• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, kan aan de voorzijde
van de auto een geluid hoorbaar zijn
dat afkomstig is van het remsysteem.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer na het uitschakelen van het
hybridesysteem een of twee minuten
zijn verstreken.
Geluiden en trillingen tijdens de
werking van de Active Cornering
Assist
Tijdens de werking van de Active
Cornering Assist kunnen geluiden en
trillingen vanuit het remsysteem worden
waargenomen, maar deze duiden niet op
een storing.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC, de Trailer Sway Control en het
VSC-systeem
Als de TRC, de Trailer Sway Control en
het VSC-systeem zijn uitgeschakeld,
worden deze automatisch opnieuw
ingeschakeld in de volgende situaties:
• Als het contact UIT wordt gezet
• Als alleen het TRC-systeem is
uitgeschakeld, wordt de TRC weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid
toeneemt. Als zowel het TRC- als het
VSC-systeem is uitgeschakeld, worden
deze niet automatisch weer
ingeschakeld als de rijsnelheid
toeneemt.
Werkingsvoorwaarden van de Active
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het
volgende zich voordoet.
• De TRC/VSC kan in werking treden
• De bestuurder probeert tijdens het
rijden in een bocht te accelereren• Het systeem signaleert dat de auto
naar de buitenkant van de bocht
uitwijkt
• Het rempedaal wordt losgelaten
Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te
beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden
uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of
breng de auto tot stilstand en schakel
het hybridesysteem UIT. Het
EPS-systeem moet binnen 10 minuten
weer normaal werken.
Voorwaarden voor werking
noodstopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
• De alarmknipperlichten zijn uit.
• De werkelijke rijsnelheid is hoger dan
55 km/h.
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld.
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat.
Werkingsvoorwaarden Secondary
Collision Brake (indien aanwezig)
Het systeem werkt als de airbagsensor
een aanrijding signaleert terwijl de auto
in beweging is. Het systeem werkt
echter niet wanneer onderdelen
beschadigd zijn.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
293
4
Rijden
Controlelampje PKSB OFF*
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert) (indien aanwezig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een sto-
ring aanwezig is in het PKSB-systeem (Parking Support
Brake)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Dit geeft aan dat het sys-
teem tijdelijk niet beschikbaar is, doordat een sensor mo-
gelijk vuil is of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 281, blz. 398)
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay (alleen 7 inch display).
Controlelampje RCTA OFF
*(waarschuwingszoemer)
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)
(indien aanwezig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een sto-
ring aanwezig is in de RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Geeft aan dat de achter-
bumper rondom de radarsensor vuil is, enz. (→Blz. 261)
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 250, blz. 398)
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay (alleen 7 inch display).
Controlelampje Traction Control
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
■De VSC/Trailer Sway Control;
■Het TRC-systeem;
■De functie Trail-modus (indien aanwezig); of
■De Hill Start Assist Control
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
394
WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Als het compacte reservewiel (indien
aanwezig) is gemonteerd
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC/Trailer Sway Control
–TRC
– Cruise control (indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
– EPS
– LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
– Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
– AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
– BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem (indien
aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Bovendien kan het onderstaande
systeem niet volledig worden gebruikt,
maar worden mogelijk ook de
onderdelen van de aandrijflijn negatief
beïnvloed:
– E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem) (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en ernstig letsel.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij hard
remmen letsel veroorzaakt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
421
7
Bij problemen
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)*1(→blz. 249)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)Aan Uit – O –
Zoemervolume
*2Niveau 2Niveau 1
–O–
Niveau 3
*1Indien aanwezig
*2Deze instelling is gekoppeld aan het zoemervolume van de Toyota Parking
Assist-sensor.
Toyota Parking Assist-sensor
*1(→blz. 268)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Toyota Parking Assist-sensor Aan Uit – O O
Zoemervolume
*221
–OO
3
*1Indien aanwezig
*2Deze instelling is gekoppeld aan het zoemervolume van de RCTA-functie (Rear Crossing
Traffic Alert).
PKSB (Parking Support Brake)
*(→blz. 277)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
PKSB-functie (Parking Sup-
port Brake)Aan Uit – O –
*Indien aanwezig
Airconditioning (→blz. 304)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Schakelen tussen buiten-
luchtmodus en de aan de
toets AUTO gekoppelde recir-
culatiemodusAan Uit O – O
Automatische bediening air-
coschakelaarAan Uit O – O
Schakelen naar de buiten-
luchtmodus als de auto ge-
parkeerd isAan Uit – – O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
454
8.3 Initialisatie
8.3.1 Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V-accu of onderhoud aan
de auto, moeten de volgende items worden geïnitialiseerd, zodat het systeem weer op de
juiste manier werkt:
Overzicht van te initialiseren onderdelen
Onderwerp Wanneer initialiseren Overzicht
Elektrisch bedienbare achterklep*■Na het aansluiten of vervangen
van de 12V-accu
■Na het vervangen van een
zekeringBlz. 129
Toyota Parking Assist-sensor
*Blz. 271
Parking Support Brake
*Blz. 282
Elektrisch bedienbare ruiten■Wanneer de werking abnormaal
isBlz. 158
Panoramadak
*Blz. 162
Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
*
■Bij het wisselen van wielen
■Als de band is gewisseld
■Nadat de identificatiecodes zijn
geregistreerdBlz. 355
Toyota Parking Assist Monitor
*■Na het aansluiten of vervangen
van de 12V-accu
■Na het vervangen van een
zekeringRaadpleeg de
handleiding voor
het navigatie- en
multimediasys-
teem of de hand-
leiding voor het
multimediasys-
teem. Panoramic View Monitor
*
*Indien aanwezig
8.3 Initialisatie
456
A
Antidiefstalsysteem...........73
Alarm*..................74
Bedienen van het systeem......73
Inbraaksensor en hellingsensor . . .76
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........74
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........74
Startblokkering.............73
Supervergrendeling*.........74
B
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers...............196
Achterruitenwisser en -sproeier . .205
AHB (Automatic High Beam)* . . .198
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......202
,205
Bediening...............201
Extended Headlight
Lighting-systeem..........198
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............200
Inschakelen van de koplampen . . .196
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............198
Inschakelen van het grootlicht . . .198
Lichtschakelaar............196
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .202
Schakelaar mistlampen.......201
Belangrijke informatie.........384
Alarmknipperlichten.........384
Als de onder water staat of het water
op de weg stijgt............385
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .384
Bedieningsinstructies........384
De auto tot stilstand brengen . . .384
G
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........304
Automatische airconditioning . . .304
Bedienen van de
stoelverwarming...........311Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren.............311
Bedieningspaneel
airconditioning............304
Gebruik van de automatische
modus.................307
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........308
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........309
Stuurwielverwarming........310
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........310
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)/voorruitontwaseming
(indien aanwezig)...........307
Gebruik van de
interieurverlichting...........312
Bedienen van de
interieurverlichting.........313
Bedienen van de leeslampjes. . . .313
Overzicht interieurverlichting . . .312
Plaats van de interieurverlichting .312
Gebruik van de ondersteunende
systemen.................208
BSM (Blind Spot Monitor)*.....249
Cruise control*............245
De Blind Spot Monitor-functie . . .262
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
(indien aanwezig)...........264
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met
RSA)...................241
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......234
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............224
GPF-systeem
(benzineroetfilter)*.........289
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........240
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA).......242
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........279
Index
589
Inschakelen van het
LTA-systeem..............226
Inschakelen van het systeem. . . .288
Instellen van de rijsnelheid . .246
,248
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........238
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)........239
In-/uitschakelen van de
BSM-functie/RCTA-functie.....250
LTA (Lane Tracing Assist)*.....220
Meldingen op het multi-
informatiedisplay...........226
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)........240
Ondersteunde soorten
verkeersborden............231
Ondersteunende systemen.....290
Ondersteunend systeem......208
Overzicht systeem..........280
Overzicht van de ondersteunende
systemen................290
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)*........282
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)*.................285
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)*...............212
PKSB (Parking Support Brake)* . .277
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)..................277
Rijden in de
afstandsregelmodus.........237
Rijmodusselectieschakelaar. . . .286
RSA (Road Sign Assist)*.......230
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus........240
Selecteren van een rijmodus. . . .286
Sensoren................209
Signaleerbare objecten.......212
Snelheidsbegrenzer*........247
Soorten sensoren.......283
,285
Systeemfuncties...........213
Systeemonderdelen . .235
,245,250,268
Toyota Parking Assist-sensor* . . .268
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........269
Toyota Safety Sense*........208Trail-modus (AWD-
uitvoeringen).............288
Uitschakelen en hervatten van de
constante-snelheidsregeling. . . .246
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer.........248
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling...........240
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie.....282
,285
Waarschuwingsfunctie.......233
Wanneer de Trail-modus in werking
is.....................288
Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............279
Weergave op het multi-
informatiedisplay...........231
Weergave sensorsignalering, afstand
tot object................274
Wijzigen van de ingestelde
snelheid..........238
,246,248
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)........239
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem.....214
Gebruik van de
opbergmogelijkheden.........314
Afdekplaat...............318
Bagageafdekking (indien
aanwezig)...............321
Bagagehaken.............318
Bekerhouders.............316
Consolevak..............315
Dashboardkastje...........315
Extra opbergvak (indien
aanwezig)...............317
Extra opbergvak opzij........320
Fleshouders..............316
Opbergruimte onder de afdekplaat
(indien aanwezig)...........320
Open opbergvak...........317
Overzicht van
opbergmogelijkheden........314
Pasjeshouder (auto's met rechtse
besturing)...............317
Plaats van de
opbergmogelijkheden........314
Voorzieningen in de
bagageruimte.............318
Index
590