Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway
Control in werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer de TRC/VSC/ABS/
Trailer Sway Control in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
EV-systeem naar de wielen beperken. Als
u op de schakelaar
drukt om het
systeem uit te schakelen, kunt u de auto
mogelijk gemakkelijker loskrijgen door te
‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door de
schakelaar
snel in te drukken en
weer los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op de schakelaar
om
het systeem weer in te schakelen. Uitschakelen van de TRC, VSC en Trailer
Sway Control
Schakel de TRC, VSC en Trailer Sway
Control uit door de schakelaar
langer
dan 3 seconden ingedrukt te houden
terwijl de auto stilstaat.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en “Traction Control Turned
OFF” (Traction Control UIT) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
*
Druk nogmaals op de schakelaarom
de systemen weer in te schakelen.
*Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
wordt ook uitgeschakeld (alleen de
Pre-Crash-waarschuwing is beschikbaar).
Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 256)
Wanneer de melding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay dat de TRC is
uitgeschakeld, zelfs al is de schakelaar
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
365
5
Rijden
Werkingsvoorwaarden van de Active
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het
volgende zich voordoet.
• De TRC/VSC kan in werking treden
• De bestuurder probeert tijdens hetrijden in een bocht te accelereren
• Het systeem signaleert dat de auto naar de buitenkant van de bocht
uitwijkt
• Het rempedaal wordt losgelaten
Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te
beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden
uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of
breng de auto tot stilstand en schakel
het EV-systeem UIT. Het EPS-systeem
moet binnen 10 minuten weer normaal
werken.
Voorwaarden voor werking
noodstopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
• De alarmknipperlichten zijn uit.
• De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
• Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
• Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat Werkingsvoorwaarden Secondary
Collision Brake
Het systeem werkt als de airbagsensor
een aanrijding signaleert terwijl de auto
in beweging is. Het systeem werkt
echter niet wanneer onderdelen
beschadigd zijn.
Automatisch uitschakelen Secondary
Collision Brake
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in een van de volgende
situaties.
• De rijsnelheid wordt lager dan
ongeveer 0 km/h
• Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens de werking
• Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
WAARSCHUWING!
Het ABS werkt niet effectief als
• De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld
versleten banden op een weg die
bedekt is met sneeuw).
• Er sprake is van aquaplaning bij hoge snelheid op een nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de
remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, met name in de volgende
gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
• Als wordt gereden met sneeuwkettingen
• Als wordt gereden op slechte wegen
• Als wordt gereden over wegen met diepe gaten of andere grote
oneffenheden
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
367
5
Rijden
In de volgende situatie gaat de
interieurverlichting automatisch
branden
Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren wordt de
interieurverlichting automatisch
ingeschakeld. De interieurverlichting
wordt na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld.
De interieurverlichting kan handmatig
worden uitgeschakeld. Om verdere
aanrijdingen te voorkomen verdient het
echter aanbeveling de verlichting te
laten branden totdat de veiligheid
gegarandeerd is.
(De interieurverlichting wordt mogelijk
niet automatisch ingeschakeld,
afhankelijk van de kracht en de
omstandigheden van de aanrijding.)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt
voordat de verlichting uit gaat) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 513)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk als het
EV-systeem niet in werking is.Bedienen van de interieurverlichting
Interieurverlichting voor
1. Schakelt de aan het portier gekoppelde functie uit
2. Schakelt de aan het portier gekoppelde functie in (stand DOOR)
De verlichting wordt in-/
uitgeschakeld overeenkomstig het
openen/sluiten van de portieren.
3. Schakelt de verlichting in/uit Druk op de schakelaar om de
interieurverlichting voor/leeslampjes
en de interieurverlichting achter
in/uit te schakelen.
Interieurverlichting achter
1. Schakelt de verlichting in
2. Schakelt de aan het portier gekoppelde functie in (stand DOOR)
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
388
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
armsteun
Plaats geen al te zware last op de
armsteun.
Kledinghaakjes
De handgrepen achter zijn voorzien van
kledinghaakjes.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet aan het kledinghaakje
mogen worden gehangen
Hang geen kleerhangers, harde
voorwerpen of voorwerpen met
scherpe punten aan het kledinghaakje.
Als de curtain airbags geactiveerd
worden, kunnen deze voorwerpen
projectielen worden en dodelijk of
ernstig letsel veroorzaken. Handgrepen
Een handgreep aan het dak kan ter
ondersteuning van uw lichaam worden
gebruikt wanneer u zit.
WAARSCHUWING!
Handgrepen
Gebruik de handgreep niet bij het in- of
uitstappen of bij het opstaan vanaf uw
zitplaats.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de
handgreep en belast de greep niet
overmatig.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
407
6
Voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING!
Water in de auto
• Mors geen vloeistof in het interieurvan de auto. Dit kan brand of
storingen in de elektrische
componenten, enz. veroorzaken.
• Voorkom dat onderdelen of de bedrading van het airbagsysteem in
het interieur nat worden. ( →Blz. 28)
Een elektrische storing kan ervoor
zorgen dat de airbags worden
geactiveerd of niet op de juiste wijze
werken, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
• Auto's met draadloze lader: Laat de draadloze lader (→blz. 400) niet nat
worden. Als dat wel gebeurt, kan de
lader oververhit raken, wat kan
leiden tot brandwonden of een
elektrische schok, waarbij dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name
het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard kan in de voorruit
worden weerkaatst; hierdoor kan het
gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een dodelijk of ernstig
ongeval tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
• Gebruik de volgende reinigingsmiddelen niet, omdat ze
verkleuring van het interieur of
strepen en beschadigingen van
gelakte oppervlakken kunnen
veroorzaken:– Behalve de stoelen: Organische reinigingsmiddelen zoals
wasbenzine en terpentine,
alkalische of zuurhoudende
middelen, textielverf en
bleekmiddel
– Stoelen: Alkalische en zuurhoudende middelen, zoals
thinner, wasbenzine en alcohol
OPMERKING(Vervolg)
• Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen
beschadigd raken.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet
met water.
Water dat in contact komt met
elektrische onderdelen boven of onder
de vloerbedekking, kan schade aan de
verschillende systemen van de auto
veroorzaken, bijvoorbeeld aan het
audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
Bij het schoonmaken van de
binnenzijde van de voorruit
Zorg ervoor dat er geen glasreiniger op
de lens terechtkomt. Raak de lens ook
niet aan. (→Blz. 245)
Schoonmaken van de binnenzijde van
de achterruit
• Gebruik geen ruitenreiniger om de achterruit schoon te maken. Anders
kunnen de verwarmingsdraden en
antenne beschadigd raken. Veeg de
ruit voorzichtig schoon met een doek
en lauw water. Veeg de ruit schoon in
dezelfde richting als de
verwarmingsdraden en antenne.
• Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden en de antenne.
Schoonmaken van de zijruiten voor
(auto's met IR-beschermende laag)
Gebruik geen chemische of
schuurmiddelen (bijv. ruitenreiniger,
reinigingsmiddelen, was) om de ruiten
schoon te maken. Anders kan de laag
beschadigd raken.
7.1 Onderhoud en verzorging
414
Schoonmaken van de metaalaccenten
met satijnglans
• Verwijder vuil met een vochtige,zachte doek of synthetische zeem.
• Veeg daarna het resterende vocht weg met een droge, zachte doek.
Schoonmaken van de metaalaccenten
met satijnglans
De metalen delen hebben een oppervlak
van echt metaal. Deze moeten regelmatig
worden schoongemaakt. Als de vuile
delen gedurende langere tijd niet worden
schoongemaakt, zal het schoonmaken
moeilijker gaan.
Schoonmaken van lederen bekleding
Schoonmaken van leder
• Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
• Veeg overtollig vuil en stof weg met een zachte doek die is bevochtigd met
een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5%
wolreinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
• Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een droge, schone
doek. Laat de lederen bekleding
drogen in een geventileerde ruimte in
de schaduw.
Onderhoud van lederen bekleding
Om het interieur in een goede conditie te
houden, raadt Toyota u aan het ten
minste twee keer per jaar schoon te
maken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van
lederen bekleding
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
beschadiging en vroegtijdige slijtage
van lederen bekleding te voorkomen:
• Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
• Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
• Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge
temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
Schoonmaken van kunstleder
• Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
• Verwijder het met een zachte vochtige doek met ongeveer 1%
reinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel en water grondig
met een schone, vochtige doek.
Stoffen delen schoonmaken
• Verwijder het stof met een stofzuiger of tape van de stoffen delen.
Verwijder het stof van het gedeelte ter
hoogte van de passagiersairbag
echter met de hand.
• Veeg de stoffen delen voorzichtig schoon met een vochtige doek.
Gebruik geen reinigingsmiddelen om de
stoffen delen schoon te maken.
7.1 Onderhoud en verzorging
415
7
Onderhoud en verzorging
8.1 Belangrijke informatie
8.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden gebruikt
om andere bestuurders te waarschuwen
wanneer de auto tot stilstand moet
worden gebracht, bijvoorbeeld bij pech.
Bedieningsinstructies
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
• Als de alarmknipperlichten gedurendelangere tijd worden gebruikt terwijl
het EV-systeem niet in werking is
(terwijl het controlelampje READY
niet brandt), kan de 12V-accu
ontladen raken.
• Als een van de airbags wordt geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmknipperlichten
worden na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld. Druk
tweemaal op de schakelaar om de
alarmknipperlichten handmatig uit te
schakelen.
(De alarmknipperlichten worden
mogelijk niet automatisch ingeschakeld,
afhankelijk van de kracht en de
omstandigheden van de aanrijding.)
8.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op de
normale manier stilgezet kan worden, als
volgt tot stilstand:
De auto tot stilstand brengen
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer
kracht nodig om de auto tot stilstand te
brengen.
2. Zet de transmissie in stand N.
Als de transmissie in stand N is gezet
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het EV-systeem uit.
Als de transmissie niet in stand N gezet kan
worden
3. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de auto
zo veel mogelijk af te remmen.
4. Om het EV-systeem uit te schakelen,
houdt u de startknop langer dan
2 seconden ingedrukt of drukt u deze
driemaal of vaker kort na elkaar in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
8.1 Belangrijke informatie
456
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) SRS
WaarschuwingslampjeDetails/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het SRS-airbagsysteem; of
■ Het gordelspannersysteem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABS
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het ABS; of
■ Het Brake Assist-systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje onjuiste bediening pedaal*(waarschuwingszoemer)
Waarschuwingslampje Details/handelingen
Wanneer er een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het Brake Override-systeem;
■ De wegrijregeling
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Geeft aan dat de schakelstand is gewijzigd en de wegrijregeling
is geactiveerd terwijl het gaspedaal werd ingetrapt.
Laat het gaspedaal even los.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Geeft aan dat het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden
ingetrapt en het Brake Override-systeem in werking is.
Laat het gaspedaal los en trap het rempedaal in.
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay en er wordt een melding weergegeven.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische stuurbekrachtiging
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Rood)
of
(Geel) Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbekrachti-
ging (EPS)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
463
8
Bij problemen