
288
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Detectiebereik van de Parking Support 
Brake-functie (voor stilstaande objec-
ten)
Het detectiebereik van de Parking Support 
Brake-functie (voor stilstaande objecten) ver-
schilt van dat van de Toyota Parking Assist-
sensor. ( →Blz. 267) Daardoor wordt de Par-
king Support Brake-functie (voor stilstaande 
objecten) mogelijk niet geactiveerd, ook al 
signaleert de Toyota Parking Assist-sensor 
een obstakel en wordt er een waarschuwing 
gegeven.
■Situaties waarin het systeem mogelijk 
niet goed werkt
→ Blz. 265
■Situaties waarin het systeem mogelijk 
werkt, zelfs als er geen kans op een 
aanrijding is
→ Blz. 266
*: Indien aanwezig
Deze functie treedt in werking in situa-
ties zoals hieronder aangegeven wan-
neer in de rijrichting van de auto een 
auto wordt gesignaleerd.
■Bij het achteruitrijden nadert een 
auto en het rempedaal wordt niet 
of te laat ingetrapt
→Blz. 259
Parking Support 
Brake-functie (voor 
voertuigen die achterlangs 
rijden)
*
Als een radarsensor achter een 
auto signaleert die van rechts of 
links achter nadert en het systeem 
bepaalt dat de kans op een aanrij-
ding groot is, acti veert deze func-
tie de remmen om de kans op een 
aanrijding met de naderende auto 
te verkleinen.
Voorbeelden van het in 
werking treden van de functie
Soorten sensoren
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 288  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

290
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
Wanneer tijdens het achteruitrijden een 
voetganger wordt gesignaleerd achter 
de auto of het rempedaal niet of te laat 
wordt ingetrapt.Geeft een melding we
er om de bestuur-
der aan te sporen om uit te wijken wan-
neer er een voetganger wordt 
gesignaleerd in het detectiegebied ach-
ter de auto. (Er wordt ook een melding 
weergegeven op het multi-informatie-
display en het head-up display [indien 
aanwezig].)
Voetgangerdetectie-icoon
Remherinnering
Parking Suppor t 
Brake-functie 
(voor voetgangers die 
achterlangs lopen)
*
Wanneer de camerasensor achter 
tijdens het achteruitrijden een 
voetganger signaleert achter de 
auto en het systeem oordeelt dat 
de kans op een aanrijding met de 
gesignaleerde voetganger groot 
is, klinkt er een zoemer. Wanneer 
het systeem oordeelt dat de kans 
op een aanrijding met de gesigna-
leerde voetganger zeer groot is, 
worden de remmen automatisch 
bekrachtigd om de impact van een 
aanrijding te helpen verminderen.
Voorbeelden van de werking 
van het systeem
Multimedia-display
WAARSCHUWING
■Als de Parking Support Brake-functie 
(voor voetgangers die achterlangs 
lopen) onnodig in werking treedt
Trap het rempedaal direct in nadat de Par-
king Support Brake-functie (voor voetgan-
gers die achterlangs  lopen) in werking is 
getreden. (De werking van de functie 
wordt geannuleerd door het rempedaal in 
te trappen.)
■Correct gebruik van de Parking Sup-
port Brake-functie (voor voetgan-
gers die achterlangs lopen)
→ Blz. 277
A
B
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 290  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

291
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Voorwaarde voor werking van de Par-
king Support Brake-functie (voor voet-
gangers die achterlangs lopen)
De functie werkt als het controlelampje PKSB 
OFF niet brandt of knippert ( →Blz. 108, 429) 
en aan alle onderstaande voorwaarden wordt 
voldaan:
●Begrenzingsregeling vermogen brandstof-
celsysteem
• De Parking Support Brake is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
• De selectiehendel staat in stand R.
• De camerasensor acht er signaleert tijdens 
het achteruitrijden een voetganger achter 
de auto en het systeem oordeelt dat de 
kans op een aanrijding met de gesigna-
leerde voetganger groot is.
●Remregeling
• De begrenzingsregeling van het brandstof- celsysteem is in werking.
• De Parking Support Brake stelt vast dat  een noodstop noodzakelijk is om een aan-
rijding met een voetganger te voorkomen.
■Voorwaarden voor het stoppen van de 
werking van de Parking Support Brake-
functie (voor voetgangers die achter-
langs lopen)
De werking van de functie stopt als aan één 
van de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
●Begrenzingsregeling vermogen brandstof-
celsysteem
• De Parking Support Brake is uitgescha- keld.
• De aanrijding kan worden voorkomen met  normaal remmen.
• De voetganger wordt niet langer achter de  auto gesignaleerd.
●Remregeling
• De Parking Support Brake is uitgescha- keld.
• Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken  nadat de auto door de remregeling tot stil-
stand is gebracht.
• Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de  auto tot stilstand is gebracht door de rem-
regeling.
• De voetganger wordt niet langer achter de  auto gesignaleerd.
■Opnieuw inschakelen van de Parking 
Support Brake-functie (voor voetgan-
gers die achterlangs lopen)
→ Blz. 285
■Detectiegebied van de Parking Support 
Brake-functie (voor voetgangers die 
achterlangs lopen)
Het detectiegebied van de Parking Support 
Brake-functie (voor voetgangers die achter-
langs lopen) verschilt van dat van de RCD-
functie ( →Blz. 279). Daardoor wordt de Par-
king Support Brake-functie (voor voetgangers 
die achterlangs lopen) mogelijk niet geacti-
veerd, ook al signaleert de RCD-functie een 
voetganger en wordt er een waarschuwing 
gegeven.
■Situaties waarin het systeem mogelijk 
niet goed werkt
→ Blz. 280
■Situaties waarin het systeem mogelijk 
onverwacht ingeschakeld wordt
→ Blz. 280
OPMERKING
■Wanneer “Parking Support Brake 
Unavailable Remove the Dirt from 
Rear Camera” (Parking Support 
Brake niet beschikbaar, verwijder het 
vuil van de camera achter) wordt 
weergegeven op het multi-informatie-
display en het controlelampje PKSB 
OFF knippert
Als deze melding direct nadat het contact 
AAN is gezet wordt weergegeven, bedien 
de auto dan voorzichtig en let daarbij goed 
op de omgeving.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 291  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

303
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Trap, als de auto stopt in een positie waarin 
u het vak kunt verlaten, het rempedaal of 
gaspedaal in. “Advanced Park Finished” 
(Advanced Park beëindigd) wordt weergege-
ven en de begeleiding wordt beëindigd. Pak 
het stuurwiel vast en rijd vooruit.
■Als u merkt dat de auto een voertuig, 
object, persoon of greppel in de buurt 
te dicht nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot stil-
stand te brengen en zet de selectiehendel in 
een andere stand om de koers van de auto te 
veranderen. Op dat moment wordt de bege-
leiding onderbroken. Als de toets “Start” ech-
ter wordt geselecteerd, wordt de begeleiding 
hervat en beweegt de auto in de richting die 
overeenkomt met de geselecteerde stand 
van de selectiehendel.
■Functie wegrijden na fileparkeren●Als de bestuurder terwijl de begeleiding in 
werking is bepaalt dat de auto het parkeer-
vak kan verlaten en het stuurwiel bedient, 
wordt de begeleiding op die positie beëin-
digd.
●Gebruik de functie wegrijden na fileparke-
ren niet in een andere situatie dan bij het 
verlaten van een fileparkeerplek. Trap het 
rempedaal in, breng de auto tot stilstand 
en druk vervolgens op de hoofdschakelaar 
van Advanced Park om de begeleiding uit 
te schakelen als de begeleiding onbedoeld 
in werking is getreden.
■Situaties waarin de functie wegrijden na 
fileparkeren niet werkt
In de volgende situaties werkt de functie 
wegrijden na fileparkeren niet:
●Als er in de vertrekrichting auto's staan te 
wachten bij een verkeerslicht
●Als er een auto stilstaat in het gebied ach-
ter de plek van waaruit de auto vertrekt
●Als er wordt gesignaleerd dat er zich een 
muur, pilaar of persoon in de buurt van een 
zijsensor voor of achter bevindt
●Wanneer de auto geparkeerd staat op een 
stoeprand en een zijsensor het wegdek 
signaleert
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 303  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

304
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Als er geen auto geparkeerd staat vóór de 
auto
●Als er heel veel ruimte zit tussen de voor-
zijde van de auto en een geparkeerde auto
■Beschrijving functie
De geheugenfunctie kan worden 
gebruikt om te parkeren in een eerder 
geregistreerd parkeervak, zelfs als er 
geen vak is aangebracht en er geen 
ernaast geparkeerde auto's zijn.
Er kunnen maximaal 3 parkeervakken 
worden geregistreerd.
WAARSCHUWING
■Functie wegrijden na fileparkeren
Rijd in de volgende situatie voorzichtig 
omdat de zijsensoren obs takels mogelijk 
niet juist detecteren, waardoor er een 
ongeval kan ontstaan.
●Als er een object aanwezig is in een 
gebied dat buiten het detectiebereik van 
de zijsensoren valt
Obstakel
●Het kan voorkomen dat de sensoren 
bepaalde objecten niet signaleren, zoals 
de volgende:
• Dunne objecten zoals draden, hekken  en touwen
• Katoen, sneeuw en andere materialen  die geluidsgolven absorberen
• Zeer hoekige objecten
• Lage objecten
A
WAARSCHUWING
• Hoge objecten waarbij het bovenste  deel uitsteekt
• Bewegende objecten zoals mensen of  dieren
Mensen worden mogelijk ook niet gesigna-
leerd als ze bepaalde soorten kleding dra-
gen. Controleer altijd de omgeving van de 
auto.
●Als er zich een gat of geul in de vertrek-
richting bevindt
Geheugenfunctie
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 304  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

316
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als het uiterlijk van het parkeervak 
wordt beïnvloed door de schaduw 
van een geparkeerde auto of bomen 
(bijvoorbeeld de schaduw van de 
grille of de dorpel van een gepar-
keerde auto)
 Als de parkeervaklijnen vervaagd of 
vuil zijn, waardoor ze slecht zicht-
baar zijn
 Als het uiterlijk van het parkeervak 
wordt beïnvloed door de schaduw 
van een voertuig of bomen
■Camera's en sensoren
Camera's en sensoren worden gebruikt 
om geparkeerde auto's te signaleren 
waardoor het identificeren van parkeer-
vakken gemakkelijker wordt.
Camera voor
Camera's opzij
Camera achter
Sensoren
→Blz. 262
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 316  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

317
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■Camerabeelden
Omdat er speciale camera's worden gebruikt, 
wijken de kleuren in de weergegeven afbeel-
dingen mogelijk af van de werkelijke kleuren.
■Detectiebereik van de sensoren
●Detectiebereik van de sensoren bij gebruik 
van de functie haaks inparkeren
Locatie beoogd parkeervak
●Detectiebereik van de sensoren bij gebruik 
van de functie fileparkeren en wegrijden
Locatie beoogd parkeervak
●Als er een auto geparkeerd staat achter 
het beoogde parkeervak en de afstand tus-
sen deze auto en uw auto te groot wordt, 
kan deze auto mogelijk niet meer worden 
gesignaleerd. Afhankelijk van de vorm en 
de staat van een geparkeerde auto, wordt 
het detectiebereik mogelijk te kort of kan 
de auto wellicht niet worden gesignaleerd.
●Andere objecten dan geparkeerde auto's, 
zoals een pilaar of muur, worden mogelijk 
niet gesignaleerd. En als ze wel worden 
gesignaleerd, wordt het beoogde parkeer-
vak mogelijk ni et goed ingesteld.
A
A
WAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat Advanced Park 
goed werkt
→ Blz. 263
Raadpleeg daarnaast “Panoramic view 
monitor” of “Peripheral Monitoring-sys-
teem” in de handleiding van het navigatie- 
en multimediasysteem.
■Als de sensoren niet goed werken
●In de volgende situaties werken de sen-
soren mogelijk niet goed, hetgeen kan 
leiden tot een ongeval. Rijd voorzichtig 
verder.
• Wanneer een sensor is bevroren. (Het  ontdooien van de sensor zal het pro-
bleem oplossen.) Vooral bij lage buiten-
temperaturen kan het gebeuren dat er 
ten gevolge van een bevroren sensor 
een abnormaal beeld te zien is op het 
display of dat geparkeerde auto's niet 
worden gesignaleerd.
• Als de auto schuin staat onder een  steile hoek
• Als het extreem warm of koud is
• Bij rijden op hobbelige wegen, hellin- gen, grindwegen of gras
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 317  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

318
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Selecteer   op het multimedia-dis-
play en selecteer vervolgens “Advan-
ced Park”.
■Snelheidsprofiel
De rijsnelheid waarmee het parkeren 
wordt begeleid, kan worden ingesteld.
Deze instelling kan ni et worden gewijzigd tij-
dens het registreren van een parkeervak in 
de geheugenfunctie.
■Detectiegebied voor obstakels
De afstand waarop obstakels worden 
vermeden tijdens de parkeerbegelei-
ding kan worden ingesteld.
■Voorkeursparkeermethode
De voorkeursparkeerrichting die wordt 
weergegeven bij een parkeervak waar-
bij haaks inparkeren en fileparkeren 
mogelijk zijn, kan worden ingesteld.
■Aanpassen parkeerkoers
De koers die wordt aangehouden bij de 
parkeerbegeleiding, kan naar binnen of 
naar buiten worden aangepast.
Als de banden versleten zijn, kan de koers 
van de auto afwijken van het midden van het 
parkeervak.
■Aanpassen wegbreedte
De breedte van het gebied waarbinnen 
de auto zich beweegt tijdens de par-
keerbegeleiding kan worden ingesteld.
■Wissen geregistreerd parkeervak
In de geheugenfunctie geregistreerde 
parkeervakinformatie kan worden 
gewist.
WAARSCHUWING
• Als er door claxons, motorfietsmotoren,  luchtremmen van vrachtwagens of sen-
soren van andere voertuigen ultrasoon-
golven worden geproduceerd in de 
buurt van de auto
• Als het regent of als er water op een  sensor is gespat
• Als het gebied rond de auto donker is of  bij tegenlicht
• Als de auto is uitgerust met een spat- bordantenne of radioantenne
• Wanneer een sensor zich extreem dicht  in de buurt van een geparkeerde auto 
bevindt
• Als er zich een geparkeerde auto naast  het beoogde parkeervak bevindt en het 
weergegeven beoogde parkeervak zich 
ver van het werkelijke beoogde parkeer-
vak bevindt, is een sensor mogelijk ver-
keerd uitgelijnd. Laat de auto nakijken 
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
• Plaats geen accessoires binnen het  detectiegebied van de sensoren.
●Advanced Park begeleidt de auto naar 
een geschikte positie  om de rijrichting te 
veranderen, maar als u merkt dat de 
auto op een bepaald moment de 
ernaast geparkeerde auto te dicht 
nadert, trap dan het rempedaal in en zet 
de selectiehendel in een andere stand. 
Als u dat doet, neemt het aantal keer 
dat moet worden gedraaid echter moge-
lijk toe en wordt de auto mogelijk schuin 
geparkeerd.
Wijzigen van de instellingen
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 318  Friday, November 6, 2020  11:27 AM