435
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
OPMERKING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
In onderstaande gevallen werkt het Stop &
Start-systeem mogelijk niet goed. Laat uw
auto controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
●Het waarschuwingslampje van de veilig-
heidsgordel van de bestuurder en voor-
passagier knippert, terwijl de
veiligheidsgordel van de bestuurder is
vastgemaakt.
●Zelfs wanneer de veiligheidsgordel van
de bestuurder niet is vastgemaakt, gaat
het waarschuwingslampje van de veilig-
heidsgordel van de bestuurder en voor-
passagier niet branden.
●Zelfs wanneer het bestuurdersportier is
gesloten, gaat het waarschuwings-
lampje open portier/achterklep branden
of gaat de interieurverlichting branden
wanneer de schakelaar van de interieur-
verlichting in de stand DOOR staat.
●Zelfs wanneer het bestuurdersportier is
geopend, gaat het waarschuwings-
lampje open portier/achterklep niet
branden of gaat de interieurverlichting
niet branden wanneer de schakelaar
van de interieurverlichting de schake-
laar van de interieurverlichting in de
stand DOOR staat.
■Als de motor afslaat (auto's met
handgeschakelde transmissie)
Als de werking van het Stop & Start-sys-
teem is toegestaan en het koppelingspe-
daal snel wordt ingetrapt, kan de motor
herstart worden.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 435 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
443
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Druk op de schakelaar DAC terwijl het
systeem in werking is.
Het controlelampje v
an de Downhill Assist
Control gaat knipperen terwijl het systeem
geleidelijk wordt uitgeschakeld, en dooft
wanneer het systeem volledig is uitgescha-
keld.
Druk op de schakelaar DAC terwijl het con-
trolelampje van het Downhill Assist Control
knippert om het systeem opnieuw in te scha-
kelen.
■Bedieningstips
Het systeem werkt als de selectiehendel in
stand D of bereik 1 van de S-modus staat
(auto's met automatische transmissie) of in
de M-modus (auto's met Multidrive CVT) of in
stand R.
■Als het controlelampje Downhill Assist
Control knippert
●In de volgende situaties knippert het con-
trolelampje en werkt het systeem niet:
• Het systeem werkt als de selectiehendel in een andere stand dan stand D of bereik 1
van de S-modus staat (auto's met automa-
tische transmissie) of in de M-modus
(auto's met Multidrive CVT) of in stand R.
• Het gaspedaal of het rempedaal is inge- trapt.
• De rijsnelheid wordt hoger dan ongeveer 25 km/h.
• Het remsysteem raakt oververhit.
●In de volgende situatie knippert het contro-
lelampje om de bestuurder te waarschu-
wen, maar werkt het systeem wel:
• De schakelaar DAC wordt uitgeschakeld terwijl het systeem in werking is.
Het systeem zal de werking geleidelijk onder-
breken. Het controlelampje zal knipperen tij-
dens de werking en gaat uit wanneer het
systeem volledig is uitgeschakeld.
■Wanneer de Downhill Assist Control
continu wordt gebruikt
Hierdoor kan de hydr aulische regeleenheid
oververhit raken. In dat geval stopt de wer-
king van de Downhill Assi st Control, klinkt er
een zoemer en gaat het controlelampje
Downhill Assist Control knipperen. Gebruik
het systeem niet voordat het controlelampje
Downhill Assist Contro l blijft branden. (Gedu-
rende deze periode kan normaal met de auto
worden gereden.)
■Bijgeluiden en trillingen die worden ver-
oorzaakt door de Downhill Assist Con-
trol
●Tijdens het starten of kort nadat de auto
begint te rijden kan in de motorruimte een
geluid worden gehoord. Dit duidt niet op
een storing in de Downhill Assist Control.
●Elk van de onderstaande omstandigheden
treedt mogelijk op wanneer de Downhill
Assist Control in werking is. Geen van
deze verschijnselen duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
■Systeemstoring
Laat uw auto in de volgende gevallen nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
●Het controlelampje Downhill Assist Con-
trol gaat niet branden wanneer het contact
AAN wordt gezet.
●Het controlelampje Downhill Assist Con-
trol gaat niet branden wanneer de schake-
laar DAC wordt ingedrukt.
●Als het controlelampje Traction Control
gaat branden.
Uitschakelen van het systeem
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 443 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
445
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
■VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-,
TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres
op een glad wegdek door de stuurcom-
mando's aan te passen.
■Trailer Sway Control (indien aan-
wezig)
Helpt de bestuurder om de aanhangwa-
gen weer onder controle te krijgen door
op afzonderlijke wielen remdruk uit te
oefenen en het aandrijfkoppel te ver-
minderen wanneer wordt gesignaleerd
dat de aanhangwagen slingert.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
■Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achter-
uit rolt bij helling op wegrijden
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er
echter rekening mee dat dit aan-
vullende systemen zijn en ver-
trouw niet in al te sterke mate op
deze systemen als u de auto
bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 445 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
4504-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Het ABS werkt niet effectief als
●De maximale grip van de banden over-
schreden wordt (bijvoorbeeld versleten
banden op een weg die bedekt is met
sneeuw).
●Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
■De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg
van de auto te verkorten. Houd altijd vol-
doende afstand tot uw voorligger, met
name in de volgende gevallen:
●Als wordt gereden op wegen met grind,
zand en dergelijke, of op besneeuwde
wegen
●Als wordt gereden met sneeuwkettingen
●Als wordt gereden op slechte wegen
●Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote oneffenhe-
den
■De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en het
overbrengen van de aandrijfkracht kunnen
op een gladde weg niet onder alle omstan-
digheden gerealiseerd worden, zelfs niet
als het TRC/VSC-systeem in werking is.
Rijd voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit en
de aandrijfkracht verloren kunnen gaan.
■De Active Cornering Assist werkt niet
effectief als
●Vertrouw niet alleen op de Active Cor-
nering Assist. De Active Cornering
Assist werkt mogelijk niet effectief bij het
accelereren op een helling of bij het rij-
den op een glad wegdek.
●Wanneer de Active Cornering Assist
vaak in werking is getreden, wordt de
werking ervan mogelij k tijdelijk gestopt
om een goede werking van de remmen,
TRC en VSC te garanderen.
■De Hill Start Assist Control werkt niet
effectief wanneer
●Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start
Assist Control. De Hill Start Assist Con-
trol werkt mogelijk niet effectief op steile
hellingen en op met ijs bedekte wegen.
●In tegenstelling tot de parkeerrem is de
Hill Start Assist Control niet bedoeld om
de auto gedurende langere tijd op zijn
plaats te houden. Gebruik de Hill Start
Assist Control niet om de auto op een
helling op zijn plaats te houden omdat
dat kan leiden tot een ongeval.
■Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control
is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control knip-
pert. Rijd altijd voorzichtig. Roekeloos rij-
gedrag kan leiden tot ongevallen. Wees
bijzonder voorzichtig als het controle-
lampje knippert.
■Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control
is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichti g en pas uw snelheid
aan de conditie van het wegdek aan.
Schakel de TRC/VSC/Trailer Sway Con-
trol alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorg dragen voor de voer-
tuigstabiliteit en het aandrijfvermogen.
Trailer Sway Control is onderdeel van het
VSC-systeem en werkt niet als het VSC is
uitgeschakeld of een storing heeft.
■Dynamic Torque Vectoring AWD-sys-
teem (indien aanwezig)
De bochtenprestaties van het nieuw ont-
wikkelde AWD-systeem zijn verbeterd.
Vertrouw niet alleen op het systeem en rijd
voorzichtig.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 450 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
5146-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
■Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
In de ECO-rijstand wordt de airconditioning
bediend voor een laag brandstofverbruik.
Hierbij worden het motortoerental en de com-
pressorwerking afgeregeld om zo de capaci-
teit van de verwarming/koeling te beperken.
Doe het volgende om de prestaties van de
airconditioning te verbeteren:
●Wijzig de aanjagersnelheid
●Wijzig de ingestelde temperatuur
●Schakel de ECO-rijmodus uit (→ Blz. 436)
■Beslaan van de ruiten
●Wanneer de luchtvochtigheid in de auto
hoog is, zullen de ruiten gemakkelijk
beslaan. Wanneer de toets A/C wordt inge-
schakeld, wordt de lucht die via de uit-
stroomopeningen stroomt ontvochtigd en
wordt de voorruit efficiënt ontwasemd.
●Als u de toets A/C uitschakelt, zullen de
ruiten mogelijk sneller beslaan.
●De ruiten zullen mogelijk beslaan als de
recirculatiemodus is ingeschakeld.
■Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van de
ruiten nog altijd stof wordt aangezogen, zet
dan de luchttoevoerregeling in de buiten-
luchtmodus en schakel de aanjager in.
■Buitenlucht-/recirculatiemodus
Het wordt aangeraden om de recirculatiemo-
dus tijdelijk in te schakelen om te voorkomen
dat er vuile lucht wordt aangevoerd en om de
auto te helpen koelen wanneer het buiten
warm is.
■Wanneer de buitentemperatuur tot bijna
0°C daalt
De ontvochtigingsfuncti e werkt mogelijk niet,
zelfs niet wanneer de toets A/C wordt inge-
drukt.
■Geuren ventilatie en airconditioning
●Zet de airconditioning in de buitenluchtmo-
dus om frisse lucht binnen te laten.
●Tijdens het gebruik kunnen verschillende
geuren van binnen en buiten de auto in het
airconditioningsysteem terechtkomen. Dit
kan tot gevolg hebben dat de lucht die uit
de uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
●Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsys-
teem in de buitenluchtmodus te zetten
voordat u de motor uitschakelt.
●Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in voor
een betere luchtcirculatie in de auto, wat
helpt om geuren bij het starten van de auto
te verminderen.
■De airconditioning blijft in werking als
de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (auto's met Stop & Start-
systeem)
Als de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem, worden de koel-, verwar-
mings- en ontvochtigingsfuncties uitgescha-
keld en blaast het systeem alleen lucht die op
omgevingstemperatuur is. Het blazen van
lucht die op omgevingstemperatuur is, kan
eveneens stoppen. Druk op de uitschakel-
toets van het Stop & Start-systeem om te
voorkomen dat de airconditioning wordt uit-
geschakeld.
■Als de voorruit beslagen is en de motor
is uitgezet door het Stop & Start-sys-
teem (auto's met Stop & Start-systeem)
Druk op de schakelaar voorruitontwaseming
om de motor opnieuw te starten en de voor-
ruit te ontwasemen.
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uit-
schakeltoets van het Stop & Start-systeem
en gebruik het Stop & Start-systeem niet.
■Wanneer er een geur vrijkomt uit de air-
conditioning als de motor is uitgezet
door het Stop & Start-systeem (auto's
met Stop & Start-systeem)
Druk op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om de motor weer te starten.
■Interieurfilter
→ Blz. 585
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 514 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
5206-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
●Doe het volgende om de prestaties van de
airconditioning te verbeteren:
• Wijzig de aanjagersnelheid
• Schakel de ECO-rijmodus uit ( →Blz. 436)
■Wanneer de buitentemperatuur tot bijna
0°C daalt
De ontvochtigingsfuncti e werkt mogelijk niet,
zelfs niet wanneer de toets A/C wordt inge-
drukt.
■Geuren ventilatie en airconditioning
●Zet de airconditioning in de buitenluchtmo-
dus om frisse lucht binnen te laten.
●Tijdens het gebruik kunnen verschillende
geuren van binnen en buiten de auto in het
airconditioningsysteem terechtkomen. Dit
kan tot gevolg hebben dat de lucht die uit
de uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
●Het voorkomen van mogelijke geuren:
• We raden u aan het airconditioningsys- teem in de buitenluchtmodus te zetten
voordat u de motor uitschakelt.
• Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager direct nadat de airconditioning in
de automatische modus wordt ingescha-
keld even vertraagd.
●Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in voor
een betere luchtcirculatie in de auto, wat
helpt om geuren bij het starten van de auto
te verminderen.
■De airconditioning blijft in werking als
de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (auto's met Stop & Start-
systeem)
Als de motor wordt afgezet doordat het Stop
& Start-systeem in werking is, worden de
koel-, verwarmings- en ontvochtigingsfunc-
ties uitgeschakeld en blaast het systeem
alleen lucht die op kamertemperatuur is. Druk
op de uitschakeltoets van het Stop & Start-
systeem om te voorkomen dat de airconditio-
ning wordt uitgeschakeld en gebruik het Stop
& Start-systeem niet.
■Als de voorruit beslagen is en de motor
is uitgezet door het Stop & Start-sys-
teem (auto's met Stop & Start-systeem)
Druk op de schakelaar voorruitontwaseming
om de motor opnieuw te starten en de voor-
ruit te ontwasemen.
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uit-
schakeltoets van het Stop & Start-systeem
en gebruik het Stop & Start-systeem niet.
■Wanneer er een geur vrijkomt uit de air-
conditioning als de motor is uitgezet
door het Stop & Start-systeem (auto's
met Stop & Start-systeem)
Druk op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om de motor weer te starten.
■Interieurfilter
→ Blz. 585
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de werking van de toets
AUTO van de airconditioning) kunnen wor-
den gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoon-
lijke voorkeur sinstellingen: →Blz. 694)
WAARSCHUWING
■Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de voorruitont-
waseming niet in combinatie met koele
lucht bij zeer vochtig weer.
Het verschil tussen de buitentemperatuur
en de temperatuur van de voorruit zorgt
ervoor dat de buitenkant van de voorruit
beslaat, waardoor het zicht wordt belem-
merd.
■Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is (indien aanwezig)
Raak het spiegeloppervlak van de buiten-
spiegels niet aan wanneer de buitenspie-
gelverwarming is ingeschakeld.
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
accu
Laat de airconditioning niet langer inge-
schakeld dan noodzakelijk is als de motor
niet draait.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 520 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
5226-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Deze functie regelt automatisch de
luchtcirculatie van de airconditioning,
zodat prioriteit wordt gegeven aan de
voorstoelen. Wanneer de voorpassa-
giersstoel niet bezet is, stroomt er
mogelijk alleen lucht naar de bestuur-
dersstoel. Onnodig gebruik van de air-
conditioning wordt onderdrukt, wat
zorgt voor een lager brandstofverbruik.
De geconcentreerde luchtcirculatiemo-
dus voor de voorstoel werkt in de vol-
gende situaties:
Er worden geen passagiers gesigna-
leerd op de achterstoelen
De voorruitverwarming is niet in wer-
king
Wanneer de modus in werking is,
brandt .
■Geconcentreerde luchtcirculatie-
modus voorstoel handmatig in-/
uitschakelen
Wanneer de geconcentreerde luchtcir-
culatiemodus voor de voorstoel is inge-
schakeld, kan met de schakelaar worden ingesteld of de lucht alleen
naar de voorstoelen
moet stromen of
naar alle stoelen. Wanneer de modus
handmatig wordt bediend, stopt de
automatische regeling van de luchtcir-
culatie.
Druk op op het bedieningspaneel
van de airco om de luchtcirculatie in te
stellen.
Controlelampje brandt: Luchtstroom
alleen naar de voorstoelen
Controlelampje uit: Luchtstroom
naar alle stoelen
■Werking van de automatische luchtcir-
culatie
●Voor het behoud van een comfortabel inte-
rieur kan de luchtstroom, direct nadat de
motor is gestart en op andere momenten,
afhankelijk van de buitentemperatuur, naar
stoelen zonder passagiers worden geleid.
●Als, nadat de motor is gestart, passagiers
in de auto van plaats veranderen of in- of
uit de auto stappen, kan het systeem de
aanwezigheid van passagiers niet goed
bepalen en werkt de automatische regeling
van de luchtcirculatie niet.
■Handmatige regeling van de luchtcircu-
latie
Zelfs wanneer de functie handmatig wordt
ingesteld om de luchtstroom alleen naar de
voorstoelen te leiden, wordt mogelijk automa-
tisch lucht naar alle stoelen geleid wanneer
een achterstoel bezet is.
■Terugkeren naar automatische luchtcir-
culatie
1 Zet het contact UIT terwijl het controle-
lampje uit is.
2 Wacht ten minste 60 minuten en zet het
contact AAN.
WAARSCHUWING
■Voorkomen van brandwonden
●Auto's met voorruitverwarming: Raak
het onderste deel van de voorruit en de
gedeeltes bij de voorstijlen niet aan
wanneer de voorruitverwarming is inge-
schakeld.
●Auto's met voorruitontwaseming: Raak
de voorruit (met name het onderste
deel) niet aan, omdat het oppervlak heet
kan worden wanneer de voorruitontwas-
eming is ingeschakeld.
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus
voorstoel (S-FLOW-modus)
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 522 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
5446-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
• Knippert continu 3 keer herhaaldelijk (oranje)
• Knippert continu 4 keer herhaaldelijk (oranje)
■De draadloze lader kan worden bediend
als
Het contact staat in stand ACC of AAN.
■Bruikbare draagbare apparaten
Standaard Wireless Qi-laders kunnen wor-
den gebruikt voor draagbare apparaten.
Niet voor alle standaard Qi-apparaten is ech-
ter compatibiliteit gegarandeerd.
De draadloze lader is bedoeld voor draag-
bare apparaten met een laag vermogen van
niet meer dan 5 W, zoals mobiele telefoons
en smartphones.
■Wanneer er hoesjes of accessoires aan
de draagbare apparaten zijn bevestigd
Laad niet op wanneer er een hoesje of
accessoire aan het draagbare apparaat is
bevestigd dat niet compatibel is met Qi.
Afhankelijk van het type hoesje of accessoire
kan het zijn dat het laden niet mogelijk is.
Verwijder het hoesje of accessoire als het
draagbare apparaat op het laadgebied is
geplaatst, ook al wordt er niet geladen.
■Tijdens het laden is via AM-radio ruis te
horen
Schakel de draadloze lader uit en controleer
of de ruis is afgenomen. Als de ruis afneemt,
druk dan gedurende 2 seconden op de voe-
dingsschakelaar van de draadloze lader.
Hiermee kan de frequentie van de lader wor-
den gewijzigd en de ruis worden verminderd.
In dat geval gaat ook de werkingsindicator 2
keer oranje knipperen.
■Belangrijke punten met betrekking tot
de draadloze lader
●Als de elektronische sleutel niet in het inte-
rieur kan worden gesignaleerd, kan er niet
worden geladen. Wanneer het portier
wordt geopend en gesloten, wordt het
laden mogelijk tijdelijk onderbroken.
●Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat warmer.
Dit duidt echter niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat tijdens
het laden warm wordt, stopt het laden
mogelijk als gevolg van de beschermings-
functie van het draagbare apparaat. In dit
geval kunt u weer laden nadat de tempera-
tuur van het draagbare apparaat aanmer-
kelijk is afgenomen.
●Afhankelijk van het gebruik van het draag-
bare apparaat is het mogelijk niet volledig
opgeladen. Dit duidt niet op een storing.
●Als u een mobiele telefoon gebruikt in de
buurt van een draadloze lader, nemen de
gespreksgevoeligheid en communicatie-
snelheid mogelijk af.
■Geluiden tijdens het gebruik
Wanneer de voeding wordt ingeschakeld, is
er tijdens het zoeken van het draagbare
apparaat een geluid te horen. Dit duidt echter
niet op een storing.
■Schoonmaken van de draadloze lader
→ Blz. 554
■Label met voorzorgsmaatregelen m.b.t.
het gebruik van de draadloze lader
Op de draadloze lader bevindt zich een label.
Volg de instructies op het label.
Vermoedelijke oorzakenOplossing
Er bevindt zich een
vreemde substantie
tussen het draag-
bare apparaat en het
laadgebied.
Verwijder de
vreemde substantie.
Het draagbare appa-
raat is niet synchroon
doordat het van het
midden van het laad-
gebied is geschoven.Plaats het draagbare
apparaat in het mid-
den van het laadge-
bied.
Vermoedelijke oorzakenOplossing
De temperatuur in de
draadloze lader stijgt.
Stop direct met laden
en start het laden
weer na een poos te
hebben gewacht.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 544 Friday, August 7, 2020 1:15 PM