2022 BMW 7 SERIES Instructieboekjes (in Dutch)

Hulp
in
geval
van
pechUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Alarmlichtinstallatie
De
toets
bevindt
zich
in
de
middenconsole.
Bij
ingeschakelde
alarmlichtinstallatie
knippert
het
rode
lampje
in
de
toets.
Gevarendriehoek
Aan
de
binnenzijde
van
de
achterklep
is
plaats
voorzien
om
de
gevarendriehoek
onder
te
brenj gen.
Op
de
ontgrendeling
drukken,
pijl
1,
en
de
afdekj king
omlaagklappen,
pijl
2.
EHBO-tas
Algemeen
Afhankelijk
van
de
uitrusting
en
de
landuitvoering
beschikt
het
voertuig
over
een
verbanddoos.
De
houdbaarheid
van
enkele
artikelen
is
beperkt.
Houdbaarheidsdatum
van
de
inhoud
regelmatig
controleren
en
eventueel
aflopende
artikelen
tijj
dig
vervangen.
Seite
425Hulp
in
geval
van
pechMOBILITEIT425
Online
Edition
for
Part
no.
01405A484E1
-
X/21

Locatie
In
het
linkse
opbergvak
van
de
bagageruimte
isplaats
voorzien
om
de
EHBO-set
onder
te
brenj
gen.
BMW
pechhulp
Principe Als
pechhulp
nodig
is,
kunt
u
contact
opnemenmet
de
pechhulp
van
de
BMW
Group.
Algemeen
In
geval
van
pech
worden
gegevens
over
de
toej
stand
van
de
auto
naar
de
BMW
pechhulp
verj stuurd.
Eventueel
kunnen
storingen
direct
worjden
verholpen.
De
contactopname
met
de
BMW
pechhulp
kan
op
verschillende
manieren
gebeuren.
'xVia
een
Check-Control-melding.
Aanvullende
tekstmeldingen,
zie
pagina
174.'xAls
oproep
met
een
mobiele
telefoon.'xVia
de
BMW
app.
Afhankelijk
van
de
land-
en
voertuigvariant
kan
evt.
een
andere
pechhulpprovider
via
het
ConjnectedDrive-klantenportaal
worden
toegewezen.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking'xActief
ConnectedDrive-contract,
uitrusting
met
intelligente
noodoproep
of
BMW
Conj nectedDrive
Services.'xMobiele
telefonieontvangst.'xGereedheid
is
ingeschakeld.
Handmatig
starten
Bij
uitrusting
met
Teleservices
wordt
eerst
door
de
Teleservice
Diagnose
en
eventueel
daarna
door
de
Teleservice
Hulp
ondersteuning
aangej boden.
1.APPS2.Ge

BMW
ongevalhulp
Principe
Als
ongevalhulp
nodig
is,
kunt
u
contact
opnej men
met
de
ongevalhulp
van
de
BMW
Group.
Algemeen
Als
de
voertuigsensoren
een
licht
tot
middelj zwaar
ongeval
detecteren,
waarbij
de
airbag
nietwerd
geactiveerd,
wordt
er
een
Check-Control-
melding
weergegeven
op
het
instrumentenpaj
neel.
Bovendien
verschijnt
er
op
het
Control
Disj play
een
bijhorende
tekstmelding.
Door
het
inschakelen
van
de
BMW
ongevalhulp
worden
gegevens
naar
BMW
verzonden
over
de
toestand
van
het
voertuig.
Afhankelijk
van
de
land-
en
voertuigvariant
kan evt.
een
andere
ongevallenhulpprovider
via
het
ConnectedDrive-klantenportaal
worden
toegej
wezen.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
'xActief
ConnectedDrive-contract,
uitrusting
met
intelligente
noodoproep
of
BMW
Conj nectedDrive
Services.'xMobiele
telefonieontvangst.'xGereedheid
is
ingeschakeld.
BMW
ongevalhulp
starten
Bij
automatisch
herkend
ongeval Op
het
Control
Display
wordt
een
tekstmelding
weergegeven
om
de
BMW
ongevalhulp
te
conj
tacteren.
De
verbinding
kan
onmiddellijk
worden
gemaakt: Contact
opnemen
met
ongevallenhulp
De
Check-Control-melding
voor
BMW
ongevalj hulp
kan
ook
een
bepaalde
tijd
uit
de
opgeslagen
Check-Control-meldingen
worden
opgeroepen.
Meer
informatie:
Check-Control,
zie
pagina
173.
Handmatig
starten
De
BMW
ongevalhulp
kan
ook
zonder
automatij
sche
ongevalherkenning
worden
gecontacteerd.1.APPS2.Ge

Overzicht
Noodoproeptoets.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
'xGereedheid
is
ingeschakeld.'xNoodoproepsysteem
is
bedrijfsklaar.'xBij
uitvoering
met
intelligente
noodoproep:
in de
auto
ge

Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bij
onreglementair
gebruik
van
de
brandblusser
kunnen
letsels
ontstaan.
Er
bestaat
kans
op
letj sel.
Bij
gebruik
van
de
brandblusser
moeten
devolgende
punten
in
acht
worden
genomen:
'xInademing
van
het
blusmiddel
vermijden.Als
het
blusmiddel
werd
ingeademd,
moetde
getroffen
persoon
naar
buiten
worden
gebracht.
Bij
ademhalingsproblemen
moet onmiddellijk
een
arts
worden
geraadj
pleegd.'xContact
van
het
blusmiddel
met
de
huid
vermijden.
Langdurig
contact
met
het
blusmiddel
kan
tot
uitdroging
van
de
huid
leiden.'xContact
van
het
blusmiddel
met
de
ogen
vermijden.
Bij
contact
met
de
ogen
moej
ten
de
ogen
onmiddellijk
met
veel
water
worden
gespoeld.
Bij
aanhoudende
proj
blemen
moet
een
arts
worden
geraadj
pleegd.
WAARSCHUWING
Voorwerpen
in
de
beenruimte
aan
bestuurdersj zijde
kunnen
de
gaspedaalslag
beperken
of
eeningetrapt
pedaal
blokkeren.
Er
bestaat
gevaarvoor
ongevallen.
Voorwerpen
in
de
auto
zo
opj
bergen
dat
deze
beveiligd
zijn
en
niet
in
de beenruimte
aan
bestuurderszijde
kunnen
kojmen.
Overzicht
De
brandblusser
bevindt
zich
in
het
voertuigintej
rieur,
bijv.
onder
de
stoel
of
in
het
dashboardkasj
tje.
De
brandblusser
uitnemen
De
spanningssloten
aan
de
bevestigingsband openen.
Brandblusser
gebruiken
Voor
het
gebruik
van
de
brandblusser
moeten
de fabrikantgegevens
op
de
brandblusser
en
de
bijj
gevoegde
informatie
in
acht
worden
genomen.
Brandblusser
opbergen1.Brandblusser
in
de
houder
plaatsen.2.Spansloten
inhaken
en
sluiten.
Onderhoud
en
nieuwe
vulling De
brandblusser
om
de
2
jaar
bij
een
servicepartjner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalifij
ceerde
servicepartner
of
vakwerkplaats
laten
controleren.
De
datum
voor
het
volgende
onderhoud
van
de
brandblusser
in
acht
nemen.
De
brandblusser
na
gebruik
vervangen
of
opj
nieuw
laten
vullen.
Starthulp
Algemeen
Bij
een
lege
accu
kan
de
motor
met
de
accu
van
andere
auto
met
behulp
van
twee
startkabels
worden
gestart.
Gebruik
hiervoor
alleen
startkaj bels
met
volledig
ge

WAARSCHUWING
Bij
het
aansluiten
van
de
startkabel
kan
door
een
verkeerde
aansluitvolgorde
vonkvorming
optreden.
Er
bestaat
kans
op
letsel.
Correcte
volgorde
bij
het
aansluiten
aanhouden.
OPMERKING
Bij
carrosseriecontact
tussen
de
beide
auto's kan
tijdens
de
starthulp
kortsluiting
optreden.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
Erop
letten
dat geen
carrosseriecontact
bestaat.
Voorbereiding
1.Controleer
of
de
accu
van
de
andere
auto
een
spanning
van
12
volt
heeft.
Informatie over
de
spanning
bevindt
zich
op
de
accu.2.Motor
van
de
stroomleverende
auto
afzetten.3.Stroomverbruikers
in
de
beide
auto's
uitschaj
kelen.
Accuplusaansluitpunten
Het
accuplusaansluitpunten
in
de
motorruimte dient
als
accupluspool.
Een
speciale
aansluiting
op
de
carrosserie
in
de motorruimte
dient
als
accuminpool.
Meer
informatie:
Overzicht
motorruimte,
zie
pagina
402.
Het
deksel
van
de
accupluspool
openen.
Kabel
aansluiten Voor
aanvang
alle
niet-benodigde
verbuikers,zoals
radio,
op
de
voedings-
en
ontvangerautouitschakelen.
1.Het
deksel
van
het
accuplusaansluitpunt
opejnen.2.Een
poolklem
van
de
plus-startkabel
aansluijten
op
de
accupluspool
of
op
een
overeenjkomstig
accuplusaansluitpunt
van
de
stroomjleverende
auto.3.Tweede
poolklem
op
de
accupluspool
of
opeen
overeenkomstig
accuplusaansluitpunt
van
de
te
starten
auto
bevestigen.4.Een
poolklem
van
de
min-startkabel
aansluij ten
op
de
accuminpool
of
op
de
overeenj
komstige
motor-
of
carrosseriemassa
van
de
stroomleverende
auto.5.Tweede
poolklem
op
de
accuminpool
of
op
de
overeenkomstige
motor-
of
carrosseriej
massa
van
de
te
starten
auto
bevestigen.
Motor
starten
Voor
het
starten
van
de
motor
geen
startspray gebruiken.
1.Motor
van
de
stroomleverende
auto
starten
en
enkele
minuten
met
verhoogd
stationair toerental
laten
draaien.
Bij
te
starten
auto
met
dieselmotor:
motor van
de
stroomleverende
auto
circa
10
minuj
ten
laten
lopen.2.Start
de
motor
van
de
te
starten
auto
zoals gebruikelijk.
Als
dit
niet
lukt,
de
startpoging
pas
na
enkele
minuten
herhalen,
om
de
ontladen
accu
in
staat
te
stellen
stroom
op
te
nemen.3.Beide
motoren
enkele
minuten
laten
draaien.4.Startkabels
in
omgekeerde
volgorde
weer
losmaken.
Zo
nodig
de
accu
laten
controleren
en
opladen.
Aan-/wegslepen
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Systeembeperkingen
kunnen
bij
het
aan-/
wegslepen
met
geactiveerde
Intelligent
Safety- systemen
leiden
tot
verkeerd
gedrag
van
de
afj
zonderlijke
functies.
Er
bestaat
gevaar
voor
onj
Seite
430MOBILITEITHulp
in
geval
van
pech430
Online
Edition
for
Part
no.
01405A484E1
-
X/21

gevallen.
Voor
het
slepen/wegslepen
alleIntelligent
Safety-systemen
uitschakelen.
Steptronic
transmissie:
voertuig
transporteren
Algemeen
De
auto
mag
niet
worden
weggesleept.
Veiligheidsvoorschriften
OPMERKING
Bij
het
wegslepen
van
de
auto
met
alleen
een opgetilde
voor-
of
achteras
kan
de
auto
wordenbeschadigd.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
De
auto
alleen
laten
transporteren
op
een
oprijwaj
gen.
OPMERKING
Bij
het
omhoogbrengen
en
bevestigen
van
de
auto
kan
de
auto
beschadigd
raken.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
'xDe
auto
met
geschikt
gereedschap
omj
hoogbrengen.'xDe
auto
niet
aan
het
sleepoog
en
delen van
de
carrosserie
of
het
onderstel
omj
hoogbrengen
of
bevestigen.
Auto
duwen
Om
een
auto
met
pech
uit
het
gevarengebied
te
brengen,
kan
deze
over
een
korte
afstand
worj den
geduwd.
Meer
informatie:
Voertuig
laten
rollen
of
duwen,
zie
pagina
165.
Takelwagen
De
auto
alleen
laten
transporteren
op
een
oprijj
wagen.
Slepen
van
andere
auto's
Algemeen
Afhankelijk
van
de
wettelijke
bepalingen
de
alarmlichtinstallatie
inschakelen.
Als
de
elektrische
installatie
is
uitgevallen,
de
weg
te
slepen
auto
herkenbaar
maken
door
bijj voorbeeld
een
waarschuwingsbord
of
gevarenj
driehoek
achter
de
achterruit
te
plaatsen.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het
toelaatbare
totaalgewicht
van
de
trekkende auto
mag
niet
lager
zijn
dan
dat
van
de
te
slejpen
auto,
anders
kunt
u
de
controle
over
devoertuigen
verliezen.
Er
bestaat
gevaar
voor
onjgevallen.
Let
erop
dat
het
totaalgewicht
van
detrekkende
auto
hoger
is
dan
het
gewicht
van
degesleepte
auto.
OPMERKING
Bij
een
verkeerde
bevestiging
van
de
sleepj
stang
of
de
sleepkabel
kunnen
andere
onderj
delen
van
de
auto
worden
beschadigd.
Er
bej staat
gevaar
voor
schade.
Sleepstang
of
sleepkabel
correct
aan
het
sleepoog
bevestij
gen.
Seite
431Hulp
in
geval
van
pechMOBILITEIT431
Online
Edition
for
Part
no.
01405A484E1
-
X/21

Sleepstang
De
sleepogen
moeten
bij
beide
auto's
aan
dej
zelfde
kant
zitten.
Wanneer
de
sleepstang
alleen
schuin
kan
worj
den
aangebracht,
moet
op
het
volgende
worden
gelet:'xStuurhoek
is
bij
het
rijden
in
de
bochten
bej perkt.'xSchuine
stand
van
de
sleepstang
veroorzaakt
zijdelings
gerichte
kracht.
Sleepkabel
Bij
gebruik
van
een
sleepkabel
de
volgende
aanjwijzingen
in
acht
nemen:
'xNylonkabels
of
-riemen
gebruiken,
die
schokj
vrij
slepen
mogelijk
maken.'xDe
sleepkabel
zodanig
bevestigen
dat
deze
niet
verdraaid
is.'xDe
bevestiging
van
de
sleepogen
en
de
sleepkabel
regelmatig
controleren.'xEen
sleepsnelheid
van
50
km/h
niet
overj schrijden.'xEen
sleepafstand
van
5
km
niet
overschrijj
den.'xErop
letten
dat
de
sleepkabel
bij
het
wegrijj den
van
de
trekkende
auto
strak
staat.
Sleepoog
Algemeen
Het
schroefbare
sleepoog
altijd
meenemen. Het
sleepoog
kan
zowel
aan
de
voor-
als
de
achjterkant
worden
aangebracht.
Het
sleepoog
bevindt
zich
bij
het
boordgereedj
schap.
Bij
het
gebruik
van
het
sleepoog
volgende
richtj
lijnen
in
acht
nemen:'xAlleen
het
bij
het
voertuig
behorende
sleepj
oog
gebruiken.'xHet
sleepoog
rechtsom
met
minstens
5
omj
wentelingen
volledig
en
vast
erin
schroeven.
Evt.
met
behulp
van
een
geschikt
voorwerp
aantrekken.'xNa
gebruik
het
sleepoog
in
tegenwijzerzin
losdraaien.'xHet
sleepoog
alleen
gebruiken
voor
het
slej pen
over
een
verharde
weg.'xDwarsbelastingen
van
het
sleepoog
voorkojmen,
de
auto
bijvoorbeeld
niet
aan
het
sleepj
oog
optakelen.'xDe
bevestiging
van
het
sleepoog
regelmatig
controleren.
Meer
informatie:
Boordgereedschap,
zie
pagina
420.
Veiligheidsaanwijzing
OPMERKING
Als
het
sleepoog
niet
op
de
juiste
manier
wordt
gebruikt,
ontstaat
schade
aan
de
auto
of
aan het
sleepoog.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.De
aanwijzingen
voor
gebruik
van
het
sleepoogin
acht
nemen.
Seite
432MOBILITEITHulp
in
geval
van
pech432
Online
Edition
for
Part
no.
01405A484E1
-
X/21