeschakeld.
Opladen
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een apparaat
in het midden plaatsen.
Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om meerdere apparaten tegelijkertijd op te laden.
Zorg dat er geen metalen voorwerpen (zoals munten, sleutels of afstandsbediening van
de auto) in het laadgedeelte liggen tijdens het
opladen van een apparaat - kans op
oververhitting of onderbreking van het opladen!
Wanneer apparaten langere tijd worden gebruikt in combinatie met draadloos laden,
kunnen sommige smartphones overschakelen op
een thermische beveiliging, waardoor sommige
functies worden geblokkeerd.
Controle van de werking
De status van het controlelampje geeft de werking
van de lader aan.
60
Ergonomie en comfort
– als er op de vergrendeltoets van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De plafonnier gaat uit:
–
als de auto wordt vergrendeld.
–
als het contact wordt aangezet.
–
30 seconden na het sluiten van het laatste portier
.
De aanraakgevoelige kaartleeslampjes voor en
achter gaan samen met de plafonnier aan en uit.
Wanneer er lang op de aanraakgevoelige plafonnier voorin wordt gedrukt, wordt de
lamp volledig uitgeschakeld (wat wordt bevestigd
met het symbool "OFF").
De aanraakgevoelige leeslampjes voorin en
achterin blijven werken.
Sfeerverlichting
De sfeerverlichting geeft een zachte, gekleurde
verlichting in het interieur wanneer er weinig licht is.
Standaard is de kleur van de sfeerverlichting
gekoppeld aan dat van de schermen, afhankelijk van
de geselecteerde rijstand.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en de lichtsterkte ervan aanpassen via
Instellingen > Helderheid op het touchscreen.
De kleur wordt geselecteerd via Instellingen >
Aanpassingen
op het touchscreen.
Voorzieningen achter
USB-aansluitingen
Elke USB-aansluiting is uitsluitend bestemd voor de
voeding en het opladen van draagbare apparatuur.
Armsteun achter
De armsteun bevat twee bekerhouders. De bekerhouders hebben een verwijderbare
verkleiner die kan worden gebruikt op basis van de
diameter van de gebruikte blikjes en bekers.
In de penhouder kan ook een smartphone worden
geplaatst.
Skiluik
Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoeren
van lange voorwerpen.
Openen
► Zet de armsteun achter omlaag en open het luik
door de hendel omlaag te trekken.
► Steek de voorwerpen vanuit de bagageruimte
door het skiluik.
Haaienvinantenne
204
PEUGEOT i-Connect Advanced - PEUGEOT i-Connect
Connectiviteit
Een apparaat met een
draadverbinding aansluiten
via USB
Door een mobiel apparaat via USB te verbinden kan
het apparaat worden opgeladen. De geautoriseerde
mediacontent kan dan ook beschikbaar worden
gesteld aan het systeem (Media-content van het
iPod
®-type).Met een enkele USB-aansluiting kan de Mirror Screen-verbinding (Apple®CarPlay® of
Android Auto) voor compatibele verbonden mobiele
apparaten tot stand worden gebracht en kunnen
bepaalde apps van het apparaat op het touchscreen
worden gebruikt.
Zie het deel "Ergonomie en comfort - Voorzieningen"
voor meer informatie over de USB-aansluiting die
compatibel is met de Mirror Screen
®-functie.
Wanneer het mobiele apparaat is aangesloten met
de USB-kabel wordt het opgeladen.
Voor de beste prestaties raden wij u aan om de originele USB-kabels (bij voorkeur zo
kort mogelijke kabels) van uw apparaten te
gebruiken.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te
voorkomen.
Bluetooth®-verbinding
Verbinding met een mobiel apparaat met het
systeem van de auto via Bluetooth® biedt toegang
tot de inhoud en "Media"-streaming. Deze zorgt er
ook voor dat de Telefoon-functie wordt ingeschakeld.
De verbinding kan worden gestart via het Bluetooth
®-
menu van het mobiele apparaat of via het systeem
van de auto. Hiervoor moet het "Apparaten"-menu
worden geopend om voor de eerste keer verbinding
te maken.
In sommige gevallen moet u uw apparaat ontgrendelen en toestemming geven bij het
synchroniseren van contactpersonen en recente
oproepen.
Het kan zijn dat sommige functies niet door uw
apparaat worden ondersteund.
Bezoek de landelijke website van het merk
voor informatie over de gedeeltelijke of
volledige compatibiliteit van typen apparaten en
smartphones.
Koppelingsprocedure via een apparaat
In het Bluetooth®-menu op uw mobiele
apparaat selecteert u de naam van het
systeem in de lijst met gedetecteerde apparaten.
Om de Bluetooth® -functie van uw systeem
zichtbaar te maken opent u eerst het
" Apparaten"-menu van het systeem.
Voer de eerste verbindingsprocedure uit die door het
systeem en op het apparaat wordt voorgesteld.
Bijvoorbeeld het valideren van de koppelingscodes.
Koppelingsprocedure via het systeem
Druk op de "Instellingen"-app.
Selecteer het "Connectiviteit"-tabblad in de lijst.
Selecteer "Apparaten".
Selecteer de naam van het mobiele apparaat
waar vanaf u verbinding wilt maken:
–
De lijst met bekende apparaten (als het apparaat
al met het systeem verbonden is geweest).
of
–
De lijst met gedetecteerde apparaten (als het
apparaat nooit met het systeem verbonden is
geweest of uit het systeem is verwijderd).
Een mobiel apparaat dat al verbonden is met het systeem wordt automatisch opnieuw
verbonden wanneer de auto wordt gestart als het
gebruikersprofiel is geselecteerd.
Het automatisch opnieuw verbinden wordt
gepauzeerd wanneer het "Apparaten"-menu
wordt geopend. Op deze manier kan het systeem
de Bluetooth
® -functie zichtbaar maken om een
nieuw apparaat te verbinden.
De verbinding met het systeem wordt ongedaan
gemaakt wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend en het contact wordt afgezet.
Automatisch opnieuw verbinding maken
Wanneer een gebruikersprofiel is geselecteerd,
kan het systeem automatisch apparaten die
221
Index
T
Technische gegevens 193–194
Te laag brandstofniveau
150
Telefoon
204–205, 209–210
Teller
10, 111
Temperatuurregeling
51
Terugwinnen van energie
18, 103
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
176, 178
Tijd instellen
2 11
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
52–53
Top Tether (bevestiging)
89, 92–93
Touchscreen
21–23, 54
Tractiebatterij opladen
(plug-in hybride)
18, 151, 158, 160
Tractiebatterij (plug-in hybride)
19, 151–152, 158
Trailer Stability Management (TSM)
80
Trekhaak
80, 161
Trekhaak met afneembare kogel
162–164
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning 11 5
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
84, 88
USB-aansluiting
56–57, 60
V
Veiligheidsgordels 81–82, 89
Veiligheidsgordels achter 81
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
84, 86–91
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen)
84, 86–91
Ventilatie
49–50
Ventilatieroosters
49
Verbruikscijfers
22
Vergrendelen
25–27
Vergrendeling portieren ~
Portieren vergrendelen
28–29
Vergrendeling van binnenuit
28
Verklikkerlampje READY
168
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
11
Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes
11
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
81
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~
Gordel (lampje)
81
Verlichting bagageruimte
62
Verlichting met Full LED-technologie
65, 68
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting
64
Vermogen
18
Vermogensmeter (plug-in hybride)
9, 18
Verversen
169
Vervoer van lange voorwerpen ~
Lange voorwerpen vervoeren
60
Verwarming
49
Visiopark
145
Visiopark 1
144
Voorruitverwarming
54
Voorstoelen
42–44
Voorverwarming/-koeling interieur
(plug-in hybride)
23, 54Vrijloop activeren 172
W
Waarschuwing kans op aanrijding 133–135
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
137–138
Waarschuwing vergeten verlichting
63
Wallbox (plug-in hybride)
153, 155, 160
Wassen
11 0
Wassen (adviezen)
152, 172–173
Wiel demonteren
179–181
Wiel monteren
179, 181
Wielophanging
172
Wiel verwisselen
175, 179
Window-airbags
84–85
Z
Zekeringen 184
Zekeringen vervangen
184
Zicht
53
Zij-airbags
84–85
Zijspots
66
Zonder gereedschap afneembare kogel
162–164
Zonneklep
56
Zonnescherm
38–39
Zonnesensor
50
Zuinig rijden
8