
149
Rijden
6
tussen het obstakel en de auto (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer dichtbij). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de rijrichting van de auto.Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool “Gevaar” op het scherm.
Parkeersensoren voor
De parkeersensoren voor, die een aanvulling vormen op de parkeersensoren achter, worden geactiveerd als voor de auto een obstakel wordt gesignaleerd bij een snelheid van maximaal 10 km/h.De werking van de parkeersensoren voor wordt onderbroken als de auto langer dan drie seconden stilstaat met ingeschakelde vooruitversnelling, als er geen obstakel meer wordt gesignaleerd of als de snelheid van de auto hoger wordt dan 10 km/h.
NOTIC E
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor of achter), geeft de plaats van het obstakel ten opzichte van de auto (voor of achter) aan, waarbij het obstakel zich in de baan van de auto moet bevinden.
Parkeersensoren opzij 
 
Met behulp van vier extra sensoren die zich aan de zijkanten van de voor- en achterbumper bevinden, registreert het systeem de positie van vaste obstakels tijdens het manoeuvreren en signaleert deze wanneer ze zich aan de zijkanten van de auto bevinden.
WARNI NG
Alleen vaste obstakels worden correct gesignaleerd. Bewegende obstakels die aan het begin van de manoeuvre worden gesignaleerd, worden mogelijk per ongeluk gesignaleerd, terwijl bewegende obstakels die aan de zijkant van de auto verschijnen en die niet eerder zijn geregistreerd, niet worden gesignaleerd.
WARNI NG
De tijdens het manoeuvreren opgeslagen objecten worden uit het geheugen gewist na het UIT zetten van het contact.
Uitschakelen/inschakelen
Zonder audiosysteem 
  
 
► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het controlelampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet. 
   

150
NOTIC E
De parkeersensoren achter worden automatisch uitgeschakeld wanneer een aanhangwagen of fietsendrager wordt aangekoppeld aan een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.In dat geval wordt de omtrek van een aanhangwagen weergeven aan de achterzijde van het beeld van de auto.
Beperkingen van het systeem
Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.
Storing
Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat op het instrumentenpaneel dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met de weergave van een melding en een 
geluidssignaal (kort piepsignaal).Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
Achteruitrijcamera
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Als het contact AAN is, geeft dit systeem beelden van de omgeving achter de auto weer op het scherm (bij een gesloten bestelwagen of een bestelwagen met volledige scheidingswand). Deze beelden worden gemaakt door een camera die ter hoogte van het derde remlicht is gemonteerd.De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De beelden worden weergegeven op het scherm. Het scherm wordt zwart wanneer de versnellingsbak in de neutraalstand of in een vooruitversnelling wordt gezet. 
  
 
De blauwe lijnen 1 geven de globale rijrichting van de auto weer (de afstand tussen de lijnen komt 
overeen met de breedte van uw auto inclusief de buitenspiegels).De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer.De groene lijnen 3 geven een afstand van circa 1 en 2 m vanaf de achterbumper weer.De turquoise gebogen lijnen 4 geven de maximale draaicirkels weer.
WARNI NG
Sommige objecten zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde verlichting) als de helderheid van het scherm is verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.  

151
Rijden
6
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Beperkingen van het systeem
In de volgende situaties wordt het systeem mogelijk verstoord (of raakt het zelfs beschadigd):– Er is een fietsendrager op de achterklep of achterdeur (afhankelijk van de uitvoering) geplaatst.– Er is een aanhangwagen aangekoppeld.– Er wordt gereden met geopend portier of geopende deur.
WARNI NG
Let op: de camera mag niet afgedekt zijn (door een sticker, fietsendrager, enz.).
NOTIC E
Het gezichtsveld van de camera is afhankelijk van de belading van de auto.
Onderhoudsadviezen
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de camera niet bedekt is met modder, ijs of sneeuw.Controleer regelmatig of de lens van de camera schoon is.Reinig de camera indien nodig met een zachte en droge doek.Houd tijdens het wassen van de auto met een hogedrukreiniger het uiteinde van de spuit op minimaal 30 cm van de camera.
Surround Rear Vision
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Om de dode hoek aan passagierszijde zo veel mogelijk te beperken en een goed beeld te krijgen van de zijkant en achterkant van de auto gebruikt dit systeem, bij aangezet contact, twee camera's waarvan de beelden worden weergegeven op het scherm (bij gesloten bestelwagens en bestelwagens met een volledige scheidingswand).Dit systeem heeft drie subfuncties: 
  
 
– Beeld zijkant aan passagierszijde: toont het gebied aan de passagierszijde van de auto.De oranje lijn 1 geeft een afstand van 5 m weer vanaf de achterbumper. 
  
 
– Bewakingsbeeld achter: toont een lang gebied achter de auto.De oranje lijn 1 geeft een afstand van 5 m weer vanaf de achterbumper.   

152
  
 
– Visuele hulp bij achteruitrijden: toont een kort gebied achter de auto.De blauwe afstandslijnen 1 geven de breedte van uw auto inclusief uitgeklapte buitenspiegels weer.De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer; de twee groene lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.De blauwe gebogen lijnen 5 verschijnen achter elkaar; deze zijn gebaseerd op de stand van het stuurwiel en geven de draaicirkel van uw auto weer.De oranje stippellijnen 6 geven de ruimte weer die nodig is voor het openen van de achterdeuren.
WARNI NG
Blijf tijdens het rijden en manoeuvreren in de buitenspiegels kijken, zoals u gewend bent.
WARNI NG
Sommige voorwerpen zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera achter.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde verlichting) als de helderheid van het scherm is verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het contact AAN wordt gezet. 
  
 
► Druk als het contact AAN staat op toets 2 om 
het scherm in of uit te schakelen.Er wordt een melding weergegeven.► Lees deze melding en bevestig deze door 1 (“Accepteren”) te selecteren.  

154
NOTIC E
Als de achterdeur wordt geopend tijdens de weergave van het bewakingsbeeld achter of de visuele hulp bij achteruitrijden terwijl een versnelling vooruit of de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het scherm grijs.Als het voorpassagiersportier wordt geopend tijdens de weergave van het beeld van de zijkant aan passagierszijde terwijl een versnelling vooruit of de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het scherm grijs.
NOTIC E
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, dan werkt de visuele hulp bij achteruitrijden niet meer totdat de aanhangwagen wordt losgekoppeld. Het bewakingsbeeld achter wordt dan de standaardweergave.
NOTIC E
Neem bij een storing in het systeem contact op met een TOYOTA-dealer om veiligheidsproblemen te voorkomen.
Onderhoudsadviezen
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren en camera's niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Controleer regelmatig of de lenzen van de camera's schoon zijn.Reinig de camera's indien nodig met een zachte en droge doek.  

172
NOTIC E
Wanneer uw auto wordt gewassen in een wasstraat met rolborstels, sluit dan alle portieren en, afhankelijk van de uitvoering, verwijder de elektronische sleutel.Houd bij gebruik van een hogedrukreiniger de lans op een afstand van ten minste 30 cm van de auto (vooral bij het reinigen van delen met schilferende lak, sensoren of afdichtrubbers).Verwijder vlekken die chemische stoffen bevatten meteen van de auto, omdat die de lak kunnen beschadigen (dit geldt ook voor hars van bomen, vogelpoep, insectenuitwerpselen, pollen en teer).Was de auto vaker als de situatie hiertoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld om zoutresten (in kustgebieden), roet (in industriegebieden) of modder (in natte of koude gebieden) te verwijderen. Deze resten kunnen leiden tot corrosie.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats als u 
advies nodig hebt over het verwijderen van hardnekkige vlekken waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals teer of insectenverwijderaars).Laat lakbeschadigingen bij voorkeur bijwerken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Interieur
WARNI NG
Reinig tijdens het wassen van uw auto nooit het interieur met een waterstraal.Vloeistof die in de bekerhouder wordt vervoerd (bijvoorbeeld in een mok) en wordt gemorst, kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken. 
Wees voorzichtig!
Carrosserie
Hoogglanslak
WARNI NG
Gebruik voor het reinigen van de carrosserie geen schurende producten of oplosmiddelen, benzine of olie.Gebruik nooit een schuurspons om hardnekkige vlekken weg te krijgen. Kans op krassen op het lakwerk!Gebruik geen autowas in fel zonlicht of op onderdelen van kunststof of rubber.
NOTIC E
Gebruik een zachte spons en zeepsop of een pH-neutraal product.Veeg de auto af met een schone microvezeldoek.Breng autowas aan op een schone en droge auto.Houd u aan de op het product vermelde gebruiksaanwijzing.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
WARNI NG
Gebruik geen hogedrukreiniger voor het wassen van de auto. De kans bestaat dan dat de stickers beschadigd raken of losraken.
NOTIC E
Gebruik een sterk stromende waterstraal met een temperatuur tussen 25 en 40°C.Beweeg de waterstraal over het te reinigen oppervlak en houd de straal daarbij loodrecht op het oppervlak.Spoel de auto af met gedemineraliseerd water.  

262
Rembekrachtigingsysteem   84–85Remblokken   167Remlichten   184Remmen   167Remschijven   167Remvloeistof   165Reservewiel   120, 168, 173–174, 177, 180Reservoir ruitensproeiers ~  Ruitensproeierreservoir   166Resetten  bandenspanningscontrolesysteem   121Richtingaanwijzers   73, 73–74, 73–74,  181, 183–184, 184Rijadviezen   7, 102–103Rijden    102–103Rijhulpcamera (waarschuwingen)   123Rijhulpsystemen (algemene adviezen)   123Rijstrookcontrolesystemen   84–85Rijverlichting   72Roetfilter   166–167Ruitensproeier achter   78Ruitensproeiers vóór   77
Ruitenwisser achter   78Ruitenwisserbladen (vervangen)   78–79Ruitenwisserbladen vervangen   78–79Ruitenwissers   76, 79–80Ruitenwisserschakelaar   76, 78–80Ruitenwissers vóór   77
S
Schakelaars stoelverwarming ~  Stoelverwarming, schakelaars   45–46Schakel sneeuwketting   157Schuifdeuren   37SCR (Selective Catalytic Reduction)   168SCR-systeem   168Selectiehendel automatische transmissie ~ Schakelen automatische  versnellingsbak   11 3–11 7Selectiehendel handgeschakelde  versnellingsbak ~ Schakelen  elektronisch bediende versnellingsbak   11 2–11 3Selectieve ontgrendeling   26–28Sensoren (waarschuwingen)   124Serienummer auto   201Set voor tijdelijke bandenreparatie ~ Bandreparatieset   173–177Sierdeel   180Signalering onoplettendheid   146–147Sjorogen   54
Sleepoog   192Slepen   191Slepen van een auto   191–193Sleutel   24, 26–28, 30–32Sleutel met afstandsbediening   30SMS   252Sneeuwkettingen   120, 157Snelheidsbegrenzer   127–130, 137–138Snelheidslimietherkenning   125–126Snelheidsregelaar   127, 130, 132–133, 137–138
Snelheidsregeling met  snelheidslimietherkenning   127Soort lamp   181Spaarfase   161Sproeiers, verwarmd   67Starten   188Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten   155Starten van de auto   105, 107–108, 11 3–11 7Starten van de motor   104Steunstang voor lange voorwerpen   38Stickers   172Stickerset   172Stilzetten van de auto   107–108, 11 3–11 7Stoelen achter ~ Achterbank   43, 47, 49–50, 96Stoelen verstellen   44Stoelverwarming   45–46Stop & Start   22, 62, 67, 11 8–11 9,  155, 162, 167, 188, 191Streaming audio Bluetooth   209, 221, 248Stuurwiel (verstellen)   46Supervergrendeling   31Surround Rear Vision   151
Synchroniseren afstandsbediening   33Synchroniseren van de afstandsbediening ~ Afstandsbediening synchroniseren   33
T
Tankbeveiliging   157Technische gegevens   199–200  

263
Alfabetische index
Te laag brandstofniveau ~  Brandstofniveau   155–156Telefoon   52, 210, 212, 224–226, 249–252Teller   124Temperatuurregeling   64Tijdelijke bandenspanning (met set) ~  Banden, noodreparatie   174, 176Tijd instellen   227, 254TMC (verkeersinformatie)   239Toegang tot het reservewiel   177Toevoer van buitenlucht ~  Luchttoevoer (bediening)   64Trailer Stability Management (TSM)   86Trekhaak   86, 158–159, 159Tweepersoons voorbank   47, 49, 90Tweezitsbank vóór   47–49
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning   128Uitneembaar luik   56
Uitschakelen airbag passagier ~  Passagiersairbag uitschakelen   92, 96–97Uitschakelen ASR/CDS  (ESC)   85USB   207, 221, 242, 247USB-aansluiting   51, 207, 221, 242, 247USB-poort   207, 221, 247
V
Veiligheidsgordels   89–90, 98Veiligheidsvoorzieningen  voor kinderen   92, 94–97, 99Veiligheidsvoorzieningen voor  kinderen ~ Kinderen  (veiligheidsvoorzieningen)   92, 94–97, 99Ventilatie   61–63, 68–70Ventilatieroosters   61Verbonden apps   244Vergrendelen   24, 26, 29–30Vergrendeling van binnenuit   34–35Verkeersinformatie (TA)   205Verkeersinformatie (TMC)   239Verklikkerlampjes   72Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes   11Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes   11Verklikkerlampje veiligheidsgordel  bestuurder niet vastgemaakt ~ Gordellampje   90Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~  Gordel (lampje)   90
Verlichting   72Verlichting overdag ~  Dagrijverlichting   74, 181–182Verversen   164Vervuiling van het roetfilter (diesel)   167Verwarming   61–63, 68–70Video   248Volledig ontgrendeld   26–28Voorruitverwarming   67Voorstoelen   43–45, 47–49
W
Waarschuwing kans op aanrijding   138–139Waarschuwing oplettendheid bestuurder   147Waarschuwingssignaal sleutel in contact   107Waarschuwing vergeten verlichting   73Wassen    124Wassen (adviezen)   171–172Webbrowser   240, 244Wiel demonteren   178–180Wiel monteren   178–180Wiel verwisselen   174, 177WiFi-netwerkverbinding   245Window-airbags   93–94
Z
Zekeringen   185–187Zekeringen vervangen   185–187Zekeringkast dashboard   186Zekeringkast motorruimte   186–187
Zij-airbags   93–94Zijknipperlicht   182Zonnesensor   61Zuinig rijden   7