Page 25 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-10
3
Koelvloeistoftemperatuur
Deze weergave toont de koelvloeistoftem-
peratuur van 40 °C tot 116 °C in stappen
van 1 °C.
Als de melding “HI” knippert, stop de ma-
chine dan, stop vervolgens de motor en
laat deze afkoelen. (Zie pagina 6-39.)OPMERKING Als de koelvloeistoftemperatuur lager
is dan 40 °C, wordt “Lo” weergege-
ven.
De koelvloeistoftemperatuur is afhan-
kelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting.
Luchttemperatuur
Deze weergave toont de luchttemperatuur
van –9 °C tot 99 °C in stappen van 1 °C. De
weergegeven temperatuur kan afwijken
van de werkelijke omgevingstemperatuur.OPMERKINGBij een luchttemperatuur onder –9 °C
wordt “Lo” weergegeven.
De nauwkeurigheid van de tempera-
tuuraflezing kan worden beïnvloed
door langzaam rijden (onder 20 km/h
[12.5 mi/h]) of door het oponthoud bij
verkeerslichten, spoorwegovergan-
gen etc.
Klok
De klok geeft de tijd weer in een 12-uursin-
deling. Zelfs wanneer de sleutel niet in de
stand “ON” staat, kan de klok 10 seconden
worden weergegeven door op de onderste
insteltoets te drukken.
De klok instellen1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de onderste insteltoets en bo-
venste insteltoets tegelijk twee secon-
den lang ingedrukt, en de
urenaanduiding begint te knipperen.
3. Druk op de bovenste insteltoets om de uren in te stellen.
4. Druk op de onderste insteltoets en de
minutenaanduiding begint te knippe-
ren.
1. Weergave koelvloeistoftemperatuurZAUM1337
1
1. LuchttemperatuurweergaveZAUM1338
1
1. KlokZAUM1339
1
UBJVD0D0.book Page 10 Thursday, December 24, 2020 8:55 AM
Page 26 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-11
3
5. Druk op de bovenste insteltoets om
de minuten in te stellen.
6. Druk op de onderste insteltoets om de instellingen te bevestigen en de klok
aan te zetten.OPMERKINGDruk bij het instellen van de uren en
minuten kort op de bovenste instel-
toets om de waarde in stappen van
één te verhogen, of houd de toets in-
gedrukt om de waarde doorlopend te
verhogen.Hel derhei dsre gelin g
De weergavehelderheid van de multifuncti-
onele meter kan worden aangepast aan de
voorkeur van de bestuurder. Om de helderheid in te stellen
1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk op de onderste insteltoets en
houd deze vast.
3. Draai de sleutel naar “ON” en blijf de
onderste insteltoets ingedrukt houden
totdat de weergave wisselt naar de
helderheidsregeling.
4. Druk op de bovenste insteltoets om het helderheidsniveau in te stellen.
5. Druk op de onderste insteltoets om
het geselecteerde helderheidsniveau
te bevestigen en de helderheidrege-
ling te verlaten.OPMERKINGEr zijn 6 helderheidsniveaus.
DAU1234R
StuurschakelaarsLinks
Rechts
1. Weergave helderheidsniveauZAUM1341
1
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
1. Startschakelaar/noodstopschakelaar “//”
2. Alarmverlichtingsschakelaar “ ”
2341
12/
UBJVD0D0.book Page 11 Thursday, December 24, 2020 8:55 AM
Page 27 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-12
3
DAU12352
Lichtsi gnaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.OPMERKINGAls de dimlichtschakelaar is ingesteld
op “ ”, heeft de lichtsignaalschakelaar
geen effect.
DAU12402
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU68271
Startschakelaar/noo dstopschakelaar
“//”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en schuift u
de schakelaar vervolgens naar “ ”. Zie
pagina 5-2 voor startinstructies voordat u
de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAUM1992
Alarmverlichtin g schakelt naar “ /OFF”
De alarmverlichting (gelijktijdig knipperen
van alle richtingaanwijzers) wordt gebruikt
in een noodgeval, bijvoorbeeld om andere
verkeersdeelnemers te waarschuwen als
uw machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
Zet met het contactslot in de stand “ON” de
schakelaar van de alarmverlichting op “ ”
om de alarmverlichting in te schakelen. De
ingeschakelde alarmverlichting blijft knip-
peren als u het contactslot naar de stand
“OFF” of “LOCK” draait. Om de alarmver-
lichting uit te schakelen, draait u het con-
tactslot weer in de stand “ON” en zet u de
schakelaar op “OFF”.
LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
UBJVD0D0.book Page 12 Thursday, December 24, 2020 8:55 AM
Page 28 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-13
3
DAU12823
Koppelin gshen delTrek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.OPMERKINGVoor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 5-3.)
DAU12876
Schakelpe daalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 5-3.)
DAU26827
Remhen delDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, drukt u de remhendel
iets van de gasgreep af en draait u het stel-
wiel. Zorg dat het nummer van de instelling
op het stelwiel is uitgelijnd met het merkte-
ken op de remhendel.
1. Koppelingshendel
1
1. SchakelpedaalZAUM1823
1
1. Remhendel
2. Afstand tussen remhendel en gasgreep
3. Stelwiel afstelpositie remhendel
4. Referentiemerkteken
1
2
43
UBJVD0D0.book Page 13 Thursday, December 24, 2020 8:55 AM
Page 29 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-14
3
DAU12944
Rempe daalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU63041
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uit gerust
met ABS. Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remweg en.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte we gen of grin dweg en, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en de machine een
rijsnelheid bereikt van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA20100
Let op d at de wielsensor en de rotor van
d e wielsensor niet bescha digd raken,
an ders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Rempedaal
1
UBJVD0D0.book Page 14 Thursday, December 24, 2020 8:55 AM
Page 30 of 98
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-15
3
DAU13077
Tank dopOpenen van de tank dop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in en draai deze dan 1/4 slag
rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van d e tankdop
Duw de brandstoftankdop omlaag met de
sleutel nog ingestoken. Draai de sleutel 1/4
slag linksom, neem de sleutel uit en sluit
dan het slotplaatje.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet d e tankdop goe d
wor den aan ged raai d. Door bran dstof-
lekka ge ontstaat bran dgevaar.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
1
2
12
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
UBJVD0D0.book Page 15 Thursday, December 24, 2020 8:55 AM
Page 31 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-16
3
DAU13222
Bran dstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en b enzinedampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om bran d en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg g emors-
te bran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte d oek, aange-
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is g iftig en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om b enzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u b en-
zine heeft in geslikt, veel benzine damp
heeft in gead emd of b enzine in uw o gen
heeft gekreg en. Als b enzine op uw hui dterechtkomt, was
deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek dan an dere kled ing aan.
DAU86072
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 90 of hoger. Als de
motor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
2
1
Aan bevolen bran dstof:
Loodvrije benzine (E10 acceptabel)
Octaan getal (RON):
90
Inhou d b ran dstoftank:
14 L (3.7 US gal, 3.1 Imp. gal)
Bran dstofreserve:
2.7 L (0.71 US gal, 0.59 Imp.gal)
E5
E10
UBJVD0D0.book Page 16 Thursday, December 24, 2020 8:55 AM
Page 32 of 98

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-17
3
OPMERKING Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezelfde markering
heeft.Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
DAU86240
Tank beluchtin gsslan g en over-
loopslan gDe beluchtingsslang voorkomt het ont-
staan van een vacuüm in de brandstoftank.
De overloopslang voert overtollige brand-
stof af en leidt deze veilig weg van de ma-
chine.
Voordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer alle slangen op scheuren
of beschadiging en vervang indien no-
dig.
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
Controleer of elke slang is geplaatst
zoals afgebeeld.1. Overloopslang brandstoftank
2. Tankbeluchtingsslang
3. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
4. Klem
4
31
2
UBJVD0D0.book Page 17 Thursday, December 24, 2020 8:55 AM