Page 17 of 106

Speciale kenmerken
3-2
3
Als “TCS-MODE” op “OFF” wordt ge-
zet, worden TCS, SCS en LIF ook uit-
geschakeld.
WAARSCHUWING
DWA15433
De tractiere gelin g vormt g een vervan-
g in g voor verstan dig rij ged ra g dat is
aan gepast aan de omstan dig he den. De
tractiere gelin g b ie dt geen beschermin g
te gen gripverlies door te snel in gaan van
b ochten, snel optrekken bij schuin over-
hang en of door remmen, en kan wegglij-
d en van het voorwiel niet voorkomen.
Rij d altij d voorzichti g op oppervlakken
d ie mo gelijk gla d kunnen zijn en vermijd
b ijzon der gla dde oppervlakken.Als de machinevoeding wordt ingescha-
keld, wordt de tractieregeling automatisch
ingeschakeld. De tractieregeling kan alleen
handmatig worden in- of uitgeschakeld
wanneer de sleutel in de stand “ON” staat
en de machine is gestopt.OPMERKINGAls de motorfiets vast is komen te zitten in
modder, zand of een andere zachte onder-
het vrijmaken van het achterwiel te verge-
makkelijken.
LET OP
DCA16801
Ge bruik uitsluitend d e voor geschreven
b an den. (Zie pa gina 7-15.) Bij geb ruik
van ban den met een an dere maat zal de
tractiere gelin g d e wielrotatie niet nauw-
keuri g kunnen re gelen.SCS
De anti-uitbreekregeling regelt de vermo-
gensafgifte van de motor wanneer zijde-
lings wegschuiven van het achterwiel wordt
gedetecteerd. Het systeem past de vermo-
gensafgifte aan op basis van gegevens van
de IMU (traagheidsmeeteenheid). Dit sy-
steem ondersteunt de TCS om bij te dragen
aan een soepeler rijgedrag.
LIF
Het anti-liftsysteem vermindert de mate
waarin het voorwiel van de grond komt bij
extreme acceleratie, zoals bij het wegrijden
of optrekken uit de bocht. Als voorwiellift
wordt gedetecteerd, wordt het motorver-
mogen geregeld om de voorwiellift te ver-
tragen met behoud van een goede
acceleratie.
DAU91340
QSSHet snelschakelsysteem maakt elektro-
nisch ondersteund schakelen zonder kop-
pelingshendel mogelijk. Als de sensor op
de schakelstang de juiste beweging van het
schakelpedaal waarneemt, wordt het mo-
torvermogen kortstondig aangepast om
schakelen mogelijk te maken.
QSS werkt niet als de koppelingshendel
wordt ingetrokken, normaal schakelen is
dus ook mogelijk als QSS is ingeschakeld.
Controleer de QS-indicator voor actuele
statusinformatie en voor informatie over het
gebruik.
Opschakelomstan dig he den
Rijsnelheid ten minste 20 km/h
(12 mi/h)
Motortoerental ten minste 2200 tpm
Optrekken (gasklep open)
Teru gschakelomstan dig he den
Rijsnelheid ten minste 20 km/h
(12 mi/h)
QSS-g eb ruik In dicator
Opschakelen OK
Terugschakelen OK
QSS kan niet worden ge- bruikt
QSS uitgeschakeld
UB7ND0D0.book Page 2 Tuesday, October 6, 2020 2:17 PM
Page 18 of 106

Speciale kenmerken
3-3
3
Motortoerental ten minste 2000 tpm
Motortoerental ver genoeg verwijderd
van de rode zone
Afremmen en gasklep geslotenOPMERKINGQS en QS kunnen individueel
worden ingesteld.
Schakelen naar of uit de vrijstand
moet gebeuren met de koppelings-
hendel.
DAU91350
BCHet remregelsysteem reguleert de hydrauli-
sche remdruk naar de voor- en achterwie-
len als de remmen worden bekrachtigd en
blokkeren van de wielen wordt gedetec-
teerd. Dit systeem heeft twee instellingen.
BC1 is het standaard ABS, dat de remdruk
aanpast op basis van de rijsnelheid en de
wielsnelheidsgegevens. BC1 is ontworpen
om in te grijpen en de remkracht te maxi-
maliseren bij rechtuit rijden.
BC2 gebruikt aanvullende informatie van
de IMU om de toegepaste remkracht in
bochten te reguleren om laterale wielslip te
beperken.
WAARSCHUWING
DWA20891
Het remre gelsysteem vormt geen ver-
van gin g voor het g eb ruik van de juiste
rij- en remtechnieken. Het remreg elsy-steem kan niet elk
gripverlies als gevol g
van overmati g remmen b ij hoge snelhe-
d en of laterale wielslip b ij remmen op
g la dde oppervlakken voorkomen.
ABS
BC1/BC2 BC2 BC2
UB7ND0D0.book Page 3 Tuesday, October 6, 2020 2:17 PM
Page 19 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
4-1
4
DAU1097B
Start blokkeersysteemDit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel
twee standaardsleutels
een transponder (in elke sleutel)
een startblokkeereenheid (op het
voertuig)
een ECU (op het voertuig)
een controlelampje voor het systeem
(pagina 4-7) Over
de sleutels
De codeersleutel wordt gebruikt om de
standaardsleutels te coderen. Bewaar de
codeersleutel op een veilige plaats. Ge-
bruik een standaardsleutel voor uw dage-
lijkse ritten.
Ga als een sleutel opnieuw moet worden
gecodeerd of vervangen met de codeer-
sleutel en resterende standaardsleutels
naar een Yamaha dealer om de codering te
laten uitvoeren.
OPMERKING Bewaar de standaardsleutels en de
sleutels van andere startblokkeersy-
stemen altijd op een andere plek dan
de codeersleutel.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kunnen
ze signaalstoring veroorzaken.LET OP
DCA11823
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT CON-
TACT OP MET UW DEALER ALS U HEM
VERLOREN HEBT! Als u de co deersleu-
tel bent verloren, kan de machine no g
wor den gestart met de bestaan de stan-
d aar dsleutels. Het is echter niet meer
mo gelijk om een nieuwe stan daar dsleu- tel te re
gistreren. Als alle sleutels zijn
verloren of bescha digd, moet het volle-
d ig e start blokkeersysteem wor den ver-
van gen. Ga d aarom zor gvul dig met d e
sleutels om.
Dompel ze niet on der in water.
Stel ze niet bloot aan hog e tempe-
raturen.
Plaats ze niet in d e buurt van ma g-
neten.
Plaats ze niet in de buurt van appa-
raten die elektrische si gnalen uit-
zen den.
Ga er niet ruw mee om.
Pr
obeer ze niet te slijpen of te wijzi-
g en.
Pro beer ze niet uit elkaar te halen.
Han g nooit twee sleutels van een
start blokkeersysteem aan d ezelfde
sleutelrin g.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
UB7ND0D0.book Page 1 Tuesday, October 6, 2020 2:17 PM
Page 20 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
4-2
4
DAU10474
Contactslot/stuurslotVia het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssy-
stemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU84031
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de voertuigverlichting wordt
ingeschakeld. De motor kan worden ge-
start. De sleutel kan niet worden uitgeno-
men.OPMERKING De koplamp(en) gaan branden als de
motor wordt gestart.
Laat om ontladen raken van de accu
te voorkomen het contactslot niet in-
geschakeld zonder dat de motor
draait.
DAU10662
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10062
Draai nooit d e sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rij dt. Hier-
d oor wor den de elektrische systemen
uit geschakel d, wat mo gelijk kan lei den
tot verlies van de controle of een on ge-
val.
DAU73800
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai deze dan naar “LOCK”.
3. Neem de sleutel uit.OPMERKINGAls het stuur niet wordt vergrendeld, pro-
beer het dan iets terug naar rechts te draai-
en.
ON
OFF
LOCK
1. Drukken.
2. Draaien.12
UB7ND0D0.book Page 2 Tuesday, October 6, 2020 2:17 PM
Page 21 of 106
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
4-3
4
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze naar “OFF”.
DAU66055
StuurschakelaarsLinks
Rechts
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Lichtsignaalschakelaar Ž
2. Dimlichtschakelaar / Ž
3. Richtingaanwijzerschakelaar / Ž
4. Ž
5. Claxonschakelaar Ž
1 12
12
3
4
5
1. Schakelaar MODE omhoog
2.
3. Schakelaar MODE omlaag
1. Stop/Run/Start-schakelaar / / Ž
2. Wielschakelaar Ž
1 1
2
3 1
2
3
1 1 12 2
UB7ND0D0.book Page 3 Tuesday, October 6, 2020 2:17 PM
Page 22 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
4-4
4
DAU91532
Lichtsi gnaalschakelaar “ ”
Druk op deze schakelaar om een lichtsig-
naal te geven met de koplamp en om de
start van elke ronde te markeren bij gebruik
van de rondetimer.
DAU12402
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU66040
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU66030
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU66061
Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”. Zie pagina 6-2 voor startinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU88272
Schakelaar alarmverlichtin
g “OFF/ ”
Met deze schakelaar wordt de alarmver-
lichting ingeschakeld (gelijktijdig knipperen
van alle richtingaanwijzers). De alarmver-
lichting wordt gebruikt in een noodgeval of
om andere verkeersdeelnemers te waar-
schuwen als uw machine stilstaat in een
mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.
De alarmverlichting kan alleen worden in-
of uitgeschakeld als de sleutel in de stand
“ON” staat. De ingeschakelde alarmverlich-
ting blijft knipperen als u het contactslot
naar de stand “OFF” of “LOCK” draait. Om
de alarmverlichting uit te schakelen, draait
u het contactslot weer naar de stand “ON”
en bedient u opnieuw de schakelaar van de
alarmverlichting.LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAU91362
Schakelaars MODE
Gebruik de schakelaars MODE om te wis-
selen tussen “D-MODE” en “TCS-MODE”
aan de linkerzijde van het display.
Er zijn drie modusregelingen:
Schakelaar MODE omhoo g - druk op
deze schakelaar om de geselecteerde mo-
dusinstelling omhoog aan te passen.
Schakelaar “MODE” - druk op deze scha-
kelaar om links-rechts te wisselen tussen
“D-MODE” en “TCS-MODE”.
Schakelaar MODE omlaag - druk op deze
schakelaar om de geselecteerde modusin-
stelling omlaag aan te passen.OPMERKING Als in “D-MODE 1” op de schakelaar
MODE omhoog wordt gedrukt, wordt
gewisseld naar “D-MODE 4”. Als in
“D-MODE 4” op de schakelaar MODE
omlaag wordt gedrukt, wordt niet ge-
wisseld naar “D-MODE 1”.
De “TCS-MODE” kan alleen worden
uitgeschakeld vanaf het hoofdscherm.
Selecteer “TCS-MODE” met de scha-
kelaar “MODE” en houd vervolgens
de schakelaar MODE omhoog inge-
drukt totdat “OFF” wordt weergege-
ven.
UB7ND0D0.book Page 4 Tuesday, October 6, 2020 2:17 PM
Page 23 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
4-5
4
Gebruik de schakelaar MODE omlaag
om de tractieregeling weer in te scha-
kelen.
Als “TCS-MODE” op “OFF” wordt ge-
zet, worden TCS, SCS en LIF ook uit-
geschakeld.
Zie pagina 4-11 voor meer informatie
over de weergave MODE.
Zie pagina 3-1 voor meer informatie
over “TCS-MODE”.
Zie pagina 3-1 voor meer informatie
over “D-MODE”.
DAU91373
Wielschakelaar “ ”
Als de wielschakelaar wordt bediend, ver-
schijnt een cursor rond het eerder geselec-
teerde display-item.
Via de wielschakelaar wordt het volgende
bediend:
Voertuiginformatiedisplays
Instellingenmenu
Handvatverwarming (optie)
Bedien de wielschakelaar als volgt:
Omhoo gdraaien - draai het wiel omhoog
om naar boven te schuiven of een instel-
lingswaarde te verhogen.
Omlaa gdraaien - draai het wiel omlaag om
naar beneden te schuiven of een instel-
lingswaarde te verlagen. Naar
binnen duwen - druk de wielschake-
laar in de richting van het stuur in om door
de cursor aangegeven items te selecteren
en instellingswijzigingen te bevestigen.
Houd de schakelaar ingedrukt om geselec-
teerde items terug te stellen.
OPMERKING Als de wielschakelaar enige tijd niet
wordt bediend, verdwijnt de cursor.
Plaats bij terugstelbare items de cur-
sor op het item en houd de schakelaar
ingedrukt om het item terug te stellen.
Zie pagina 4-9 voor meer informatie
over het hoofdscherm en de bijbeho-
rende functies.
Zie pagina 4-14 voor meer informatie
over het scherm MENU en het wijzi-
gen van instellingen.
DAU4939P
Controlelampjes en waarschu-
wing slampjes1. Controlelampje startblokkering “ ”
2. Controlelampje linker richtingaanwijzer “ ”
3. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
“”
4. Controlelampje grootlicht “ ”
5. Vrijstandcontrolelampje “ ”
6. Controlelampje stabiliteitsregeling “ ”
7. Waarschuwingslampje hulpsysteem “ ”
8. ABS-waarschuwingslampje “ ”
9. Waarschuwingslampje brandstofniveau “”
10.Waarschuwingslampje oliedruk en koelvloeistoftemperatuur “ ”
11.Storingsindicatielampje “ ”
ABS
3
4
56
7
8
11 11
10 10
9
11 1 12
2 2
10 9 9
UB7ND0D0.book Page 5 Tuesday, October 6, 2020 2:17 PM
Page 24 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
4-6
4
DAU88280
Controlelampjes richtin gaanwijzers
“” en“”
Elk controlelampje ga at knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU88300
Vrijstan dcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU88310
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU88320
Waarschuwin gslampje bran dstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 2.8 L (0.74 US gal, 0.62 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrische circuit van het waarschu-
wingslampje kan worden gecontroleerd
door de machine in te schakelen. Het waar-
schuwingslampje moet enkele seconden
oplichten en dan uitgaan.
OPMERKINGAls het waarschuwingslampje helemaal
niet gaat branden, blijft branden na het bij-
vullen van de brandstof of herhaaldelijk
knippert, laat de machine dan nakijken
door een Yamaha dealer.
DAU88331
Storin gsin dicatielampje (MIL) “ ”
Dit lampje gaat branden of knipperen als er
een storing wordt gedetecteerd in de motor
of een regelsysteem van de machine. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het boord-
diagnosesysteem te controleren. Het elek-
trische circuit van het
waarschuwingslampje kan worden gecon-
troleerd door de machinevoeding in te
schakelen. Het lampje moet enkele secon-
den oplichten en dan uitgaan. Als het lamp-
je niet gaat branden wanneer de
machinevoeding wordt ingeschakeld of
blijft branden, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine na te kijken.LET OP
DCA26820
Verlaa g als het MIL b eg int te knipperen
het motortoerental om scha de aan het
uitlaatsysteem te voorkomen.
OPMERKINGDe motor wordt bewaakt door het boorddi-
agnosesysteem, dat ook achteruitgang en
storingen in het uitstootcontrolesysteem
detecteert. Daardoor kan het MIL ook gaan
branden of knipperen als gevolg van aan-
passingen, gebrek aan onderhoud of over-
matig/onjuist gebruik van de motorfiets.
Neem om dit te voorkomen het volgende in
acht. Probeer niet om de software of de
motorregeleenheid aan te passen.
Monteer geen elektrische accessoires
die de motorregeling beïnvloeden.
Gebruik geen aftermarket-accessoi-
res of -onderdelen zoals veringen,
bougies, verstuivers, uitlaatsystemen
etc.
Wijk niet af van de aandrijflijnspecifi-
caties (ketting, tandwielen, wielen,
banden etc.).
Breng geen wijzigingen aan in de O2-
sensor, het luchtinlaatsysteem of on-
derdelen van het uitlaatsysteem (kata-
lysatoren of EXUP etc.), en verwijder
deze niet.
Onderhoud de aandrijfketting goed.
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
UB7ND0D0.book Page 6 Tuesday, October 6, 2020 2:17 PM