269
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
1Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de constante-snelheidsrege-
ling uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt ook uitgescha-
keld als het rempedaal of het koppelingspe-
daal (alleen handgeschakelde transmissie)
wordt ingetrapt.
2Door op de schakelaar +RES te
drukken wordt de constante-snel-
heidsregeling hervat.
Hervatten is mogelijk vanaf een rijsnelheid
hoger dan ongeveer 30 km/h.
■De cruise control kan worden gebruikt
als
Auto's met Multidrive CVT:
●De selectiehendel in stand D staat.
●De rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
De rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
■Accelereren na het instellen van de rij-
snelheid
●Er kan normaal met de auto geaccelereerd
worden. Na de acceleratie gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid.
●De ingestelde snelheid kan zelfs worden
verhoogd zonder de cruise control uit te
schakelen door eerst naar de gewenste
snelheid te accelereren en vervolgens op
de schakelaar -SET te drukken om de
nieuwe snelheid in te stellen.
■Automatisch uitschakelen van de cruise
control
De snelheidsregeling door de cruise control
wordt in de volgende gevallen onderbroken:
●De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan
16 km/h onder de geprogrammeerde rij-
snelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde
snelheid niet bewaard.
●Werkelijke rijsnelheid is lager dan onge-
veer 30 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
●De TRC is gedurende een bepaalde peri-
ode geactiveerd.
●Wanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld door de schakelaar VSC OFF in te
drukken.
■Als de waarschuwingsmelding voor de
cruise control op het multi-informatie-
display wordt weergegeven
Druk eenmaal op de cruise control-hoofd-
schakelaar om het systeem uit te schakelen
en druk vervolgens opnieuw op de schake-
laar om het systeem weer in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogram-
meerd of de cruise control direct na het acti-
veren weer wordt uitgeschakeld, is er moge-
lijk een defect in het cruise control-systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Uitschakelen en hervatten
van de constante-
snelheidsregeling
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 269 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
2704-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
■Weergave instrumentenpaneel
Ingestelde snelheid
Controlelampjes
■Bedieningsschakelaars
Schakelaar +RES
Uitschakeltoets
Schakelaar -SET
Hoofdschakelaar snelheidsbegren-
WAARSCHUWING
■Onbedoeld inschakelen van de
cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de cruise
control-hoofdschakelaar als deze niet
wordt gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de vol-
gende situaties.
Als u dat wel doet, verliest u mogelijk de
controle wat kan leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
●Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan
de rijsnelheid de ingestelde snelheid over-
schrijden.
●Bij het rijden met een aanhangwagen of
tijdens het slepen in een noodgeval
Snelheidsbegrenzer*
Er kan een gewenste maximum-
snelheid worden ingesteld met de
schakelaar van de snelheids-
begrenzer. De snelheidsbegrenzer
voorkomt dat de auto de inge-
stelde snelheid overschrijdt.
Systeemonderdelen
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 270 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
2724-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
1Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de snelheidsbegrenzer uitge-
schakeld.
2Door op de schakelaar +RES te
drukken wordt de snelheidsbegren-
zer opnieuw geactiveerd.
■Overschrijden van de ingestelde snel-
heid
In de volgende situaties overschrijdt de rij-
snelheid de ingestelde snelheid en gaan de
tekens op het display knipperen:
●Wanneer u het gaspedaal volledig intrapt
●Wanneer u bergaf rijdt
■Automatische uitschakeling snelheids-
begrenzer
De snelheidsbegrenzer wordt automatisch
uitgeschakeld in een van de volgende situa-
ties:
●De cruise control wordt ingeschakeld.
●Wanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld door de schakelaar VSC OFF in te
drukken.
■Als de waarschuwingsmelding voor de
snelheidsbegrenzer op het multi-infor-
matiedisplay wordt weergegeven
Zet de motor af en start de motor weer. Stel
na het weer starten van de motor de snel-
heidsbegrenzer in. Als de snelheidsbegren-
zer niet kan worden ingesteld, is er mogelijk
een storing aanwezig in de snelheidsbegren-
zer. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Uitschakelen en hervatten van
de snelheidsbegrenzerWAARSCHUWING
■Onbedoeld inschakelen van de snel-
heidsbegrenzer voorkomen
Schakel de snelheidsbegrenzer uit met de
hoofdschakelaar snelheidsbegrenzer als
deze niet wordt gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in de
volgende situaties.
Als u dat wel doet, verliest u mogelijk de
controle wat kan leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
●Op steile hellingen
●Bij het rijden met een aanhangwagen of
tijdens het slepen in een noodgeval
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 272 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
2784-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Als het Brake Hold-systeem is
ingeschakeld terwijl de selectie-
hendel in stand D staat
Het Stop & Start-systeem kan worden
gebruikt wanneer het Brake Hold-sys-
teem is ingeschakeld. (Blz. 193)
Uitzetten van de motor
Trap, terwijl u met de selectiehendel in
stand D rijdt, het rempedaal in en breng
de auto tot stilstand.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat branden.
Als het Brake Hold-systeem is ingeschakeld,
gaat het controlelampje Brake Hold-systeem
in werking branden. Als het rempedaal wordt
losgelaten, blijft de motor uitgeschakeld door
het Stop & Start-systeem.
Opnieuw starten van de motor
Trap het gaspedaal in. (Wanneer het
rempedaal wordt losgelaten, wordt de
motor niet opnieuw gestart.)
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem en het controlelampje Brake Hold-sys-
teem in werking gaan uit.
■Wanneer de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snel-
heidsbereik is ingeschakeld ter-
wijl de selectiehendel in stand D
staat (indien aanwezig)
Het Stop & Start-systeem kan worden
gebruikt tijdens een gecontroleerde
stop door de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik.
(Blz. 247)
Uitzetten van de motor
Tijdens het rijden met de Dynamic
Radar Cruise Control met volledig snel-
heidsbereik in de afstandsregelmodus
wordt de motor automatisch uitgescha-
keld als de auto volledig tot stilstand
komt als gevolg van een gecontro-
leerde stop. (De motor wordt automa-
tisch uitgeschakeld, zelfs als het rem-
pedaal niet wordt ingetrapt.)
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat branden.
Opnieuw starten van de motor
Wanneer de voorligger wegrijdt, wordt
de motor automatisch opnieuw gestart.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat uit.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 278 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
279
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Als de selectiehendel in stand P
wordt gezet
Uitzetten van de motor
1Trap, terwijl u met de selectiehendel
in stand D rijdt, het rempedaal in en
breng de auto tot stilstand.
De motor wordt door het Stop & Start-sys-
teem uitgezet en het controlelampje van het
Stop & Start-systeem gaat branden.
2Zet de selectiehendel in stand P.
(Blz. 182)
De motor blijft uitgeschakeld.
Mogelijk wordt de motor herstart als de selec-
tiehendel, direct nadat de motor door het Stop
& Start-systeem is uitgeschakeld, vanuit stand
D in stand P wordt gezet. Bovendien, als de
motor niet door het Stop & Start-systeem
wordt uitgeschakeld wanneer de auto tot stil-
stand is gebracht terwijl de selectiehendel in
stand D is gezet, wordt hij mogelijk door het
Stop & Start-systeem uitgeschakeld wanneer
de selectiehendel in stand P wordt gezet.
Opnieuw starten van de motor
Zet met ingetrapt rempedaal de selec-
tiehendel in een andere stand dan P.
(Blz. 182)
Als het rempedaal wordt losgelaten nadat de
motor door het Stop & Start-systeem is uit-
geschakeld, wordt de motor opnieuw gestart
wanneer het rempedaal weer wordt inge-
trapt. Als het rempedaal niet werd losgelaten
nadat de motor door het Stop & Start-sys-
teem is uitgeschakeld, wordt de motor
opnieuw gestart wanneer de selectiehendel
in een andere stand dan P wordt gezet.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat uit.
■Uitzetten van de motor
1Trap het rempedaal in terwijl het
koppelingspedaal geheel ingetrapt
is en breng de auto tot stilstand.
2Zet de selectiehendel in stand N
(Blz. 186) en laat het koppelings-
pedaal los.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat branden.
■Opnieuw starten van de motor
Trap het koppelingspedaal in.
Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem gaat uit.
■Voorwaarden voor werking
●Het Stop & Start-systeem werkt als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• Auto's met Multidrive CVT: Het rempedaal
wordt stevig ingetrapt. (Behalve wanneer
de auto tot stilstand komt als gevolg van
een gecontroleerde stop tijdens het rijden
met het Dynamic Radar Cruise Control-
systeem met volledig snelheidsbereik in de
afstandsregelmodus [indien aanwezig])
• Auto's met handgeschakelde transmissie:
Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt.
• De motor is op bedrijfstemperatuur.
• De buitentemperatuur is -5°C of hoger.
• De selectiehendel staat in stand D of P
(Multidrive CVT) of de neutraalstand
(handgeschakelde transmissie).
• De voorruitverwarming is uitgeschakeld.
Werking Stop & Start-systeem
(auto's met handgeschakelde
transmissie)
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 279 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
2804-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• De geselecteerde rijmodus is de normale
modus of de ECO-modus.
• De motorkap is gesloten.
• De veiligheidsgordel van de bestuurder is
vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
●Onder de volgende omstandigheden wordt
de motor mogelijk niet uitgeschakeld door
het Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op
een storing van het Stop & Start-systeem.
• De airconditioning wordt gebruikt.
• De accu wordt periodiek opgeladen.
• De accu is niet voldoende opgeladen, bij-
voorbeeld als de auto gedurende lange tijd
heeft stilgestaan en de ladingstoestand is
afgenomen, als de elektrische belasting
hoog is, als de temperatuur van de accu-
vloeistof extreem laag is of als de accu ver-
ouderd is.
• Het vacuüm van de rembekrachtiger is te
laag.
• De auto staat stil op een steile helling.
• Het stuurwiel wordt bediend.
• Door verkeersdrukte of andere omstandig-
heden komt de auto veelvuldig tot stil-
stand.
• De auto rijdt op grote hoogte.
• De temperatuur van de koelvloeistof of van
de transmissievloeistof is extreem laag of
hoog.
• De temperatuur van de accuvloeistof is
extreem laag of hoog.
• Enige tijd nadat de accupolen zijn losgeno-
men en weer aangesloten.
• Enige tijd na het vervangen van de accu.
• Als de verstreken tijd sinds het starten van
de motor kort is.
●Onder de volgende omstandigheden wordt
de motor automatisch herstart wanneer
deze is uitgeschakeld door het Stop &
Start-systeem. (Rijd met de auto om ervoor
te zorgen dat de motor weer door het Stop
& Start-systeem wordt uitgeschakeld.)
• De airconditioning wordt ingeschakeld.
• De voorruitverwarming wordt ingescha-
keld.
• Het stuurwiel wordt bediend.
• Auto's met Multidrive CVT: De selectiehen-
del wordt vanuit stand D in stand M, N of R
gezet.
• Auto's met Multidrive CVT: De selectiehen-
del wordt vanuit stand P in een andere
stand gezet.
• De veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt.
• Het bestuurdersportier wordt geopend.• Auto's met Multidrive CVT: Het gaspedaal
wordt ingetrapt.
• De uitschakeltoets van het Stop & Start-
systeem wordt ingedrukt.
• De auto begint te rollen op een helling.
• Wanneer de voorligger wegrijdt wanneer
uw auto tot stilstand is gebracht door het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
met volledig snelheidsbereik. (indien aan-
wezig)
• De rijmodus wordt gewijzigd van de nor-
male of ECO-modus in een andere modus.
●Onder de volgende omstandigheden wordt
de motor automatisch herstart wanneer
deze is uitgeschakeld door het Stop &
Start-systeem. (Rijd met de auto om ervoor
te zorgen dat de motor weer door het Stop
& Start-systeem wordt uitgeschakeld.)
• Het rempedaal wordt pompend of diep
ingetrapt.
• De airconditioning wordt gebruikt.
• De laadtoestand van de accu is onvol-
doende.
• Als een schakelaar van het airconditio-
ningsysteem wordt bediend (schakelaar
achterruitverwarming, enz.).
■Het Stop & Start-systeem kan worden
gebruikt wanneer het Brake Hold-sys-
teem is ingeschakeld.
●Als de motor automatisch opnieuw wordt
gestart door het Stop & Start-systeem ter-
wijl het Brake Hold-systeem is ingescha-
keld, wordt er nog steeds remkracht uitge-
oefend door het Brake Hold-systeem.
●Als er niet langer aan de bedrijfscondities
voor het Brake Hold-systeem wordt vol-
daan (Blz. 193) terwijl de motor is uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem,
stopt de werking van het Brake Hold-sys-
teem.
Op dat moment wordt de parkeerrem auto-
matisch geactiveerd en wordt de motor auto-
matisch opnieuw gestart.
■Werking Stop & Start-systeem tijdens
een gecontroleerde stop door de Dyna-
mic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig).
Als de motor automatisch opnieuw wordt
gestart door het Stop & Start-systeem tijdens
een gecontroleerde stop door de Dynamic
Radar Cruise Control met volledig snelheids-
bereik, blijft de gecontroleerde stop aanhou-
den. (Hervatten van het rijden met de volg-
regeling na een gecontroleerde stop:
Blz. 253)
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 280 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
283
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
“For Climate Control” (voor klimaatrege-
ling)
• De airconditioning wordt gebruikt wanneer
de omgevingstemperatuur hoog of laag is.
Het systeem treedt in werking wanneer het
verschil tussen de ingestelde temperatuur en
de temperatuur in het interieur te klein is.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
●Wanneer de motor automatisch wordt her-
start terwijl hij was uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem
“Preparing to Operate” (in voorberei-
ding)
• Het rempedaal is dieper of pompend inge-
trapt.
Het systeem wordt ingeschakeld als de
motor draait en het vacuüm van de rembe-
krachtiger een bepaald niveau heeft bereikt.
“For Climate Control” (voor klim.reg.)
• De airconditioning wordt ingeschakeld of
gebruikt.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
“Battery Charging” (batt. laadt op)
• De accu is mogelijk bijna leeg.
De motor wordt herstart om voorrang te
geven aan het laden van de accu. Wanneer
de motor kortstondig draait, kan het systeem
herstellen.
●Wanneer de motor niet weer kan worden
gestart door het Stop & Start-systeem
“Shift to N and Press Clutch” (zet selec-
tiehendel in stand N en trap het koppelings-
pedaal in) (auto's met handgeschakelde
transmissie)
Terwijl de motor is uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem wordt de selectiehendel
in een andere stand dan de neutraalstand
gezet zonder dat het koppelingspedaal is
ingetrapt.
■Waarschuwingsmeldingen Stop & Start-
systeem
Als zich een systeemstoring voordoet, wordt
er een waarschuwingsmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay om de bestuur-
der te waarschuwen. (Blz. 520)
■Als het controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem blijft knipperen
Er is mogelijk een storing in het systeem aan-
wezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
■Als het Stop & Start-systeem is inge-
schakeld
●Trap het rempedaal in en activeer indien
nodig de parkeerrem als de motor is uit-
gezet door het Stop & Start-systeem
(het controlelampje van het Stop &
Start-systeem brandt). (Behalve wan-
neer het Brake Hold-systeem is inge-
schakeld of de auto tot stilstand komt
als gevolg van een gecontroleerde stop
tijdens het rijden met de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig snelheids-
bereik in de afstandsregelmodus
*)
●Verlaat de auto niet als de motor is uit-
gezet door het Stop & Start-systeem
(zolang het controlelampje van het Stop
& Start-systeem brandt).
Anders kan door de automatische
motorstartfunctie een ongeval ontstaan.
●Zorg ervoor dat de motor niet wordt uit-
gezet door het Stop & Start-systeem als
de auto zich in een slecht geventileerde
ruimte bevindt. De motor kan weer wor-
den gestart door de automatische
motorstartfunctie, waardoor er uitlaat-
gassen in de auto terecht kunnen
komen, hetgeen tot de dood kan leiden
of zeer schadelijk kan zijn voor de
gezondheid.
*: Auto's met Dynamic Radar Cruise Con-
trol met volledig snelheidsbereik
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 283 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM
521
8 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
■Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is laag. Controleer het olie-
peil en vul indien nodig olie bij.
Deze melding kan verschijnen als de auto op
een helling stilstaat. Plaats de auto op een
horizontale ondergrond en controleer of de
melding verdwijnt.
■Als “Engine Stopped Steering Power
Low” (Motor uitgeschakeld. Weinig
stuurbekrachtiging.) wordt weergege-
ven
Deze melding wordt weergegeven als de
motor wordt uitgeschakeld tijdens het rijden.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebrui-
kelijk, houd het dan stevig vast en oefen
meer kracht uit dan anders.
■Als “Auto Power OFF to Conserve Bat-
tery” (Auto power off-functie ingescha-
keld om accu te sparen) wordt weerge-
geven
Het contact is UIT gezet door de automati-
sche power off-functie. Wanneer de motor de
volgende keer wordt gestart, moet het motor-
toerental enigszins worden verhoogd en
gedurende ongeveer 5 minuten op dit niveau
worden gehandhaafd om de accu op te
laden.
■Als “Headlight System Malfunction Visit
Your Dealer” (Storing in koplampsys-
teem. Ga naar uw dealer) wordt weerge-
geven
Er is mogelijk een storing in de onderstaande
systemen aanwezig. Laat de auto onmiddel-
lijk nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
●De led-koplampen
●De automatische verticale koplampverstel-
ling (indien aanwezig)
●AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
●Automatic High Beam-systeem (indien
aanwezig)
■Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden mogelijk
tijdelijk uitgeschakeld tot het in de melding
aangegeven probleem is opgelost.
(Blz. 221, 511)
●PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (indien
aanwezig)
●LTA (Lane Tracing Assist) (indien aanwe-
zig)
●LDA (Lane Departure Alert met stuurrege-
ling) (indien aanwezig)
●AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
●Automatic High Beam-systeem (indien
aanwezig)
●RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
●Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik (indien aanwezig)
●Dynamic Radar Cruise Control (indien
aanwezig)
■Als “Radar Cruise Control Unavailable
See Owner's Manual” (Dynamic Radar
Cruise Control-systeem niet beschik-
baar. Zie handleiding) wordt weergege-
ven (indien aanwezig)
De Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik of het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem wordt tijdelijk uitge-
schakeld of tot het in de melding aangegeven
probleem is opgelost. (Oorzaken en oplossin-
gen: Blz. 221)
■Als “Radar Cruise Control Unavailable”
(Dynamic Radar Cruise Control-sys-
teem niet beschikbaar) wordt weergege-
ven (indien aanwezig)
De Dynamic Radar Cruise Control met volle-
dig snelheidsbereik of het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem kan tijdelijk niet wor-
den gebruikt. Gebruik het systeem wanneer
dit weer beschikbaar is.
■Als er een melding wordt weergegeven
dat u naar uw erkende Toyota-dealer
moet gaan
Het systeem of onderdeel dat op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven, is
defect. Laat de auto onmiddellijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
COROLLA (TMUK)_OM_Europe_OM12Q83E_1_2201.book Page 521 Wednesday, October 20, 2021 10:58 AM