146
Storing
In het geval van een storing gaat dit lampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (regen, hagel, enz.) kan de werking van het systeem tijdelijk worden verstoord.Vooral het rijden op een nat wegdek of het van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek voor een voertuig worden aangezien).Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte van de buitenspiegels waar de lampjes zitten of op de detectiezones op de voor- en achterbumper. Dit kan de werking van het systeem verstoren.
actieve dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden van het waarschuwingslampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde voert het systeem bij het overschrijden van een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers een koerscorrectie uit om u te helpen een aanrijding te voorkomen.Dit systeem is een combinatie van de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.Deze twee functies moeten ingeschakeld en storingsvrij zijn.De snelheid van de auto moet liggen tussen 65 km/h en 140 km/h.Deze functies zijn met name geschikt voor het rijden op autowegen en snelwegen.Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
WARNI NG
Dit is een hulpsysteem. De bestuurder moet dan ook altijd alert blijven.
Vermoeidheids-
herkenningssysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Warning”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
175
In geval van pech
8
Reparatieprocedure
WARNI NG
Verwijder niet het voorwerp (spijker, schroef, enz.) uit de band dat de lekkage heeft veroorzaakt.
► Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren en activeer de parkeerrem.
► Volg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten, gevarendriehoek, veiligheidsvest, enz.) overeenkomstig de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt.► Zet het contact UIT.► Haal de dop van het ventiel van de lekke band en bewaar deze op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met bandenreparatievloeistof aan op het ventiel van de lekke band en zet hem stevig vast.► Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met bandenreparatievloeistof.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in stand “O” staat.► Rol de voedingskabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.
WARNI NG
Alleen de 12V-aansluiting voorin de auto mag
worden gebruikt om de compressor aan te sluiten.
► Bevestig de sticker met de snelheidslimiet.
WARNI NG
De sticker met de snelheidslimiet moet in het interieur, in het gezichtsveld van de bestuurder, worden geplakt om hem/haar te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.
NOTIC E
Op dit label zijn de bandenspanningen aangegeven.
► Zet het contact AAN.
► Activeer de compressor door de schakelaar in stand “l” te zetten tot de bandenspanning 2 bar bedraagt. De bandenreparatievloeistof wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze
handeling de slang niet los van het ventiel (kans op spatten).
WARNI NG
Als na ongeveer 7 minuten de spanning van 2 bar niet is bereikt, is de band niet te repareren; neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
► Zet de schakelaar in stand “O”.► Haal de stekker van de compressor uit de 12V-aansluiting in de auto.► Breng de dop aan op het ventiel.► Verwijder de set.► Verwijder de flacon met bandenreparatievloeistof en berg deze op.
WARNI NG
De bandenreparatievloeistof is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.Houd de vloeistof buiten het bereik van kinderen.
177
In geval van pech
8
Reservewiel
Procedure voor het vervangen van het wiel met de lekke band door het reservewiel met behulp van het gereedschap dat met de auto is meegeleverd.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de gereedschapsset.
► Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren en activeer de parkeerrem.► Volg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten, gevarendriehoek, het dragen van een veiligheidsvest, enz.) overeenkomstig de geldende wetgeving in het land waar u rijdt.► Zet het contact UIT.
Toegang tot het reservewiel
► Het reservewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.
► Als uw auto is uitgerust met een trekhaak, krik dan de auto aan de achterzijde op (bij krikpunt B)
tot er voldoende ruimte is om het reservewiel te kunnen verwijderen.
Het reservewiel verwijderen uit de
houder
► Open de achterklep of achterdeuren (afhankelijk van de uitvoering).
► U hebt nu toegang tot de in de dorpel geplaatste bout van de reservewielhouder.
► Draai de bout los met behulp van de wielsleutel, tot de reservewielhouder laag genoeg hangt om de haak van de reservewielhouder los te maken.
► Haal de reservewielhouder los van de haak en leg het reservewiel in de buurt van het te vervangen wiel.
Het reservewiel aanbrengen in de
houder
► Leg het wiel voor de reservewielhouder.► Beweeg het reservewiel geleidelijk in de reservewielhouder door het heen en weer (van links naar rechts) te bewegen tot het bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.► Bevestig de reservewielhouder aan de haak en draai de bout volledig vast met de wielsleutel.
187
In geval van pech
8
Zekeringnr.Stroom-sterkte (A)Functies
F110Draadloze smart-phonelader, elek-trochromatische binnenspiegel.
F415Claxon.
F620Ruitensproeier-pomp.
F71012V-aansluiting (achter).
F1030Module elektri-sche vergren-deling.
F1310Bedieningsele-menten audio- en telematicasys-teem.
Zekeringnr.Stroom-sterkte (A)Functies
F145Alarm, overbe-ladingsindicator, geavanceerde telematica-een-heid.
F193Interfacemodule aanhangwagen.
F223Scherm Sur-round Rear Vision.
F235Algemene inter-facemodule aan-hangwagen.
F275Extra verwar-ming.
F2920Audiosysteem, touchscreen.
F321512V-aansluiting (voor).
F345Spiegelbedie-ning.
F365USB-aansluiting.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringenkast bevindt zich in de motorruimte, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak de twee vergrendelingen A los.► Verwijder het deksel.► Vervang de zekering.► Sluit wanneer u klaar bent voorzichtig het deksel en maak de twee vergrendelingen A vast
voor een goede afdichting van de zekeringenkast.
192
Voorwaarden voor het slepen
Type auto(motor/transmissie)Voorwielen op de grondAchterwielen op de grondAutoambulanceVier wielen op de grond met sleepstang
Verbrandingsmotor/Handge-schakeld
Verbrandingsmotor/Auto-matisch
NOTIC E
Als de accu of de elektrisch bedienbare parkeerrem defect is, moet de auto door een professional op een autoambulance worden vervoerd (behalve uitvoeringen met een handgeschakelde transmissie).
Toegang tot het sleepoog
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de gereedschapsset.
WARNI NG
Zet bij een handgeschakelde transmissie de
selectiehendel in de neutraalstand.Zet bij een automatische transmissie de keuzeschakelaar in stand N.Als u zich hier niet aan houdt, is het mogelijk dat bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten niet meer werkt.
Slepen van uw auto
► Druk met uw vinger op het bovenste deel van het afdekplaatje in de voorbumper (zoals hierboven aangegeven) om het los te maken.► Draai het sleepoog helemaal vast.► Plaats de sleepstang.► Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.
193
In geval van pech
8
► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid als het af te leggen traject beperkt.
Slepen van een andere auto
► Plaats in de achterbumper de sleutel in de inkeping onder het klepje.► Draai de sleutel en open het klepje.► Draai het sleepoog helemaal vast.► Plaats de sleepstang.► Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.
► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid als het af te leggen traject beperkt.
258
12V-accu 166–167, 188–189
A
Aanhanger 86, 158Aanhangergewichten 198–200Aansluiten MirrorLink 222–223, 243Aansluiting 12 V 50–51Aansluiting 220 V 52ABS 84Accessoires 81, 107Accu 161, 188, 190–191Accu laden 189–190Achterbank 49Achterdeuren 30–31Achterklep 30, 33Achterlichten 184Achterportierruiten 42Achterruitverwarming 46, 67Achteruitrijcamera 124, 150
Achteruitrijlicht 184Actief dodehoekbewakingssysteem 146Actieradius AdBlue 166Active Safety Brake 138, 140Adaptieve cruise control met Stop-functie 127Adaptieve snelheidsregelaar 134AdBlue® 168AdBlue® bijvullen 170AdBlue®-reservoir 170Advanced Grip Control 87–88
Afmetingen 194Afstandsbediening 24–28, 30–31, 104Afstellen van de koplamphoogte 76Afzetten van de motor 104, 106Airbags 91–94, 96Airbags vóór 92, 94, 97Airconditioning 61, 65Airconditioning (handbediend) 62–63Airconditioning met gescheiden regeling 66Alarmknipperlichten 84Alarmsysteem 39–41Algemeen menu 204Allesdragers 162Android Auto verbinding 243Antiblokkeersysteem (ABS) 84–85Antidiefstalsysteem/Startblokkering 26Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 85, 87–88Apple®-speler 209, 221, 248Apple CarPlay verbinding 223, 243Apps 244Armleuning 44
Armleuning vóór 50Automatische airconditioning met gescheiden regeling 64Automatische ruitenwissers 77, 79–80Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, automatische 107, 11 2–11 7, 11 9, 167Automatisch inschakelen verlichting 73–75Automatisch noodremsysteem 138, 140AUX-aansluiting 208
B
Banden 168, 201Banden oppompen 168, 201Bandenreparatieset 173Bandenspanning 168, 176, 180, 201Bandenspanningscontrole (met set) 174, 176Bandenspanning te laag (detectie) 120Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij 33, 70Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening, batterij vervangen 33Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio, bedieningen aan stuurkolom 203, 216, 231Bekerhouder 50Beladen 54, 162Benzinemotor 163, 199Bijvullen AdBlue® 166, 170Binnenspiegel 47Bluetooth (handsfree set) 210, 224–225, 249–250Bluetooth (telefoon) 224–225, 249–250
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning 213Bluetooth-verbinding 210, 224–225, 244–245, 249–250Boordcomputer 21–22Boordgereedschap 173–174Brandstof 7, 155Brandstofadditief 166–167Brandstofniveaumeter 155–156Brandstoftank 155, 155–157, 157Brandstof tanken 155–157