50
Ergonomie en comfort
Handmatig inklappen
De spiegels kunnen handmatig worden ingeklapt
(parkeren, smalle garage, enz.).
►
Kantel de spiegel richting de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de buitenspiegels
elektrisch inklapbaar.
► Zorg dat het contact is aangezet
en zet schakelaar A vanuit de auto
in de middelste stand.
►
Beweeg schakelaar
A naar
achteren.
►
V
ergrendel de auto van buitenaf.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van schakelaar A , worden ze niet
automatisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld.
Elektrisch uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto.
► V an binnenuit: zet schakelaar A met aangezet
contact in de middelste stand en beweeg deze
daarna naar achteren.
Het automatisch inklappen / uitklappen van de buitenspiegels kan worden ingesteld in
de app Instellingen
> Voertuig van het
touchscreen.
Klap de spiegels in voordat u de auto laat
wassen in een automatische wasstraat.
Automatisch kantelen van buitenspiegels bij achteruitrijden
Afhankelijk van de uitvoering kan met deze functie
het spiegelglas van de spiegels automatisch omlaag
worden gekanteld om het achteruit inparkeren te
vereenvoudigen.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld
terwijl de motor draait, wordt het spiegelglas van de
spiegels naar de grond gericht.
Het spiegelglas van beide spiegels keert terug naar
de oorspronkelijke stand:
–
Enkele seconden nadat er uit de
achteruitversnelling is geschakeld.
–
W
anneer er sneller dan 10 km/h wordt gereden.
–
Als de motor wordt afgezet.
Het systeem kan in de app Instellingen >
V oertuig van het touchscreen worden
ingeschakeld / uitgeschakeld.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
antiverblindingsstand (nachtstand) te zetten.
►
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel
zetten in de normale dagstand te zetten.
Afstellen
►
Stel de spiegel af in de normale dagstand.
Automatisch "elektrochroom" model
Het elektrochroomsysteem gebruikt een sensor voor
het detecteren van het niveau van het buitenlicht
en van het licht dat van achteren op de auto valt
zodat er automatisch en geleidelijk tussen dag- en
nachtstand kan worden geschakeld.
102
Rijden
Bij temperaturen onder nul en / of bij een koude
motor kan alleen worden gestart wanneer het
controlelampje voorgloeien is gedoofd.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden nadat u op de toets "START/STOP" hebt
gedrukt:
► Houd het pedaal volledig ingetrapt en druk niet
nogmaals op de toets "START/STOP" voordat de
motor is aangeslagen.
Als er aan een van de voorwaarden voor het starten
niet wordt voldaan, wordt er altijd een melding
weergegeven.
In sommige gevallen geeft een melding aan dat
het stuurwiel heen en weer moet worden bewogen
terwijl u de toets "START/STOP" ingedrukt houdt om
de stuurkolom te ontgrendelen.
Benzinemotoren Bij een benzinemotor kunt u na een koude
start 2 minuten lang duidelijke motortrillingen
voelen (bij verhoogd stationair toerental). Dit
komt door het voorverwarmen van de katalysator.
Als de motor afslaat, laat u het koppelingspedaal los en trapt u het
vervolgens weer helemaal in. De motor wordt
dan automatisch weer gestart.
Plug-in hybrideauto starten
► Trap het rempedaal helemaal in en druk
ongeveer 2 seconden op de toets START/STOP.
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.
► Draai bij een stationair draaiende motor de
sleutel naar stand 1 .
►
V
erwijder de sleutel uit het contactslot.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het
stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto
wanneer u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand 1. Stop), kunt
u gedurende een maximale duur van in totaal
ongeveer 40 minuten functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de interieurverlichting en het
dimlicht nog blijven gebruiken.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de eco-mode.
Sleutel vergetenWanneer u het bestuurdersportier opent
terwijl de sleutel in het contactslot in stand 1
staat, klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er
een melding op het display.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 van het
contactslot blijft staan, wordt het contact na een
uur automatisch afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 en vervolgens
opnieuw in de stand 2 om het contact weer aan
te zetten.
Starten / afzetten van de
motor met Keyless Entry
and Start
De elektronische sleutel moet zich in het interieur bevinden.
De elektronische sleutel wordt ook in de
bagageruimte gedetecteerd.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd, wordt er een melding
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de motor
kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure voor
starten/afzetten".
Starten
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig
in.
►
Selecteer bij een auto met een
automatische
transmissie de stand P of N en trap vervolgens het
rempedaal in.
►
Druk op toets "
START/STOP"; houd het pedaal
ingetrapt totdat de motor is aangeslagen.
Dieselmotoren
166
Praktische informatie
elektrocutie als de kabel nat wordt of in water
terechtkomt!
Laadprocedure
Aansluiten
► Controleer of de selectiehendel in stand P
staat en het contact is afgezet voordat u begint
met laden, anders is het laden niet mogelijk.
►
Druk op de achterkant van de klep van
de laadaansluiting om deze te openen en
controleer of er geen vreemd materiaal op de
laadaansluiting van de auto aanwezig is.
De lichtgeleiders van de klep gaan wit branden.
Opladen via een normaal stopcontact
(type 2)
► Sluit de laadkabel aan de kant van het
controlepaneel aan op een normaal stopcontact. T
ijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes
op de regeleenheid branden. Vervolgens blijft
alleen het groene controlelampje
POWER
branden.
►
V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting
van de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door
het knipperen van de groene lichtgeleiders
in de klep en het knipperen van het groene
controlelampje
CHARGE
op de regeleenheid.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of
alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden
om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Versneld opladen (mode 3)
► Volg de gebruikersinstructies van de
snellader (wallbox).
►
V
erwijder de beschermkap van de
laadstekker.
►
Steek de laadstekker in de laadaansluiting
van de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door
het knipperen van de groene lichtgeleiders in de
klep.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of
alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden
om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
►
Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
Als de selectieve ontgrendeling van de portieren is geactiveerd, druk dan twee
keer op de ontgrendeltoets op de
afstandsbediening om de laadstekker los te
koppelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te
bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30
seconden.
174
Praktische informatie
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
225/45 R17 9 mm
225/40 R18 Polaire PSGB 60
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een
snelheid van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van
sneeuwkettingen altijd op een vlakke,
droge ondergrond te oefenen voordat u op
reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op
wegen zonder sneeuw, omdat de banden
van de auto en het wegdek dan beschadigd
raken. Als de auto lichtmetalen velgen heeft,
controleer dan of geen enkel deel van de
kettingen of bevestigen de velg raakt.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Na het afzetten van de motor kunt u een aantal
functies, zoals het audio- en telematicasysteem,
de ruitenwissers, het dimlicht en de
interieurverlichting, nog ongeveer 40 minuten
gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies
worden in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer
10 minuten via het handsfree systeem van
het audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start
dan de motor en laat deze draaien:
– Minder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken.
–
Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
V
ermijd het herhaaldelijk of continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde
functies van de auto afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
209
Technische gegevens
9HYBRID 180 e-EAT8HYBRID 225 e-EAT8
Codes EP6FADTXHPE EATN8 FWD Euro 6.3 EP6FADTXHPD EATN8 FWD Euro
6.3
Modelcodes:
Hatchback: F3...
SW: F4... DGX/T
DGY/T
Carrosserievariant BerlineSWBerline SW
Geïnstalleerde capaciteit (kWh) 12,412,4
Gecombineerd vermogen (kW) 133165
Afmetingen (mm)
Deze afmetingen zijn gemeten bij een onbeladen
auto.
Berline
* Met ingeklapte spiegels.
** Met uitgeklapte spiegels.
SW
* Met ingeklapte spiegels.
** Met uitgeklapte spiegels.
231
Trefwoordenregister
C
Carrosserie 183
Carrosserie-onderhoud
183
Centrale vergrendeling
31
CHECK
22
Claxon
81
Configuratie van de auto
11, 24
Connectiviteit
225
Contact
104, 225
Contact aangezet
104
Controlelampjes
12
Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau,
controle
19
Controlepaneel
159, 161–162, 166
Controles
176, 178–180
D
Dagteller 22
Dashboardkastje
59
Datum (instellen)
225
Detectie obstakels
148
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
114, 189
De tractiebatterij laden
162
Diagnose auto
22
Dieselmotor
156, 176, 186
Digitaal instrumentenpaneel
10
Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer)
22
Display instrumentenpaneel 10–11
Dodehoekbewaking met groot bereik
147
Draadloze lader
60
Drive Assist Plus
126–127
Dynamische noodrem
105–107
E
Eco-mode ~ Eco-modus 174
Eco-rijden (adviezen)
8
ECO-stand
111
Electronic Stability Program (ESC)
84
Elektrisch bedienbare achterklep
35–36, 38
Elektrisch bediende handrem ~ Handrem,
elektrisch bediend
104–107, 179
Elektrisch verstelbare stoelen
46–47
Elektromotor
111–112, 158, 208
Elektronische remdrukregelaar (REF)
83
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force Distribution (EBD)
83
Elektronische sleutel
30–31
Elektronische startblokkering ~ Startblokkering,
elektronische
100
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP)
83, 85
Energiestromen
25
e-Save-functie (energiereserve)
25
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
83
F
Favoriete rijfuncties 11 8
Flacon AdBlue®
181
Follow me home-verlichting
29, 72
Follow me home verlichting ~ Follow-me-
home-verlichting
29, 72
Frequentie (radio)
223
G
Geheugen instellingen bestuurder 47
Geluidssignaal stil voertuig (plug-in hybride)
81
Geluidssignaal voor voetgangers
(plug-in hybride)
81
Geprogrammeerd laden
25, 167
Geprogrammeerd laden (plug-in hybride)
25–26,
159, 164
Gereedschap
186–188
Gereedschapskist
67
Gevarendriehoek
186
Gewichten
204
Grootlicht
73
Grootlichtassistent
73
H
Halfautomatisch veranderen van rijstrook 135
Halogeenlampen
71