206
Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 en die is gemengd met resp. maximaal 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734 en EN16709 en die is gemengd met methylestervetzuren in percentages van resp. maximaal 7%, 10%, 20% en 30%. Als de brandstof B20 of B30 wordt gebruikt, ook al is het slechts incidenteel, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor “zware rijomstandigheden”) worden nageleefd.
Paraffinehoudende dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN15940.
WARNI NG
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie, enz.) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofsysteem).
NOTIC E
Alleen het gebruik van brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 (benzine) of B715000 (diesel) is toegestaan.
Diesel bij lage temperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te houden.Bij temperaturen beneden -15°C is het beter om de auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om problemen bij het starten te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen.In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële
benaming, enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 61 liter (benzine) of 50 liter (diesel).Reservehoeveelheid: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
/2
1 1Wanneer het minimumbrandstofniveau is bereikt, wordt u gewaarschuwd door het branden van dit lampje op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal. Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.Telkens wanneer u het contact aanzet, gaat het lampje branden, verschijnt de melding en klinkt het geluidssignaal, totdat er voldoende brandstof wordt getankt. Tijdens het rijden worden de melding en het geluidssignaal met toenemende frequentie herhaald naarmate het brandstofniveau daalt tot 0.Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over als de brandstof opraakt (diesel).
N
OTIC E
Een kleine pijl naast het waarschuwingslampje geeft aan aan welke kant van de auto de tankdopklep zich bevindt.
221
Praktische informatie
7
Spaarmodus
Dit systeem beheert de gebruiksduur van bepaalde functies nadat het contact UIT is gezet om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Nadat de motor is uitgezet, kunt u een aantal functies, zoals het audio- en telematicasysteem, het dimlicht en de instapverlichting nog in totaal ongeveer 30 minuten gebruiken.
De modus selecteren
Er verschijnt een melding ter bevestiging dat de energiespaarmodus is ingeschakeld. De actieve functies worden stand-by gezet.
NOTIC E
Als u op dat moment een telefoongesprek aan het voeren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via het handsfree-systeem van het audiosysteem van uw auto.
De modus afsluiten
Deze functies worden de volgende keer dat de auto wordt gebruikt automatisch weer ingeschakeld.Om deze functies direct weer te kunnen gebruiken, moet u de motor starten en hem:– Minder dan 10 minuten laten draaien om de betreffende functie ongeveer 5 minuten weer te kunnen gebruiken.– Meer dan 10 minuten laten draaien om de betreffende functie ongeveer 30 minuten weer te kunnen gebruiken.Laat de motor gedurende de aangegeven tijd draaien om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Blijf de motor niet herhaaldelijk starten om de accu op te laden.
WARNI NG
Een lege accu zorgt ervoor dat de motor niet gestart kan worden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de 12V-accu.
Lastreductiemodus
Dit systeem beheert het gebruik van bepaalde functies overeenkomstig de resterende lading in de accu.Tijdens het rijden schakelt de lastreductiefunctie bepaalde functies uit, zoals de airconditioning en de achterruitverwarming.De uitgeschakelde functies worden automatisch weer ingeschakeld zodra de omstandigheden dit toelaten.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
WARNI NG
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag nooit worden voorzien van een sneeuwketting.
NOTIC E
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
222
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Oorspronkelijke bandenmaat van de auto
Maximale schakeldikte (mm)
195/65 R159
205/60 R16
205/55 R17
215/65 R16
215/60 R17gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
U kunt ook sneeuwsokken gebruiken.Neem voor meer informatie contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.► Activeer de parkeerrem en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rijd even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
NOTIC E
Wij raden u ten zeerste aan voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
WARNI NG
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg, om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, verzeker u er dan van dat de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Sneeuwscherm
(Afhankelijk van de uitvoering.)Dit uitneembare scherm voorkomt het opeenhopen van sneeuw rondom de koelventilator.
NOTIC E
Voor hulp bij het plaatsen/verwijderenNeem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Controleer voor het aanbrengen of verwijderen of de motor is uitgeschakeld en de koelventilator is gestopt.
WARNI NG
Het sneeuwscherm moet zijn verwijderd bij:– een buitentemperatuur hoger dan 10°C.
230
Remvloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken “MAX” te bevinden. Is dat niet het geval, controleer dan de slijtage van de remblokken.Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden ververst.
WARNI NG
Reinig de dop voordat deze na het bijvullen wordt teruggeplaatst. Gebruik uitsluitend DOT4-remvloeistof uit een afgesloten houder.
Koelvloeistof
Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet worden bijgevuld.De motor moet koud zijn als u het niveau controleert en koelvloeistof bijvult.Als het koelvloeistofniveau te laag is, kan de motor ernstig beschadigd raken; het koelvloeistofniveau moet dicht bij het merkteken MAX liggen en dit nooit overschrijden.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken MIN bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom na het uitzetten van de motor ten minste één uur alvorens werkzaamheden uit te voeren.Om het risico op brandwonden te voorkomen als u in geval van nood moet bijvullen: wikkel een doek om de dop en schroef de dop twee slagen los om de druk te laten dalen.Verwijder de dop zodra de druk is gedaald en vul bij tot het vereiste niveau.
WARNI NG
Auto met elektrische aandrijflijnVul geen koelvloeistof bij.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken MIN bevindt, moet u contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Inhoud reservoir:– 5,3 liter bij uitvoeringen voor landen met zeer lage temperaturen.– 2,2 liter bij andere uitvoeringen.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.'s Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt) moet voor de omstandigheden geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries worden gebruikt om de onderdelen van het systeem (pomp, reservoir, leidingen, sproeiers, enz.) te beschermen.
WARNI NG
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater (kans op bevriezing, kalkafzetting, enz.).
Dieselbrandstofadditief
(dieselmotor met roetfilter)
/ Het minimumniveau van het additief voor het roetfilter wordt aangegeven door het permanent branden van dit waarschuwingslampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding.
242
Bandenreparatieset
De bandenreparatieset bestaat uit een compressor en een flacon met bandenreparatievloeistof. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken.Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak van de band bevindt.
NOTIC E
De elektrische installatie van de auto biedt de mogelijkheid om een compressor aan te sluiten op de 12V-aansluiting en te gebruiken voor de duur die nodig is om een gerepareerde lekke band op spanning te brengen.
WARNI NG
Only the 12 V socket located at the front of the vehicle can be used to power the compressor.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de gereedschapsset.
Reparatieprocedure
WARNI NG
Verwijder niet het voorwerp (spijker, schroef, enz.) uit de band dat de lekkage heeft veroorzaakt.
► Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren en activeer de parkeerrem.
► Volg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten, gevarendriehoek, veiligheidsvest, enz.) overeenkomstig de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt.► Zet het contact UIT.► Haal de dop van het ventiel van de lekke band en bewaar deze op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met bandenreparatievloeistof aan op het ventiel van de lekke band en zet hem stevig vast.► Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met bandenreparatievloeistof.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in stand “O” staat.► Rol de voedingskabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.► Bevestig de sticker met de snelheidslimiet.
WARNI NG
De sticker met de snelheidslimiet moet in het interieur, in het gezichtsveld van de bestuurder, worden geplakt om hem/haar te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.
► Zet het contact AAN.
► Activeer de compressor door de schakelaar in stand “l” te zetten tot de bandenspanning 2 bar bedraagt. De bandenreparatievloeistof wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van het ventiel (kans op spatten).
275
Touchscreen Bluetooth-audiosysteem
10
Stuurkolomschakelaars
Stuurkolomschakelaars -
Type 1
Radio:Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Media:Selecteren van het vorige/volgende nummer.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Radio:Kort indrukken: weergeven van de lijst met radiozenders.Lang indrukken: bijwerken van de lijst.Media:Kort indrukken: weergeven van de lijst met
mappen.Lang indrukken: weergeven van de verschillende sorteeropties.Kort indrukken: wijzigen van de audiobron (radio, USB, AUX (mits apparatuur is aangesloten), CD, streaming).Lang indrukken: weergeven van de oproepenlijst.
Kort indrukken bij een binnenkomend gesprek: het gesprek accepteren.
Kort indrukken tijdens een gesprek: het gesprek beëindigen.Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Onderbreken/weer inschakelen van het geluid door gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
Stuurkolomschakelaars -
Type 2
Spraakcommando's:Deze toets bevindt zich op het stuurwiel of op het uiteinde van de lichtschakelaar (afhankelijk van de uitrusting).Kort indrukken, gesproken commando's smartphone via het systeem.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.Geluidsweergave onderbreken door tegelijkertijd op de toetsen voor het verhogen en verlagen van het geluidsvolume te drukken (afhankelijk van de uitrusting).Geluidsweergave weer inschakelen door op een van de twee volumetoetsen te drukken.
Wijzigen van de multimediabron.
Kort indrukken: weergeven van de oproepenlijst.Kort indrukken bij een binnenkomend gesprek: het gesprek accepteren.Lang indrukken bij een binnenkomend gesprek: het gesprek weigeren.Kort indrukken tijdens een gesprek: het gesprek beëindigen.Radio (draaien): vorige/volgende voorkeuzezender.Media (draaien): vorige/volgende nummer, door een lijst scrollen.Kort indrukken: een selectie bevestigen; indien niets is geselecteerd, toegang tot voorkeuzezenders.Radio: weergeven van de zenderlijst.Media: weergeven van de lijst met nummers.
280
“.mp4”, “.m4a”, “.flac” en “.ogg” met een bitrate tussen 32 Kbps en 320 Kbps (maximaal 300 Kbps bij flac-bestanden).Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.Bestanden met de extensie “.wma” moeten voldoen aan de WMA 9-standaard.De ondersteunde sampling rates zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen maximaal 20 karakters te gebruiken; vermijd daarbij speciale tekens (bijv.: “ ? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.Gebruik uitsluitend USB-sticks die geformatteerd zijn naar FAT of FAT32 (File Allocation Table).
NOTIC E
We raden aan de originele USB-kabel te gebruiken voor het draagbare apparaat.
Telefoon
Een Bluetooth®-telefoon
koppelen
Er kunnen maximaal 10 telefoons worden gekoppeld aan het systeem.Activeer eerst de Bluetooth-functie op de telefoon en zorg ervoor dat “zichtbaar voor alle apparaten” aan staat (configuratie van de telefoon).Controleer bij het voltooien van de koppeling, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan, of de code in het systeem gelijk is aan die in de telefoon.
WARNI NG
Welke diensten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten. Controleer in de handleiding van de telefoon en bij uw provider welke diensten beschikbaar zijn.
NOTIC E
De profielen die compatibel zijn met het systeem zijn: HFP, OPP, PBAP, DID, A2DP, AVRCP, SPP en PAN.
Ga naar toyota.nl voor meer informatie (compatibiliteit, hulp, enz.).
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.Accepteer in het systeem het verbindingsverzoek van de telefoon.
Procedure via het systeem
Druk op de toets Home om de menu's te openen.Selecteer het menu Telefoon.
Druk op Beheer van de verbindingen.De lijst van gedetecteerde telefoons wordt weergegeven.Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.Het systeem stelt twee verbindingsprofielen voor de telefoon voor:– Telefoon: handsfree-set, uitsluitend telefoon.– Streaming: draadloos afspelen van audiobestanden op de telefoon.
WARNI NG
Het systeem kan geen verbinding maken met meerdere telefoons met hetzelfde profiel.Er kan met maximaal 2 telefoons tegelijk verbinding worden gemaakt (1 per profiel).
281
Touchscreen Bluetooth-audiosysteem
10
NOTIC E
De op de telefoon geselecteerde Bluetooth-profielen hebben voorrang boven de via het systeem geselecteerde profielen.
Als de koppelingsprocedure mislukt, is het raadzaam de Bluetooth-functie op de telefoon te deactiveren en vervolgens opnieuw te activeren.
NOTIC E
Afhankelijk van het type telefoon wordt u mogelijk gevraagd om het overbrengen van contacten en de oproepenlijst te accepteren.
Automatisch opnieuw verbinding
maken
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt binnen ongeveer 30 seconden na het AAN zetten van het contact de telefoon automatisch gekoppeld (Bluetooth ingeschakeld).
Beheren van gekoppelde telefoons
Om verbinding te maken met een gekoppelde telefoon of de verbinding ermee te verbreken:Selecteer het menu Telefoon.
Druk op Bluetooth om de lijst met gekoppelde apparaten weer te geven.
Druk op de naam van de in de lijst geselecteerde telefoon om deze los te koppelen.Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.
Verwijderen van een telefoon
Druk op de toets Bluetooth.
Druk op Beheer van de verbindingen.Selecteer Verwijderen in het weergegeven venster.De lijst van gekoppelde apparaten wordt weergegeven.Druk op de naam van de te verwijderen telefoon.
Ontvangen van een oproep
Wanneer een oproep wordt ontvangen, is dit te herkennen aan een beltoon en een pop-upvenster op het scherm.De oproep accepteren:Druk kort op de toets TEL op het stuurwiel.
De oproep weigeren:Druk lang
op de toets TEL op het stuurwiel.
OfDruk op Gesprek beëindigen op het touchscreen.
Een gesprek tot stand
brengen
WARNI NG
Het gebruik van de telefoon tijdens het rijden wordt afgeraden.Breng de auto tot stilstand.Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te
bellen.
Een nieuw nummer bellen
Druk op Telefoon.
Druk op de toets Toetsenblok.
Voer het telefoonnummer in via het digitale toetsenbord.Druk op OK om te bellen.
Een contact bellen
Druk op het menu Telefoon.
Of druk lang
op de toets TEL op het stuurwiel.
Druk op Contacten.Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.