2022 BMW X5 Instructieboekjes (in Dutch)

Uitrollen
via
de
schakelpaddles
activeren/deactiveren1.Door
aan
de
rechter
schakelpaddle
te
trekken
naar
de
hoogst
mogelijke
versnelling
schakej
len.2.Om
de
rijtoestand
uitrollen
te
activeren,
de
rechter
schakelpaddle
nogmaals
bedienen.
Voor
het
deactiveren
de
linker
schakelpaddle
bej
dienen.
Weergave Rijmodus
ECO
PRO:
Weergave
op
het
instrumentenpaneel


In
de
rijtoestand
uitrollen
wordt
de
afgej
legde
afstand
weergegeven.
Weergaven
op
het
Control
Display
Onder
de
energiestroom
wordt
tijdens
het
rijden de
rijtoestand
uitrollen
weergegeven.
De
tijdens
het
uitrollen
afgelegde
afstand
wordt getoond
in
de
voertuiggegevens.
Instelling
blauw:
rijtoestand
uitrollen.
Informatie
over
energiestroom
weergeven
1.CAR2.Rij-informatie3.EnergiestroomGrenzen
van
het
systeem
De
functie
is
niet
beschikbaar,
als
aan
een
van
devolgende
voorwaarden
is
voldaan:'xDSC
OFF
of
TRACTION
geactiveerd.'xRijden
in
het
dynamische
grensbereik
alsj
mede
op
steile
hellingen.'xAcculaadtoestand
tijdelijk
te
laag
of
te
hoge stroombehoefte
in
het
boordnet.'xAanhangwagengebruik.'xHill
Descent
Control
HDC
geactiveerd.
Rijstijlanalyse
Principe
De
functie
helpt
om
een
bijzonder
efficiënte
rijstijl
te
ontwikkelen
en
brandstof
te
besparen.
Hiervoor
wordt
de
rijstijl
geanalyseerd.
De
evaj
luatie
vindt
plaats
in
verschillende
categorieën
en
wordt
weergegeven
op
het
Control
Display.
Met
behulp
van
deze
weergave
kan
de
indivij
duele
rijstijl
worden
aangepast
om
minder
brandj
stof
te
verbruiken.
Algemeen
De
actuele
rit
wordt
geëvalueerd.
Ter
ondersteuning
van
een
efficiënte
rijstijl
worj
den
tijdens
het
rijden
ECO
PRO
tips
weergegej ven.
Door
het
aanpassen
van
de
rijstijl
kan
de
actieraj dius
van
de
auto
vergroot.
Deze
winst
van
actieradius
wordt
weergegeven
in
het
instrumentenpaneel
en
het
Control
Display als
bonusactieradius.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
De
functie
is
beschikbaar
in
de
rijmodus
ECOPRO.
Seite
385Brandstof
besparenRIJTIPS385
Online
Edition
for
Part
no.
01405A37CF0
-
VI/21

Rijstijlanalyse
oproepen1.CAR2.Rij-informatie3.Rijstijlanalyse
Weergave
op
het
Control
Display
De
weergave
van
de
rijstijlanalyse
toont
de
effij
ciëntie
van
de
rijstijl.
Hoe
efficiënter
de
rijstijl,
hoe
meer
balkjes
in
kleur
worden
weergegeven
en
hoe
sneller
de
boj nusactieradius
toeneemt.
Bij
een
inefficiënte
rijstijl
wordt
daarentegen
een
kleiner
aantal
balken
weergegeven.
Seite
386RIJTIPSBrandstof
besparen386
Online
Edition
for
Part
no.
01405A37CF0
-
VI/21

Seite
387Brandstof
besparenRIJTIPS387
Online
Edition
for
Part
no.
01405A37CF0
-
VI/21

TankenUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Bij
het
tanken
op
letten
Algemeen Voor
het
tanken
eerst
de
aanwijzingen
over
de
brandstofkwaliteit
lezen.
Bij
auto's
met
een
dieselmotor
is
de
vulopening
uitgevoerd
voor
het
tanken
van
diesel.
Bij
het
tanken
het
vulpistool
in
de
vulhals
plaatj
sen.
Het
optillen
van
het
vulpistool
tijdens
het
tanken
leidt
tot:
'xVoortijdig
afslaan.'xVerminderde
terugvoer
van
brandstofdamj pen.
De
brandstoftank
is
vol
wanneer
het
vulpistool
voor
de
eerste
keer
afslaat.
De
bij
tankstations
geldende
veiligheidsregels
in acht
nemen.
Meer
informatie:
Brandstofkwaliteit,
zie
pagina
420.
Veiligheidsvoorschriften
OPMERKING
Bij
een
actieradius
onder
50
km
kan
de
brandj
stoftoevoer
naar
de
motor
in
gevaar
komen.
Het
functioneren
van
de
motor
is
niet
gewaarj
borgd.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
Op
tijd
tanken.
OPMERKING
Brandstoffen
zijn
giftig
en
agressief.
Als
de
brandstoftank
te
ver
wordt
gevuld,
kan
het
brandstofsysteem
worden
beschadigd.
Bij
conj
tact
met
gespoten
oppervlakken
kunnen
deze
worden
beschadigd.
Schadelijk
voor
het
milieu.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
Te
ver
vullen
vermijden.
Tankdop
Openen
1.Voor
het
openen
van
de
tankdopklep
op
de
achterste
rand
drukken,
pijl.
De
tankdopklep
wordt
geopend.Seite
388MOBILITEITTanken388
Online
Edition
for
Part
no.
01405A37CF0
-
VI/21

2.Tankdop
tegen
de
wijzers
van
de
klok
in
draaien.3.Tankdop
in
de
houder
op
de
klep
aanbrenj gen.
Sluiten
WAARSCHUWING
De
bevestigingsband
van
de
tankdop
kan
bij
het
vastdraaien
worden
ingeklemd
en
platgej
drukt.
De
dop
kan
dan
niet
correct
gesloten
worden.
Er
kunnen
brandstof
of
brandstofdamj
pen
naar
buiten
komen.
Er
bestaat
kans
op
letj
sel
of
schade.
Erop
letten
dat
de
bevestigingsj
band
bij
het
sluiten
van
de
dop
niet
word
ingeklemd
of
platgedrukt.
1.Tankdop
aanbrengen
en
rechtsom
vastj
draaien
tot
duidelijk
een
klik
hoorbaar
is.2.Tankdopklep
dichtdrukken
tot
ze
vastklikt.
Noodontgrendeling
In
bepaalde
situaties
kan
het
nodig
zijn
om
de
tankdopklep
handmatig
te
ontgrendelen,
bijv.
bij een
elektrisch
defect.
De
tankdopklep
door
een
servicepartner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
servicej
partner
of
vakwerkplaats
laten
ontgrendelen.Seite
389TankenMOBILITEIT389
Online
Edition
for
Part
no.
01405A37CF0
-
VI/21

Wielen
en
bandenUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Bandenspanning
Algemeen
De
conditie
van
de
banden
en
de
bandenspanj
ning
zijn
van
invloed
op:
'xLevensduur
van
de
banden.'xRijveiligheid.'xRijcomfort.'xBrandstofverbruik.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Een
band
met
te
lage
of
ontbrekende
bandenj
spanning
kan
sterk
verhitten
en
beschadigd worden.
De
rijeigenschappen,
bijv.
het
stuur-
en
remgedrag,
worden
hierdoor
be

teerde
banden
op
het
Control
Display
weergegejven
worden.
Voor
een
correcte
weergave
moeten
de
bandenj
maten
in
het
systeem
zijn
opgesteld
en
voor
de
gemonteerde
banden
zijn
ingesteld.
De
waarde
van
de
actuele
bandenspanning
bej
vindt
zich
op
de
betreffende
band.
De
waarde
van
de
voorgeschreven
bandenspanj ning
bevindt
zich
in
het
onderste
deel
van
hetControl
Display.
Bandenspanning
controleren
Algemeen
Banden
warmen
op
tijdens
het
rijden.
De
banj
denspanning
wordt
hoger
naarmate
de
temperaj
tuur
stijgt.
Banden
vertonen
een
natuurlijk,
gelijkmatig
verj lies
van
bandenspanning.
Bandenpompen
kunnen
max.
0,1
bar
te
weinig
aangeven.
Controleren
via
de
bandenspanningsindicaties
op
de
portierstijl1.Voorgeschreven
bandenspanning
voor
gej
monteerde
banden
bepalen.2.De
bandenspanning
in
alle
vier
banden
conj troleren,
bijv.
met
een
bandenpomp.3.De
bandenspanning
van
een
band
corrigerenwanneer
de
actuele
bandenspanning
afwijkt
van
de
voorgeschreven
bandenspanning.4.Controleren
of
alle
ventieldopjes
van
de
bandventielen
zijn
afgeschroefd.
De
bandenspanningsindicaties
op
het
brandenj
spanningsplaatje
aan
de
portierstijlen
gelden
alj leen
voor
koude
banden
of
banden
die
evenwarm
zijn
als
de
omgevingstemperatuur.
Bandenspanning
alleen
bij
koude
banden
controj
leren,
d.w.z.:
'xEen
rijafstand
van
max.
2
km
werd
niet
overj schreden.'xAls
de
auto
na
een
rit
minstens
2
uur
niet
meer
bestuurd
werd.
Bandenspanning
van
het
Noodwiel
in
de
bagaj geruimte
regelmatig
controleren
en
eventueel
corrigeren.
Controleren
via
bandenspanningsindicaties
op
het
Control
Display
1.CAR2.Autostatus3.

Bandensp.contr.4.Controleren
of
de
actuele
bandenspanningsj waarden
afwijken
van
de
voorgeschreven
bandenspanningswaarde.5.De
bandenspanning
van
een
band
corrigeren wanneer
de
actuele
bandenspanning
afwijkt
van
de
voorgeschreven
bandenspanning.
Na
aanpassing
van
bandenspanning
Bij
bandenpechwaarschuwing
RPA:
Bandenpechwaarschuwing
RPA
opnieuw
initialij
seren.
Bij
bandenspanningscontrole:
De
gecorrigeerde
bandenspanningswaarden
worden
automatisch
overgenomen.
Garanderen
dat
de
correcte
bandinstellingen
worden
geconj figureerd.
Bij
banden
die
niet
op
de
bandspanningsindicaj ties
op
het
Control
Display
zijn
terug
te
vinden, een
reset
van
de
bandenspanningscontrole
uitjvoeren.
Snelheidsletter
AanduidingMaximale
snelheidQtot
160
km/hRtot
170
km/hStot
180
km/hSeite
391Wielen
en
bandenMOBILITEIT391
Online
Edition
for
Part
no.
01405A37CF0
-
VI/21

AanduidingMaximale
snelheidTtot
190
km/hHtot
210
km/hVtot
240
km/hWtot
270
km/hYtot
300
km/h(Y)meer
dan
300
km/h
Bandenprofiel
Zomerbanden
Bandenprofieldiepte
mag
niet
minder
zijn
dan 3
mm,
anders
is
er
gevaar
op
aquaplaning.
Winterbanden Niet
onder
bandenprofieldiepte
van
4
mm
laten
komen,
anders
worden
de
rij-eigenschappen
in
de
winter
beperkt.
Minimale
profieldiepte
Over
de
omtrek
van
de
band
zijn
slijtagemarkej ringen
verdeeld.
Deze
slijtagemarkeringen
hebjben
de
wettelijke
minimale
hoogte
van
1,6
mm.
De
posities
van
de
slijtagemarkeringen
zijn
op
de
zijkant
van
de
band
met
TWI,
Tread
Wear
Indicaj
tor,
gemarkeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De
banden
regelmatig
op
beschadigingen,
ingej drongen
voorwerpen
en
slijtage
controleren.
Aanwijzingen
voor
bandenbeschadiging
of
ovejrige
defecten
aan
de
auto:
'xAbnormale
trillingen.'xAbnormale
rolm
of
loopgeluiden.'xOngebruikelijk
rijgedrag,
zoals
sterk
naar
links
of
rechts
trekken.
Schade
kan
o.a.
door
de
volgende
situaties
ontj
staan:
'xOver
stoepranden
rijden.'xBeschadigd
wegdek.'xTe
lage
bandenspanning.'xOverbelading
van
het
voertuig.'xBanden
zijn
verkeerd
bewaard.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bij
beschadigde
banden
kan
de
bandenspanj
ning
afnemen,
waardoor
de
controle
over
de auto
verloren
kan
gaan.
Er
bestaat
gevaar
voorongevallen.
Indien
een
beschadiging
van
de
band
wordt
vermoed
tijdens
het
rijden
direct
snelheid
minderen
en
stoppen.
Wielen
en
banj den
laten
controleren.
Daartoe
voorzichtig
naar
een
servicepartner
van
de
fabrikant
of
een
anj
dere
gekwalificeerde
servicepartner
of
vakj werkplaats
rijden.
De
auto
indien
nodig
daarj
heen
laten
slepen
of
transporteren.
Beschadigde
banden
niet
repareren,
maar
laten
vervangen.
Seite
392MOBILITEITWielen
en
banden392
Online
Edition
for
Part
no.
01405A37CF0
-
VI/21