Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/“Eco Score” werkt niet
wanneer
In de volgende gevallen werkt
begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/“Eco Score” niet:
• De hybridesysteemindicator werkt
niet.
• Er wordt met de auto gereden terwijl
de Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is
ingeschakeld.
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist)
*(→blz. 220)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*(→blz. 234)
• Cruise control*(→blz. 245)
• Snelheidsbegrenzer*(→blz. 247)
*Indien aanwezig
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven.
• Routebegeleiding
• Kompasdisplay
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kunt u een audiobron of
nummer selecteren op het display.Weergave voertuiginformatie
Rij-informatie
2 items die worden geselecteerd met
behulp van de instelling van de “Drive
Info Items” (rij-informatie-items)
(gemiddelde rijsnelheid, afstand en totale
tijd) kunnen verticaal worden
weergegeven. De weergegeven
informatie wijzigt overeenkomstig de
instelling van “Drive Info Type” (rij-info
type) (sinds het starten van het systeem
of tussen resets). (→Blz. 101)
Gebruik de weergegeven informatie
slechts ter referentie.
De volgende items worden weergegeven.
• “Trip” (rit)
– “Average Speed” (gemiddelde
rijsnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het starten van het
hybridesysteem weer
*
– “Distance” (afstand): Geeft de
gereden afstand sinds het starten
van het hybridesysteem weer
*
– “Total Time” (totale tijd): Geeft de
verstreken tijd sinds het starten van
het hybridesysteem weer
*
*
Deze items worden telkens wanneer
het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld gereset.
• “Total” (totaal)
– “Average Speed” (gemiddelde
rijsnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het resetten van de
weergave weer
*
– “Distance” (afstand): Geeft de
afgelegde afstand sinds het
resetten van het display weer
*
– “Total Time” (totale tijd): Geeft de
verstreken tijd sinds het resetten
van het display weer
*
*
Geef om te resetten het gewenste item
weer en houdingedrukt.
Energiemonitor
→Blz. 106
2.1 Instrumentenpaneel
100
Weergave AWD-systeem (AWD-
uitvoeringen)
AWeergave richting voorwielen
Geeft de mate van bediening van het
stuurwiel en de bedieningsrichting
van het stuurwiel weer via
wijzigingen aan de voorwielen op het
display.
BWeergave koppelverdeling
Geeft de status van de aandrijving
van elk wiel weer in 6 stappen van
0 tot 5.
CWeergave G-krachten*
Geeft de G-krachten op de auto en de
richting ervan weer via wijzigingen
aan de positie van de bal op het
display.
DKoers maximale G-kracht*
Dit item is gekoppeld aan de
weergave van de G-krachten; de
koers van de vorige beweging van de
bal wordt weergegeven.
Houd
ingedrukt om de registratie
te resetten.
EWeergave doorslippen van
aangedreven wielen
Wanneer een band doorslipt, wijzigt
het icoon ervan op het display van
kleur en gaat het knipperen.
*Dit item wordt alleen weergegeven
wanneer de rijmodus is ingesteld op de
sportmodus.Weergave instellingen
De voertuiginstellingen en de op het
scherm weergegeven informatie kunnen
worden gewijzigd met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Instellen
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer het
gewenste item.
• Als de functie wordt in- en
uitgeschakeld of als het volume, enz.
wordt gewijzigd op het instelscherm,
wordt de instelling, telkens wanneer
op
wordt gedrukt, gewijzigd.
• Het instelscherm wordt
weergegeven door
ingedrukt te
houden en wordt weergegeven voor
functies waarvoor informatie over
de werking, de informatie op het
display, enz. van een functie kan
worden geselecteerd. Selecteer, als
het instelscherm wordt
weergegeven, de instelling of de
gewenste waarde (tijd, enz.) met
behulp van
.
3. Druk na het wijzigen van de
instellingen op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
“Clock :00” (klok :00) (indien aanwezig)
(→blz. 88, blz. 94)
Hiermee kunt u de klok instellen.
LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 220)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• “Lane Center” (mid. rijstrook)
Hiermee kunt u de Lane
Centering-functie in- of uitschakelen.
2.1 Instrumentenpaneel
101
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
– “Hybrid System” (hybridesysteem)
Hiermee kunt u de begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
in- en uitschakelen (→blz. 98).
– “Fuel Economy” (brandstofverbruik)
Hiermee kunt u de weergave van
het brandstofverbruik wijzigen
(→blz. 97).
•
(Audio-instellingen) (indien
aanwezig)
Hiermee kunt u het scherm
in- of
uitschakelen.
•
(Instellingen weergave
voertuiginformatie)
– “Display Contents” (inhoud display)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
“Energy monitor” (energiemonitor):
Hiermee kunt u de energiemonitor
in- of uitschakelen (→blz. 106)
AWD (AWD-uitvoeringen):
Hiermee kunt u de weergave van
het AWD-systeem in- of
uitschakelen (→blz. 101).
– “Drive Info Type” (rij-info type)
Hiermee kunt u de weergave van
het rij-informatietype wijzigen
tussen de rit en het totaal.
(→Blz. 100).
– “Drive Info Items” (items rij-info)
Hiermee kunt u de items instellen
op het bovenste en onderste deel
van het rij-informatiescherm.
Hierbij kunt u kiezen uit drie items:
gemiddelde rijsnelheid, afstand en
totale tijd.
• “Trip Summary” (overzicht rit)
Hiermee kunt u de weergegeven
onderwerpen instellen wanneer het
contact UIT staat.
• “Pop-Up Display” (pop-updisplay)
(indien aanwezig)
Hiermee kunt u de volgende
pop-updisplays in- of uitschakelen.
Deze displays kunnen in bepaalde
situaties verschijnen.
– Display van dekruispuntenbegeleiding van het aan
het navigatiesysteem gekoppelde
systeem (indien aanwezig)
– Display van binnenkomende
oproepen van het handsfree-
systeem (indien aanwezig)
– Bediening audio (indien aanwezig)
– Bediening volume (indien aanwezig)
– Spraakbediening (indien aanwezig)
• “MID OFF” (MID uit)
Er wordt een leeg scherm
weergegeven
• “Default Settings” (standaardinst.)
Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset.
Onderbreking van de weergave van de
instellingen
• In de volgende situaties wordt de
bediening van het instellingendisplay
tijdelijk uitgeschakeld.
– Wanneer er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay verschijnt.
– Wanneer de auto begint te rijden
• Instellingen voor functies waarmee de
auto niet is uitgerust, worden niet
weergegeven.
• Als een functie is uitgeschakeld,
kunnen de instellingen voor de
desbetreffende functie niet worden
geselecteerd.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing bij het instellen van
het display
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie,
aangezien het hybridesysteem tijdens
het instellen van het display moet
draaien. In een afgesloten ruimte, zoals
een garage, kunnen uitlaatgassen die
het schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
2.1 Instrumentenpaneel
104
Verbruik
Weergave
Audiosysteem zonder navigatiefunctie
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Info” op het scherm
“Menu”.
3. Selecteer “Ritinformatie” of
“Geschiedenis”
Audiosysteem met navigatiefunctie
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Info” op het scherm
“Menu”.
3. Selecteer ECO op het scherm
“Informatie”.
4. Selecteer “Ritinformatie” of
“Geschiedenis”
Reisinformatie
Als een ander scherm dan “Ritinformatie”
wordt weergegeven, selecteert u
“Ritinformatie”.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
AHet brandstofverbruik gedurende de
laatste 15 minuten
BDe geregenereerde energie
gedurende de laatste 15 minuten
Eén symbool staat voor 50 Wh. Er
worden maximaal 5 symbolen
getoond.
CActueel brandstofverbruik
DResetten van de verbruiksgegevens
EGemiddelde rijsnelheid sinds het
starten van het hybridesysteem
FVerstreken tijd sinds het starten van
het hybridesysteem
GActieradius (→blz. 109)
Het gemiddelde brandstofverbruik
gedurende de laatste 15 minuten wordt
door middel van kleuren verdeeld in
vorige gemiddelden en gemiddelden
sinds de laatste keer dat het contact AAN
is gezet. Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale waarde.
Geschiedenis
Als een ander scherm dan “Geschiedenis”
wordt weergegeven, selecteert u
“Geschiedenis”.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
AHet beste gemeten brandstofverbruik
BRecent brandstofverbruik
CVorige gemeten brandstofverbruik
• Zonder navigatiefunctie:
Geeft het gemiddelde dagelijkse
brandstofverbruik weer. (In plaats van
de datum wordt “Rit 1” t/m “Rit 5”
weergegeven.)
• Met navigatiefunctie:
Geeft het gemiddelde dagelijkse
brandstofverbruik weer.
DHet recente brandstofverbruik
bijwerken
Energie
2.1 Instrumentenpaneel
108
EDe gegevens uit de geschiedenis
resetten
De geschiedenis van het gemiddelde
brandstofverbruik is door middel van
kleuren verdeeld in vorige
gemiddelden en het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de gegevens
de laatste keer zijn bijgewerkt. Het
weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik is een globale
waarde.
De gegevens uit de geschiedenis
bijwerken
Werk het recente brandstofverbruik bij
door “Updaten” te selecteren om het
actuele brandstofverbruik opnieuw te
meten.
De gegevens resetten
De verbruiksgegevens kunnen worden
gewist door “Clear” (wissen) te
selecteren.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan
die nog met de in de tank aanwezige
brandstof kan worden gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis
van het gemiddelde brandstofverbruik.
Hierdoor kan de werkelijke afstand die
nog kan worden gereden, afwijken van de
weergegeven afstand.
2.1 Instrumentenpaneel
109
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
aan de binnenzijde te trekken, ook al
staan de vergrendelknoppen in de
stand vergrendeld.
Vergrendelen van de voorportieren van
buitenaf zonder gebruik te maken van
een sleutel
1. Zet de vergrendelknop aan de
binnenzijde in de vergrendelde stand.
2. Sluit het portier met de portiergreep
uitgetrokken.
Het portier kan niet worden vergrendeld
als het contact in stand ACC of AAN staat
of als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt.
Afhankelijk van de positie van de
elektronische sleutel, wordt de sleutel
mogelijk niet door het systeem
gesignaleerd, waardoor het portier
wellicht vergrendeld wordt.
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, klinkt er
een zoemer om aan te geven dat een
portier of de achterklep niet goed is
gesloten. Het geopende portier of de
openstaande achterklep wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wanneer alle portieren zijn vergrendeld
met de instapfunctie of de
afstandsbediening
• De portieren kunnen niet met de
schakelaar centrale vergrendeling
worden ontgrendeld.
• De schakelaar van de centrale
vergrendeling kan worden gereset
door ontgrendeling van alle portieren
met de instapfunctie of de
afstandsbediening.
Kindersloten achterportieren
Het portier kan niet vanaf de binnenzijde
van de auto worden geopend wanneer
het kinderslot is geactiveerd.1. Ontgrendelen
2. Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat kinderen
per ongeluk de achterportieren openen.
Druk de schakelaars op beide
achterportieren naar beneden om de
kindersloten te activeren.
Automatische vergrendel- en
ontgrendelsystemen van de portieren
De volgende functies kunnen worden in-
of uitgeschakeld:
Raadpleeg blz. 444 voor instructies voor
het aanpassen aan de persoonlijke
voorkeur.
Functie Bediening
Functie koppeling
van rijsnelheid aan
portiervergrende-
lingAlle portieren wor-
den automatisch
vergrendeld wan-
neer de rijsnelheid
ongeveer 20 km/h
of hoger is.
Functie koppeling
van stand selectie-
hendel aan portier-
vergrendelingAlle portieren wor-
den automatisch
vergrendeld wan-
neer de selectie-
hendel in een an-
dere stand dan
stand P wordt ge-
zet.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
119
3
Voordat u gaat rijden
OPMERKING(Vervolgd)
• Breng geen coatings die een
vochtaantrekkend effect hebben of
andere coatings aan op de onderzijde
van het midden van de achterbumper.
• Parkeer de auto niet in de buurt van
objecten die kunnen bewegen en in
contact kunnen komen met de
onderzijde van het midden van de
achterbumper, zoals gras of bomen.
Als de auto enige tijd geparkeerd is in
de buurt van objecten die kunnen
bewegen en in contact kunnen
komen met de onderzijde van het
midden van de achterbumper, zoals
gras of bomen, werkt de sensor
regeling voetbediening mogelijk niet.
Verplaats in dat geval de auto en
controleer vervolgens of de sensor
regeling voetbediening werkt. Laat
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
niet werkt.
• Stel de sensor regeling voetbediening
en zijn omgeving niet bloot aan
krachtige schokken. Als de sensor
regeling voetbediening of zijn
omgeving blootgesteld zijn aan
krachtige schokken, werkt de sensor
regeling voetbediening mogelijk niet
goed meer. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
regeling voetbediening in de
volgende situaties niet werkt.
– De sensor regeling voetbediening of
zijn omgeving zijn blootgesteld aan
krachtige schokken.
– Er zitten krassen of beschadigingen
op de onderzijde van het midden
van de achterbumper.
OPMERKING(Vervolgd)
• Demonteer de achterbumper niet.
• Breng geen stickers aan op de
achterbumper.
• Breng geen lak aan op de
achterbumper.
• Deactiveer de handsfree elektrisch
bedienbare achterklep als er op de
elektrisch bedienbare achterklep een
fietsendrager of een vergelijkbaar
zwaar onderdeel gemonteerd is.
(→Blz. 101)
Wijzigen van instellingen van de
elektrisch bedienbare achterklep
(auto's met elektrisch bedienbare
achterklep)
De instellingen van het systeem van de
elektrisch bedienbare achterklep kunnen
worden gewijzigd door het scherm
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen)
- PBD weer te geven via het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 101)
De gewijzigde instellingen van de
elektrisch bedienbare achterklep worden
niet gereset door het UIT zetten van het
contact. Om de oorspronkelijke
instellingen te herstellen, moeten deze
worden teruggezet op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
Aanpassing van de geopende positie
van de achterklep (auto's met
elektrisch bedienbare achterklep)
De geopende positie van de elektrisch
bedienbare achterklep kan worden
aangepast.
1. Stopt de beweging van de achterklep
in de gewenste positie. (→Blz. 124)
2. Houd de schakelaar van de elektrisch
bedienbare achterklep op de
achterklep gedurende ongeveer
2 seconden ingedrukt.
Wanneer het instellen is voltooid,
klinkt de zoemer 4 maal.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
133
3
Voordat u gaat rijden
waarschuwingssysteem wordt inge-
steld) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay en het waar-
schuwingslampje lage bandenspan-
ning knippert 3 keer. Wanneer de mel-
ding verdwijnt, is de initialisatie
voltooid.
Wanneer initialiseren
Voer de initialisatie uit na het op
spanning brengen van de banden. Zorg er
daarnaast voor dat de banden koud zijn
bij de initialisatie en bij het aanpassen
van de bandenspanning.
De initialisatieprocedure
• Als u het contact tijdens de
initialisatie per ongeluk UIT hebt
gezet, dan is het niet noodzakelijk de
initialisatie weer te starten, omdat de
initialisatie automatisch wordt
herstart wanneer het contact de
volgende keer AAN wordt gezet.
• Als u per ongeluk de initialisatie
uitvoert wanneer initialiseren niet
nodig is, breng de banden dan op de
juiste spanning wanneer ze koud zijn
en voer de initialisatie opnieuw uit.
Als de initialisatie van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem niet
voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in
enkele minuten. In de volgende gevallen
worden de instellingen echter niet
opgeslagen en zal het systeem niet goed
werken. Laat, als herhaalde pogingen de
bandenspanning op te slaan mislukken,
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als de resetknop van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
wordt bediend, gaat het waarschu-
wingslampje lage bandenspanning
niet 3 keer knipperen.• Nadat er na de initialisatie gedurende
een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd.
WAARSCHUWING!
Bij het initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
Initialiseer het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem niet voordat de
banden op de voorgeschreven span-
ning zijn gebracht. Anders kan het
voorkomen dat het waarschuwings-
lampje voor de lage bandenspanning
niet gaat branden terwijl de banden-
spanning te laag is, of wel gaat branden
terwijl de bandenspanning in orde is.
Registreren van identificatiecodes
Elke bandenspanningssensor en -zender
is voorzien van een unieke
identificatiecode. Naast de set
identificatiecodes van de sensoren van
het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
die al bij de auto is geregistreerd, kan een
tweede set identificatiecodes worden
geregistreerd. Een tweede set
identificatiecodes van de sensoren van
het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
kan door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige worden geregistreerd. Als er
2 sets identificatiecodes zijn
geregistreerd, kunnen beide sets
identificatiecodes worden geselecteerd.
6.3.7 Bandenspanning
Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. De bandenspanning
moet ten minste eenmaal per maand
gecontroleerd worden. Toyota beveelt u
echter aan de bandenspanning eens per
twee weken te controleren. (→Blz. 442)
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
356