2INHOUDSOPGAVE
Ter informatie ..........................................5
Over deze handleiding............................9
Zoekmethoden......................................10
Overzicht ..............................................11
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden ...................26
Veilig rijden..................................27
Veiligheidsgordels .......................29
Airbags ........................................32
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen in
verband met uitlaatgassen .......54
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
Rijden met kinderen in de auto ...56
Baby- en kinderzitjes...................56
1-3. Noodoproep
eCall ............................................70
1-4. Antidiefstalsysteem
Startblokkering ............................79
Supervergrendeling.....................80
Alarm...........................................81
2-1. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes ........................84
Meters en tellers .........................88
Multi-informatiedisplay ................92
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels ....................................1003-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren en de achterklep
Portieren...................................103
Achterklep ................................106
Smart entry-systeem
met startknop .........................109
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen ..............................117
Achterstoelen ...........................119
Hoofdsteunen ...........................120
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel ..................................122
Binnenspiegel...........................123
Buitenspiegels ..........................124
3-5. Openen, sluiten van de ruiten
Elektrisch bedienbare ruiten.....126
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto ...................130
Lading en bagage ....................137
Rijden met een
aanhangwagen ......................138
4-2. Rijprocedures
Startknop ..................................139
Automatische transmissie ........143
Handgeschakelde
transmissie.............................147
Richtingaanwijzerschakelaar....150
Parkeerrem ..............................151
ASC (Active Sound Control).....152
4-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar ........................153
High Beam Assist .....................156
Mistachterlichten ......................159
Ruitenwissers en -sproeiers .....160
4-4. Tanken
Openen van de tankdop ...........162
1Veiligheid en beveiliging
2Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes
3Voordat u gaat rijden
4Rijden
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 2 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
4
129
4
Rijden
Rijden
.4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto ................130
Lading en bagage ..................137
Rijden met een
aanhangwagen....................138
4-2. Rijprocedures
Startknop ...............................139
Automatische transmissie......143
Handgeschakelde
transmissie ..........................147
Richtingaanwijzer-
schakelaar ...........................150
Parkeerrem ............................151
ASC (Active Sound Control) ..152
4-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar......................153
High Beam Assist ..................156
Mistachterlichten....................159
Ruitenwissers en
-sproeiers ............................160
4-4. Tanken
Openen van de tankdop ........1624-5. EyeSight
EyeSight .................................165
Pre-Crash Brake-systeem ......175
Adaptive Cruise Control .........185
Conventionele
cruise control .......................201
Pre-Collision Throttle
Management ........................209
Lane Departure Warning ........214
Lane Sway Warning ...............216
Lead Vehicle Start Alert ..........218
Overzicht van waarschu-
wings-/meldingsgeluiden .....220
Storing en tijdelijke
uitschakeling EyeSight.........222
4-6. Gebruik van overige
rijsystemen
BSD/RCTA .............................226
Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB) .......234
Achteruitrijcamera ..................244
Conventionele cruise control ..248
Rijmodusselectieschakelaar...252
Hill Start Assist Control...........253
Uitlaatgasfiltersysteem ...........255
Ondersteunende systemen ....256
4-7. Rijtips
Rijden in de winter..................260
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 129 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
131
4 4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
2Activeer de parkeerrem.
(→Blz. 151)
Controleer of het waarschuwingslampje van
de parkeerrem brandt.
3Zet de selectiehendel in stand N.
(→Blz. 147)
Zet de auto bij het parkeren op een helling in
de 1e versnelling of de achteruit en plaats
indien nodig wielblokken.
4Druk op de startknop om de motor
uit te zetten.
5Laat het rempedaal langzaam opko-
men.
6Vergrendel de portieren nadat u
gecontroleerd hebt of u de sleutel
bij u hebt.
■Wegrijden op een steile helling
omhoog
Automatische transmissie
1Activeer de parkeerrem en zet de
selectiehendel in stand D.
2Trap het gaspedaal geleidelijk in.
3Deactiveer de parkeerrem.
Handgeschakelde transmissie
1Activeer de parkeerrem en zet de
selectiehendel in de 1e versnelling.
2Trap het gaspedaal een beetje in en
laat tegelijkertijd het koppelingspe-
daal geleidelijk opkomen.
3Deactiveer de parkeerrem.
■Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt geactiveerd.
(→Blz. 253)
■Rijden in de regen
●Rijd voorzichtig als het regent, omdat het
zicht dan minder is, de ruiten beslagen
kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
●Rijd extra voorzichtig wanneer het begint
te regenen, de weg kan dan immers bij-
zonder glad zijn.
●Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er zich
dan immers een waterfilm vormen die het
sturen en remmen kan bemoeilijken.
■Motortoerental tijdens het rijden (auto's
met automatische transmissie)
In de volgende gevallen kan het motortoeren-
tal tijdens het rijden te hoog oplopen. Dit is
het gevolg van automatisch op- of terugscha-
kelen, al naar gelang de rijomstandigheden.
Het duidt niet op plotseling accelereren.
●Het systeem signaleert dat de auto een
helling op of af rijdt
●Als het gaspedaal wordt losgelaten
●Bij het nemen van een bocht
●Als het rempedaal stevig wordt ingetrapt
■Beperken van het motorvermogen
(Brake Override-systeem)
Wanneer het gaspedaal en rempedaal gelijk-
tijdig worden ingetrapt, wordt het motorver-
mogen mogelijk beperkt.
■Inrijperiode nieuwe auto (de eerste
1.600 km)
De prestaties en levensduur van uw auto zijn
afhankelijk van hoe u met uw auto omgaat en
ervoor zorgt wanneer deze nieuw is. Volg
deze instructies op gedurende de eerste
1.600 km:
●Laat de motor niet met te veel toeren
draaien. Laat het motortoerental niet oplo-
pen tot meer dan 4.000 omw/min, behalve
in een noodgeval.
●Rijd niet langdurig met een constant motor-
toerental of een constante snelheid, of
deze snelheid nu hoog of laag ligt.
●Vermijd plotseling wegrijden of snel accele-
reren, behalve in een noodgeval.
●Vermijd hard remmen, behalve in een
noodgeval.
Hanteer dezelfde inrijprocedure bij een
gereviseerde motor, een nieuw geplaatste
motor of wanneer de remblokken of -voe-
ringen door nieuwe exemplaren zijn ver-
vangen.
■Remblokken met hoge wrijvingscoëffi-
ciënt
De remblokken en -schijven zijn ontworpen
voor gebruik onder zware belasting. Daar-
door zijn er mogelijk remgeluiden te horen,
afhankelijk van de rijsnelheid, remkracht en
omgeving (temperatuur, vochtigheid, enz.).
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 131 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
227
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Werkingsgebied
■Lane Change Assist (LCA)
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor voertuigen op de aangrenzende
rijstroken die met hoge snelheid nade-
ren.
Als het systeem een snel naderend
voertuig op een aangrenzende rij-
strook signaleert, waarschuwt het de
bestuurder door het (de) naderings-
lampje(s) BSD/RCTA in de buiten-
spiegel(s) te laten branden.
Als de bestuurder de richtingaanwij-
zer inschakelt aan de zijde waar het
naderingslampje BSD/RCTA brandt,
waarschuwt het systeem de bestuur-
der voor het gevaar door het nade-
ringslampje BSD/RCTA te laten
knipperen.
Werkingsgebied
■Rear Cross Traffic Alert (RCTA)
Het systeem waarschuwt de bestuurder
wanneer tijdens het achteruitrijden een
voertuig van links of rechts nadert.
Deze functie helpt de bestuurder het
gebied achter en naast de auto in de
gaten te houden tijdens het achteruitrij-
den.
Als het systeem een voertuig signaleert
dat van links of rechts nadert, waar-
schuwt het de bestuurder op de vol-
gende manier.
Het (de) naderingslampje(s)
BSD/RCTA in de buitenspiegel(s)
knippert (knipperen).
Er klinkt een waarschuwingszoemer.
Er wordt een pictogram op het
scherm van het multimediasysteem
weergegeven.
Werkingsgebied
Beperkingen in de detectieprestaties
van de RCTA
De detectieprestaties van de RCTA zijn
beperkt en daarom werkt de RCTA
mogelijk niet goed als de auto schuin is
ingeparkeerd.
A
A
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 227 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
253
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Als het contact AAN wordt gezet, gaat
het controlelampje Hill Start Assist Con-
trol AAN branden.
Als de Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd, gaat het controlelampje
knipperen.1Zet uw auto stil op een vlakke, vei-
lige plaats.
Zorg dat de parkeerrem geactiveerd is.
2Zet de motor af door het contact UIT
te zetten.
3Start de motor en controleer of het
waarschuwingslampje ABS en het
controlelampje Traction Control uit
zijn.
4Houd de schakelaar ongeveer
30 seconden ingedrukt.
Controleer of de controlelampjes TRC OFF
en VSC OFF gaan branden en vervolgens
doven.
5Laat binnen 5 seconden na het
doven van de controlelampjes de
schakelaar los. Druk vervol-
gens binnen 2 seconden na het los-
laten van de schakelaar nogmaals
op de schakelaar .
Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN dooft en gaat vervolgens branden.
6Zet het contact UIT.
Hill Star t Assist Control
De Hill Start Assist Control houdt
de remkracht enige tijd in stand
om het vooruit helling op wegrij-
den of het achteruit helling af weg-
rijden te vergemakkelijken.
Controlelampje Hill Start Assist
Control AAN
Uitschakelen van de Hill Start
Assist Control
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 253 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
2544-6. Gebruik van overige rijsystemen
7Start nogmaals de motor en contro-
leer of het controlelampje Hill Start
Assist Control AAN dooft.
De Hill Start Assist Control wordt uitgescha-
keld.
Voer om de Hill Start Assist Control
weer in te schakelen stap 1 t/m 7 nog-
maals uit.
■Bij het inschakelen van de Hill Start
Assist Control
●Zet als het controlelampje Hill Start Assist
Control AAN niet dooft of als een van de
stappen van de procedure niet goed is uit-
gevoerd het contact UIT en herhaal de pro-
cedure vanaf stap 4.
●Als de schakelaar ten minste 30
seconden ingedrukt wordt gehouden,
doven de controlelampjes TRC OFF en
VSC OFF en heeft het bedienen van de
schakelaar geen effect meer. In dat geval
werkt de VSC in de normale modus.
(→Blz. 257) Als het contact UIT wordt
gezet en de motor opnieuw wordt gestart,
kan de schakelaar weer worden
bediend.
■Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan, werkt de Hill Start Assist Control:
●Auto's met automatische transmissie: De
selectiehendel staat in stand D of M (wan-
neer vooruit helling op wordt weggereden)
of in stand R (wanneer achteruit helling af
wordt weggereden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
De selectiehendel staat in een andere
stand dan R (wanneer vooruit helling op
wordt weggereden) of in stand R (wanneer
achteruit helling af wordt weggereden).
●De auto staat stil.
●Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
●De parkeerrem is niet geactiveerd.
■De Hill Start Assist Control treedt niet in
werking als
De Hill Start Assist Control treedt niet in wer-
king als aan een van de volgende voorwaar-
den wordt voldaan:
●Auto's met automatische transmissie: De
selectiehendel staat in een andere stand
dan stand D of M (wanneer vooruit helling
op wordt weggereden) of in een andere
stand dan stand R (wanneer achteruit hel-
ling af wordt weggereden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
De selectiehendel staat in stand R (wan-
neer vooruit helling op wordt weggereden)
of in een andere stand dan stand R (wan-
neer achteruit helling af wordt weggere-
den).
●Auto's met automatische transmissie: Het
gaspedaal wordt ingetrapt.
●De parkeerrem is geactiveerd.
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
Het koppelingspedaal is losgelaten.
●Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken
nadat het rempedaal is losgelaten.
●Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN brandt niet.
●Het contact wordt in de stand ACC of UIT
gezet.
■Opmerkingen met betrekking tot de Hill
Start Assist Control
●Er kan een lichte schok voelbaar zijn als na
het achteruit wegrijden met de selectiehen-
del in stand R vooruit wordt gereden.
●Als het remvermogen van de Hill Start
Assist Control onvoldoende is, trap dan het
rempedaal in.
●Trap het rempedaal in als de auto stilstaat.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 254 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
255
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
■Er is mogelijk een storing in het sys-
teem aanwezig wanneer
In de volgende situaties is er mogelijk een
storing aanwezig in het systeem. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
●Het controlelampje Traction Control brandt.
●Het controlelampje Hill Start Assist Control
AAN gaat uit en er klinkt een zoemer.
*: Indien aanwezig
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen Hill Start
Assist Control
●Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start
Assist Control. De Hill Start Assist Con-
trol werkt mogelijk niet effectief op steile
hellingen en op met ijs bedekte wegen.
●In tegenstelling tot de parkeerrem is de
Hill Start Assist Control niet bedoeld om
de auto gedurende langere tijd op zijn
plaats te houden. Gebruik de Hill Start
Assist Control niet om de auto op een
helling op zijn plaats te houden omdat
dat kan leiden tot een ongeval.
●Zet de motor niet af als de Hill Start
Assist Control in werking is: de Hill Start
Assist Control zal dan worden uitge-
schakeld wat tot een ongeval zou kun-
nen leiden.
Uitlaatgasfiltersysteem*
Het uitlaatgasfiltersysteem is ont-
worpen om roetdeeltjes in de uit-
laatgassen te verzamelen met
behulp van een uitlaatgasfilter dat
in de uitlaatpijpen is geplaatst.
OPMERKING
■Om storingen in het uitlaatgasfilter-
systeem te voorkomen
●Gebruik geen andere brandstof dan het
voorgeschreven type brandstof
●Breng geen wijzigingen aan de uitlaat-
pijp aan
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 255 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM