
216
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Verklaring
→ Blz. 551
■Als een waarschuwingsmelding wordt weerge geven op het multi-informatiedisplay
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van een sto-
ring in het betreffende systeem.
●Voer in de volgende situaties de in de tabe l aangegeven acties uit. Als wordt gesignaleerd
dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt de melding en
werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Als in de volgende situaties de situatie is gewij zigd (of enige tijd met de auto is gereden) en
wordt gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt
de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwa lificeerde en uitgeruste deskundige.
SituatieHandelingen
Als het gedeelte rondom een camera bedekt
is met vuil, vocht (condens, ijs, enz.) of andere
verontreinigingenVerwijder het vuil e.d. met behulp van de
ruitenwissers en de airco (→Blz. 335).
Als de temperatuur rondom de camera voor
niet binnen het werkingsbereik ligt, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon of een zeer
koude omgeving staat
Als de camera voor heet is, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om het
gedeelte rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij
bepaalde typen zonnescherm door het zon-
licht dat door het oppervlak ervan wordt gere-
flecteerd de temperatuur van de camera voor
extreem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld
doordat de auto in een zeer koude omgeving
heeft gestaan, maak dan gebruik van het air-
conditioningsysteem om het gedeelte rondom
te camera voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor wordt
afgedekt, bijvoorbeeld doordat de motorkap is
geopend of doordat een sticker op het
gedeelte van de voorruit vóór de camera voor
is geplakt.
Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz.,
zodat de camera voor niet meer wordt afge-
dekt.
Wanneer “Pre-Collision System Radar In Self
Calibration Unavailabl e See Owner’s Manual”
(Zelfkalibratie radar Pre-Crash Safety-sys-
teem niet beschikbaar, zie handleiding) wordt
weergegeven.
Controleer of er materialen op de radarsensor
of de afdekking van de radarsensor zijn
bevestigd en verwijder deze zo nodig.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 216 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM

265
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Detectie-informatie sensoren
●Het detectiegebied van de sensoren is
beperkt tot het gebied rond de voor- en
achterbumper van de auto.
●Tijdens het gebruik kunnen zich de vol-
gende situaties voordoen:
• Afhankelijk van de vorm van het object en andere factoren kan de detectieafstand
korter worden of kan detectie niet mogelijk
zijn.
• Als het stilstaande object zich te dicht bij de sensor bevindt, is detectie wellicht niet
mogelijk.
• Tussen het signaleren van een statisch object en de weergave zit een kleine ver-
traging (geluid waarschuwingszoemer).
Ook als er met lage snelheid wordt gere-
den, bestaat de mogelijkheid dat het object
binnen 30 cm van de sensoren komt voor-
dat het display wordt weergegeven en de
waarschuwingszoemer hoorbaar is.
• Het kan moeilijk zijn om de zoemer te horen als het audiosysteem hard staat of
als de luchtcirculati e van de airconditioning
veel geluid produceert.
• Het kan moeilijk zijn om de geluidssignalen te horen ten gevolge van geluiden van
andere systemen.
■Objecten die mogelijk niet goed worden
gesignaleerd door het systeem
Door de vorm van het object kan de sensor
het mogelijk niet signaleren. Let goed op bij
de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.
●Katoen, sneeuw en andere materialen die
geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten
●Hoge obstakels waarbij het bovenste deel
uitsteekt in de richting van uw auto
■Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kunnen
van invloed zijn op de capaciteit van de sen-
sor om objecten correct te signaleren. Speci-
fieke situaties waarin dit voor kan komen ziet
u hieronder.
●De sensor is bedekt met vuil, sneeuw,
waterdruppels of ijs. (Het reinigen van de
sensoren zal het probleem oplossen.)
●De sensor is bevroren. (Het ontdooien van
de sensor zal het probleem oplossen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het gebeuren dat er ten gevolge van een
bevroren sensor een abnormaal beeld te
zien is op het display of dat objecten, zoals
een muur, niet worden gesignaleerd.
●Wanneer een sensor of de omgeving van
een sensor zeer heet of koud is.
●De auto rijdt op een bijzonder hobbelige
weg, op een helling, op grind of op gras.
●Wanneer in de omgeving van de auto
ultrasoongolven worden geproduceerd
door claxons, voertuigdetectiesystemen,
motorfietsmotoren, luchtremmen van
vrachtwagens, sonarsystemen van andere
auto's of andere bronnen.
●Een sensor is bedekt met een waterfilm of
er is sprake van zware regenval.
●Als het object zich te dicht bij de sensor
bevindt.
●Als een voetganger kleren draagt die geen
ultrasoongolven reflecteren (bijvoorbeeld
een rok met plooien of volants).
●Wanneer objecten die niet loodrecht op de
grond staan, objecten die niet in een
rechte hoek ten opzich
te van de rijrichting
van de auto staan of ongelijkmatige of gol-
vende objecten zich binnen het detectiebe-
reik bevinden.
●Bij sterke wind
●Bij het rijden onder barre weersomstandig-
heden, bijvoorbeeld bij mist, sneeuw of
een zandstorm
●Wanneer zich tussen de auto en een
gesignaleerd obstakel een object bevindt
dat niet kan worden gesignaleerd
●Als een object zoals een auto, motorfiets,
fiets of voetganger voor de auto langs
komt of plotseling van opzij opduikt.
●Als de stand van een sensor is gewijzigd
door een aanrijding o.i.d.
●Als er uitrusting die een sensor kan hinde-
ren, zoals een sleepoog, bumperbescher-
mer (een extra beschermstrip, enz.), fiet-
sendrager of sneeuwploeg, is geplaatst
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 265 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM

280
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Als de achterzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de belading van de auto
• Als er een bumperbeschermer, zoals een extra beschermstrip, is geplaatst op de
achterbumper
• Als de stand van de camera achter is gewijzigd
• Wanneer een sleepoog op de achterzijde van de auto is gemonteerd
• Wanneer er water over de lens van de camera achter stroomt
• Wanneer de camera achter is bedekt (er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als er kras-
sen op zitten
• Als er zich een knipperende lamp in het detectiegebied bevindt, zoals de alarm-
knipperlichten van een ander voertuig
• Als er sneeuwkettingen of een bandenre- paratieset worden gebruikt
●Omstandigheden waaronder de werking
van de Rear Camera Detection-functie
mogelijk niet opvalt
• De zoemer is mogelijk moeilijk te horen wanneer er veel omgevingsgeluid is, het
volume van het audiosysteem hoog staat,
de airconditioning is ingeschakeld, enz.
• Als de temperatuur in het interieur extreem hoog of laag is, werkt het scherm van het
audiosysteem mogelijk niet goed.
*: Indien aanwezig
■Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)
→Blz. 285
■Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)
→Blz. 287
■Parking Support Brake-functie
(voor voetgangers die achter-
langs lopen)
→Blz. 289
PKSB (Parking Support
Brake)*
Het Parking Support Brake-
systeem bestaat uit de volgende
functies die werken bij rijden met
een lage snelheid of achteruit-
rijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een object of
voetganger groot is, wordt een
waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object of een voetganger zeer
groot is, worden de remmen
automatisch bekrachtigd om te
helpen een aanrijding te voor-
komen of om de impact van een
aanrijding te helpen verminderen.
PKSB-systeem (Parking
Support Brake)
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 280 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM

320
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
3ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op milieuvriendelijke
wijze te accelereren en het brandstofver-
bruik te verlagen door een gematigde afstel-
ling van de smoorklep en door het regelen
van de werking van de airconditioning (ver-
warmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus wordt geselec-
teerd, gaat de ECO-rijmodusindicator bran-
den.
■Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
In de ECO-modus worden het verwarmen/
koelen en de aanjagersnelheid van de air-
conditioning geregeld om brandstof te bespa-
ren. Doe het volgende om de prestaties van
de airconditioning te verbeteren:
●Schakel de ECO-modus van de airconditi-
oning uit ( →Blz. 335)
●Wijzig de aanjagersnelheid (→ Blz. 334)
●Schakel de ECO-rijmodus uit
■Automatisch uitschakelen van de sport-
modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is
gereden in de sportmodus, wijzigt de rijmo-
dus in de normale modus.
Druk op de schakelaar van de SNOW-
modus
Als de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de
SNOW-modus ingeschakeld en gaat het
controlelampje SNOW-modus op het multi-
informatiedisplay branden. Als de schake-
laar nogmaals wordt ingedrukt, gaat het con-
trolelampje SNOW-modus uit.
Ty p e A
Ty p e B
SNOW-modus
De SNOW-modus kan worden
geselecteerd om de auto af te
stemmen op de omstandigheden
bij rijden op een glad wegdek,
bijvoorbeeld als het heeft
gesneeuwd.
Werking systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 320 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM

6
331
Handleiding_Europa_M62060_nl
6
Voorzieningen in het interieur
Voorzieningen inhet interieur
6-1. Gebruik van de airconditioning
en de achterruitverwarming
ALL AUTO-regeling................ 332
Automatische airconditioning ..................... 333
Automatische airconditioning achter .......... 341
Stuurwielverwarming/ stoelverwarming/
stoelventilatoren .................. 343
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting ..346
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Overzicht van opbergmogelijkheden .......... 349
Voorzieningen bagageruimte . 352
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het
interieur
Toyota Multi-Operation Touch................................... 354
Elektrisch bedienbaar zonnescherm....................... 355
Overige voorzieningen in het interieur ......................... 357
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 331 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM

332
Handleiding_Europa_M62060_nl
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
6-1.Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
*: Indien aanwezig
Selecteer van de Toyota Multi-Ope-
ration Touch, geef het scherm “Klimaat-
regeling stoel/stuur” weer en selecteer .
De indicator op het bedieningsscherm voor
de ALL AUTO-regeling gaat branden; de
automatische airconditi oning, stoelverwar-
ming, stoelventilatoren en stuurwielverwar-
ming werken in de automatische modus.
Wanneer een van de systemen handmatig
wordt bediend, dooft de indicator. Alle ove-
rige functies blijven echter in de automati-
sche modus werken.
■Automatische airconditioning
(→Blz. 333)
De temperatuur kan vo or elke zitplaats
afzonderlijk worden ingesteld.
■Stoelverwarming (indien aanwe-
zig) en -ventila toren (indien aan-
wezig) ( →Blz. 343)
Verwarming of ventilatie wordt automa-
tisch geselecteerd overeenkomstig de
ingestelde temperatuur van de aircon-
ditioning, de buitentemperatuur, enz.
■Stuurwielverwarming (indien aan-
wezig) ( →Blz. 343)
De stuurwielverwarming werkt automa-
tisch overeenkomstig de ingestelde
temperatuur van de airconditioning, de
buitentemperatuur, enz.
■Detectiefunctie passagier
De stoelverwarming en -ventilator werken
automatisch als er een passagier is gesigna-
leerd op de voorpassagiersstoel.
■Bediening stoelverwarming/stoelventi-
lator
Wanneer de automatische modus is geselec-
teerd met de schakelaar voor de stoelverwar-
ming/stoelventilator, vi ndt er geen signalering
van passagiers plaats.
■Werking stoelverwarming achter (auto's
met 3-ZONE-klimaatregeling)
De stoelverwarming achter wordt niet gere-
geld door de ALL AUTO-regeling.
ALL AUTO-regeling*
De stoelverwarming (indien aan-
wezig), stoelventilatoren (indien
aanwezig) en stuurwielverwarming
(indien aanwezig) worden elk auto-
matisch geregeld overeenkomstig
de ingestelde temperatuur van de
airconditioning, de buitentempera-
tuur, de temperatuur in de auto,
enz. De ALL AUTO- regeling zorgt
voor comfortabele omstandighe-
den zonder dat elk systeem moet
worden afgesteld.
Inschakelen van de
ALL AUTO-regeling
Bediening van elk systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 332 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM

333
6
Handleiding_Europa_M62060_nl
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
Toetsen temperatuurregeling links
Toets luchtcirculatieregeling
Toets verhogen aanjagersnelheid
Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid
worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
De airconditioning kan worden bediend via het bedieningspaneel voor de
airconditioning en het aircobedieningsscherm op de Toyota Multi-Operation
To u c h .
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing.
De positie en vorm van toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse
besturing.
Verder zijn de positie van het disp lay en de knoppen per systeem verschil-
lend.
Raadpleeg Blz. 354 voor meer informatie over de Toyota Multi-Operation
Touch.
Bedieningspaneel airconditioning
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 333 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM

334
Handleiding_Europa_M62060_nl
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Toets verlagen aanjagersnelheid
Toets “Keuze”
Toetsen temperatuurregeling rechts
Toets DUAL of 3-ZONE
Toets buitenlucht-/recirculatiemodus
Toets ECO-modus airconditioning
Toets A/C
Selectietoets bedieningsscherm airconditioning achter
Toets automatische modus
Toets voorruitverwarming
Schakelaar achterruit- en buitenspiegelverwarming
Toets OFF
■Wijzigen van de ingestelde tempe-
ratuur
Druk op van de temperatuurtoet-
sen op het bedieningspaneel van de
airconditioning of selecteer van
de temperatuurtoetsen op het aircobe-
dieningsscherm om de temperatuur te
verhogen.
Druk op van de temperatuurtoet-
sen op het bedieningspaneel van de
airconditioning of selecteer van
de temperatuurtoetsen op het aircobe-
dieningsscherm om de temperatuur te
verlagen.
Als de toets ingedrukt wordt gehouden of als u uw vinger op de toets houdt, wordt de tem-
peratuur steeds verder verhoogd of verlaagd.
Als de indicator van de toets A/C niet brandt,
blaast het systeem lucht met de omgevings-
temperatuur of verwarmde lucht in het interi-
eur.
■Instellen van de aanjagersnelheid
Druk op de toets voor het verhogen van
de aanjagersnelheid op het bedie-
ningspaneel van de airconditioning of
selecteer de toets voor het verhogen
van de aanjagersnelheid op het airco-
bedieningsscherm om de aanjagersnel-
heid te verhogen.
Druk op de toets voor het verlagen van
de aanjagersnelheid op het bedie-
ningspaneel van de airconditioning of
selecteer de toets voor het verlagen
van de aanjagersnelheid op het airco-
bedieningsscherm om de aanjagersnel-
heid te verlagen.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 334 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM