214
YARIS(HB) handleiding_Europa_MK0001_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
●De bestuurder helpen bij het bepalen
van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control bepaalt
of de volgafstand tussen de eigen auto en
een bepaalde voorligger binnen een vast-
gelegd bereik ligt. Het systeem kan geen
andere beoordelingen maken. Het is
daarom strikt noodzakelijk dat u zelf alert
blijft en inschat of een situatie mogelijk
gevaarlijk is.
●De bestuurder helpen bij het bedienen
van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control heeft
geen functies om aanrijdingen met een
voorligger te voorkomen of vermijden.
Daarom dient u wanneer er gevaar dreigt
direct de controle over de auto te nemen
en juist te handelen om de veiligheid van
alle betrokkenen te garanderen.
■Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de Dynamic Radar
Cruise Control
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control
niet in de volgende situaties. Als u dat wel
doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed
geregeld, waardoor een ongeval met ern-
stig letsel kan ontstaan.
●Op wegen met voetgangers, fietsers,
enz.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw
glad zijn
●Op steile hellingen bergafwaarts of op
afwisselend sterk dalende en sterk stij-
gende wegen
Bij het afdalen van een steile helling kan
de rijsnelheid de ingeste lde snelheid over-
schrijden.
●Op invoegstroken van autowegen en
snelwegen
●Als de weersomstandigheden zo slecht
zijn dat ze een juiste signalering door de
sensoren onmogelijk zouden kunnen
maken (mist, sneeuw, zandstorm, zware
regenval, enz.)
●Als er regen, sneeuw, enz. op de voor-
zijde van de radar of de camera voor zit
●In verkeersomstandigheden waarbij
herhaaldelijk accelereren en decelere-
ren noodzakelijk is
●Bij het rijden met een aanhangwagen
(auto's met trekhaakpakket) of tijdens
het slepen in een noodgeval.
●Als er vaak een naderingswaarschu-
wing hoorbaar is
YARIS(HB)_OM_Europe_OMK0001E.book Page 214 Thursday, March 12, 2020 9:10 AM
215
4
YARIS(HB) handleiding_Europa_MK0001_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
In deze modus registreert een radar of er binnen ongeveer 100 meter voor u een
voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw auto en
de voorligger te berekenen en een geschikte afstand tussen uw auto en de voorlig-
ger te handhaven. De gewenste tussenafs tand kan tevens met de afstandsschake-
laar worden ingesteld.
Bij het afdalen van een helling kan de tussenafstand korter worden.
Voorbeeld van het rijden me t een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld.
Voorbeeld van deceleratie en het volgen van een auto
Wanneer een voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de snelheid van
uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd, schakelt het systeem het rem-
systeem in (de remlichten gaan dan branden). Het systeem regelt de snelheid van de auto zo
dat de afstand die de bestuurder heeft ingest eld tot de voorligger gehandhaafd blijft. Als het
systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om een veilige afstand tot de voorligger te cre-
ëren, klinkt er een naderingswaarschuwing.
Als u de richtingaanwijzers inschakelt en bij een ri jsnelheid van 80 km/h of hoger een rijstrook
opschuift om in te halen, zal de auto accele reren zodat een voertuig op de andere rijstrook
sneller kan worden ingehaald.
Rijden in de afstandsregelmodus
YARIS(HB)_OM_Europe_OMK0001E.book Page 215 Thursday, March 12, 2020 9:10 AM
221
4
YARIS(HB) handleiding_Europa_MK0001_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Wanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
●De sensor kan niet goed signaleren omdat
hij ergens door bedekt is.
●Pre Crash Brake-functie is geactiveerd.
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
Als de selectiehendel in de neutraalstand
staat of het koppelingspedaal gedurende
een bepaalde tijd of langer wordt ingetrapt.
●De parkeerrem is geactiveerd.
Als de afstandsregelmodus om een andere
dan de hierboven genoemde redenen auto-
matisch uitgeschakeld wordt, kan er een sto-
ring in het systeem aanwezig zijn. Neem
contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■Automatisch uitschakelen van de con-
stante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus wordt
automatisch uitgeschak eld in de volgende
situaties:
●Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan onge-
veer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid.
●Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer
30 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
●De TRC is gedurende een bepaalde peri-
ode geactiveerd.
●Wanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
●Pre Crash Brake-functie is geactiveerd.
●Auto's met handgeschakelde transmissie:
Als de selectiehendel in de neutraalstand
staat of het koppelingspedaal gedurende
een bepaalde tijd of langer wordt ingetrapt.
●De parkeerrem is geactiveerd.
Als de constante-snelheidsregelmodus om
een andere dan de hierboven genoemde
redenen automatisch uitgeschakeld wordt,
kan er een storing in het systeem aanwezig
zijn. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
■De Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist werkt mogelijk niet
goed wanneer
De Dynamic Radar Cruise Control met Road
Sign Assist werkt mogelijk niet goed in situa-
ties waarbij de RSA mogelijk niet goed werkt
of niet goed signaleert ( →Blz. 228). Contro-
leer daarom, wanneer u deze functie
gebruikt, het weergegeven verkeersbord met
de snelheidslimiet.
In de onderstaande gevallen wordt de inge-
stelde snelheid mogelijk niet gewijzigd in de
herkende snelheidslimiet door het ingedrukt
houden van de schakelaar +RES/-SET:
●Als er geen informatie over de snelheidsli-
miet beschikbaar is
●Wanneer de herkende snelheidslimiet
gelijk is aan de i ngestelde snelheid
●Wanneer de herkende snelheidslimiet bui-
ten het snelheidsbereik van het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem ligt
■Werking van de remmen
Er kan een geluid van de remmen hoorbaar
zijn en de reactie van het rempedaal kan ver-
anderen, maar dit duidt niet op een storing.
■Waarschuwingsmeldingen en zoemers
voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers wor-
den gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat
hij tijdens het rijden extra moet opletten. Lees
de op het multi-informatiedisplay weergege-
ven waarschuwingsmelding en volg de aan-
wijzingen op. ( →Blz. 190, 377)
■Omstandigheden waarin de sensor
voorliggers mogelijk niet op de juiste
manier signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en afhanke-
lijk van de omstandigheden het rempedaal
wanneer het systeem onvoldoende decele-
reert of bedien het gaspedaal wanneer moet
worden geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht
niet op de juiste manier signaleert, wordt er
mogelijk geen naderingswaarschuwing
( → Blz. 218) gegeven.
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Auto's die met lage snelheden rijden
●Auto's die niet op dez elfde rijstrook rijden
●Voertuigen met een relatief kleine achter-
zijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
YARIS(HB)_OM_Europe_OMK0001E.book Page 221 Thursday, March 12, 2020 9:10 AM
222
YARIS(HB) handleiding_Europa_MK0001_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
●Als door omringend verkeer opgeworpen
water of sneeuw de signalering door de
sensor hindert
●Als de achterzijde van de auto ver ingezakt
is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
●De voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
■Omstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet goed
werkt
Bedien indien nodig in onderstaande geval-
len het rempedaal (of, afhankelijk van de situ-
atie, het gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk niet
op de juiste manier signaleert, werkt het sys-
teem mogelijk niet goed.
●Als de weg erg bochtig is of de rijstroken
erg smal zijn
●Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uit-
voeren of frequent van rijstrook wisselt
●Als uw voorligger plotseling decelereert
●Bij het rijden op een weg omringd door een
constructie, zoals een tunnel of een brug
●Als de rijsnelheid afneemt tot de ingestelde
snelheid na acceleratie van de auto door
intrappen van het gaspedaal.
YARIS(HB)_OM_Europe_OMK0001E.book Page 222 Thursday, March 12, 2020 9:10 AM
228
YARIS(HB) handleiding_Europa_MK0001_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
In de volgende situaties waarschuwt
het RSA-systeem de bestuurder.
Wanneer de rijsnelheid de drempel-
waarde voor de snelheidswaarschu-
wing van het weergegeven
verkeersbord met de maximaal toe-
gestane snelheid overschrijdt, wordt
het verkeersbord duidelijker zicht-
baar gemaakt en klinkt er een zoe-
mer.
Als het RSA-systee m een verkeers-
bord voor verboden in te rijden her-
kent en signaleert dat de bestuurder
het inrijverbod negeert op basis van
de kaartinformatie van het navigatie-
systeem, knippert het verkeersbord
voor verboden in te rijden en klinkt er
een zoemer. (Auto's met navigatie-
systeem)
Als wordt gesignaleerd dat uw auto
een ander voertuig inhaalt terwijl er
een verkeersbord voor een inhaal-
verbod wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, gaat het ver-
keersbord knipperen en klinkt er een
zoemer.
Afhankelijk van de situatie wordt de
verkeerssituatie (rich ting en snelheid
van het verkeer en hoeveelheid ver-
keer) mogelijk niet goed gesignaleerd
en werkt de waarschuwingsfunctie
mogelijk niet goed.
■Instellen
1 Druk op / (verticaal display) of
/ (horizontaal display) van de
bedieningstoetsen van het instrumenten-
paneel en selecteer . 2
Druk op / (verticaal display) of
/ (horizontaal display) van de
bedieningstoetsen van het instrumenten-
paneel, selecteer en druk op .
■Automatisch uitschakelen van weer-
gave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of meer
verkeersborden automatisch uitgeschakeld.
●Een nieuw verkeersbord wordt over een
bepaalde afstand niet herkend.
●De weg verandert als gevolg van een
afslag naar links of rechts, enz.
■Omstandigheden waaronder de functie
mogelijk niet goed werkt of niet goed
signaleert
In de volgende situaties werkt de RSA niet
normaal en worden verkeersborden mogelijk
niet herkend, worden onjuiste verkeersbor-
den weergegeven, enz. Dit duidt echter niet
op een storing.
●De camera voor is niet goed uitgelijnd
doordat de sensor, enz. is blootgesteld aan
hevige schokken.
●Er zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz. op
de voorruit in de buurt van de camera voor.
●Onder barre weersomstandigheden, bij-
voorbeeld bij zware regenval, mist,
sneeuw of zandstormen
●Licht van een tegenligger, de zon, enz.
dringt de camera voor binnen.
●Het verkeersbord is vuil of vervaagd, staat
scheef of is krom.
●Het elektronische verkeersbord heeft wei-
nig contrast.
●Het verkeersbord gaat helemaal of gedeel-
telijk verscholen achter boombladeren, een
paal, o.i.d.
●Het verkeersbord is alleen korte tijd zicht-
baar voor de camera voor.
●De omgeving (bij afsl aan, rijstrookwisse-
ling, enz.) wordt onjuist beoordeeld.
●Ook wanneer een verkeersbord niet van
toepassing is op de rijstrook waar op dat
moment op wordt gereden, staat dit bord
wel direct voor/na een vertakking van de
snelweg of bij een parallelweg en wordt het
verkeersbord mogelijk weergegeven.
Waarschuwingsfunctie
YARIS(HB)_OM_Europe_OMK0001E.book Page 228 Thursday, March 12, 2020 9:10 AM
236
YARIS(HB) handleiding_Europa_MK0001_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
Bedieningstoetsen instrumentenpa-
neel
In-/uitschakelen van de Blind Spot Monitor.
Indicatoren in buitenspiegel
Wanneer een auto wordt gesignaleerd in de
dode hoek van de buitenspiegels of van ach-
teren snel de dode hoek nadert, gaat de
indicator in de buitenspiegel aan die zijde
branden. Als de richtingaanwijzerschake-
laar wordt bediend in de richting van de zijde
waar een auto wordt gesignaleerd, gaat de
indicator in de buitenspiegel knipperen.
Controlelampje BSM OFF
Gaat branden wanneer de Blind Spot Moni-
tor wordt uitgeschakeld.
■Zichtbaarheid van de indicatoren in de
buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buitenspie-
gels bij fel zonlicht niet goed te zien.
■Wanneer “Blind Spot Monitor Unavaila-
ble See Owner’s Manual” (Blind Spot
Monitor niet beschikbaar, zie handlei-
ding) wordt weergegeven op het multi-
informatiedisplay
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, modder, enz. rond
de sensoren in de achterbumper. (→ Blz. 237)
Na het verwijderen van het ijs, de sneeuw, de
modder, enz. van de achterbumper moet het
systeem weer normaal gaan werken. Ook
werken de sensoren mogelijk niet normaal bij
extreem warm of koud weer.
■Wanneer “Blind Spot Monitor Malfunc-
tion Visit Your Dealer” (Storing in Blind
Spot Monitor. Ga naar uw dealer) op het
multi-informatiedisplay wordt weerge-
geven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of de
sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 422)
■Verklaringen bij de Blind Spot Monitor
→ Blz. 531
BSM (Blind Spot Monitor)*
De Blind Spot Monitor is een sys-
teem dat radarsensoren aan de lin-
ker en rechter binnenzijde van de
achterbumper gebruikt om de
bestuurder te helpen de veiligheid
te controleren bij het wisselen van
rijstrook.
WAARSCHUWING
■Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor
een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en
houd rekening met de omgeving.
De Blind Spot Monitor is een aanvullende
functie die de bestuurder er attent op
maakt dat er zich een auto in de dode
hoek van de buitenspiegels bevindt of snel
van achteren nadert richting de dode
hoek. Vertrouw niet bl indelings op de Blind
Spot Monitor. De functie kan niet beoorde-
len of u veilig van ri jstrook kunt wisselen.
Wanneer u alleen op de functie vertrouwt,
kan dit leiden tot een ongeval met ernstig
letsel tot gevolg.
Aangezien het systeem onder bepaalde
omstandigheden mogelijk niet goed werkt,
dient de bestuurder altijd zelf de veiligheid
te controleren.
Systeemonderdelen
YARIS(HB)_OM_Europe_OMK0001E.book Page 236 Thursday, March 12, 2020 9:10 AM
237
4
YARIS(HB) handleiding_Europa_MK0001_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor opzij
achter
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren
geplaatst in respectievelijk de linker- en
rechterzijde van de achterbumper. Houd u
aan het volgende om ervoor te zorgen dat
de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving
ervan op de achterbumper te allen tijde
schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan op
de achterbumper vuil is of bedekt is met
sneeuw, werkt de Blind Spot Monitor
mogelijk niet en wordt er een waarschu-
wingsmelding ( →Blz. 236) weergegeven.
Veeg in dat geval het vuil of de sneeuw
weg en rijd gedurende ongeveer 10 minu-
ten met de auto terwijl aan de bedrijfscon-
dities voor de BSM-functie ( →Blz. 240)
wordt voldaan. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
wanneer de waarschuwingsmelding niet
verdwijnt.
●Bevestig geen accessoires, (doorzich-
tige) stickers, aluminium tape, enz. op
een sensor of het omliggende gebied op
de achterbumper.
●Stel de sensor en de omgeving ervan
op de achterbumper niet bloot aan
krachtige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt ver-
plaatst, werkt het systeem mogelijk niet
goed meer en worden auto's mogelijk
niet meer correct gesignaleerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto
nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan krachtige schokken.
• Als er krassen op of deuken in de omge- ving van de sensor aanwezig zijn of als
een deel van de sensoren is losgeko-
men.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Breng geen wijzigingen aan de sensor
of de omgeving ervan op de achterbum-
per aan.
●Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als
een sensor of de achterbumper moet
worden verwijderd/geplaatst of vervan-
gen.
●Breng geen andere kleur lak dan een
officiële Toyota-kleur aan op de achter-
bumper.
YARIS(HB)_OM_Europe_OMK0001E.book Page 237 Thursday, March 12, 2020 9:10 AM
238
YARIS(HB) handleiding_Europa_MK0001_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de functie in/uit
te schakelen.
1 Druk op / (verticaal display)
of / (horizontaal display)
van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel en selecteer
.
2 Druk op / (verticaal display)
of / (horizontaal display)
van de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
en druk op .
■Auto's die kunnen worden gesignaleerd door de Blind Spot Monitor
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren opzij achter om de vol-
gende soorten auto's te signaleren di e in een aangrenzende rijstrook rijden en
brengt de bestuurder hiervan op de hoogte via de indicatoren in de buitenspiegels.
Auto's die in het gebied rijden dat niet in de buitenspiegels te zien in (de dode
hoek)
Auto's die snel van achteren naderen in het gebied dat niet in de buitenspiegels
te zien in (de dode hoek)
■Detectiegebieden Blind Spot Monitor
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen worden gesigna-
leerd.
In-/uitschakelen van de Blind
Spot Monitor
Werking Blind Spot Monitor
YARIS(HB)_OM_Europe_OMK0001E.book Page 238 Thursday, March 12, 2020 9:10 AM