
230
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Als de voorzijde van de auto omhoog of  omlaag staat
• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Als een ruitenwisserblad de camera voor  blokkeert
• Er wordt met extreem hoge snelheden  gereden
• Als op een helling wordt gereden
• Wanneer de radarsensor of de camera  voor niet goed is uitgelijnd
• Wanneer u op een rijstrook rijdt en  rechts/links afslaat terwijl er ten minste 1 
rijstrook verderop tegenliggers rijden
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan  tegenliggers een eind bij u vandaan zijn
• Wanneer tijdens het rechts/links afslaan  een voetganger uw auto van achteren of 
opzij nadert
●In aanvulling op het bovenstaande werkt 
de Emergency Steering Assist in sommige 
situaties, zoals de onderstaande, mogelijk 
niet. • Wanneer de witte (gele) rijstrookmarkerin-
gen niet goed zichtbaar zijn, bijvoorbeeld 
wanneer deze vaag zijn of splitsen/samen-
komen of wanneer er een schaduw over 
valt
• Wanneer de rijstrook breder of smaller is  dan gebruikelijk
• Wanneer er een licht en donker patroon op  het wegdek aanwezig is, bijvoorbeeld als 
gevolg van wegwerkzaamheden
• Wanneer het doel te dichtbij is
• Wanneer er onvoldoende ruimte is waar de  auto veilig en onbelemmerd in kan rijden
• Wanneer er tegenliggers zijn
• Wanneer de VSC-functie in werking is
●In bepaalde situaties, zoals onderstaande, 
wordt er mogelijk onvoldoende remkracht 
of stuurkracht gegenereerd, waardoor het 
systeem niet goed werkt:
• Als de remmen niet op volle sterkte kun- nen werken, bijvoorbeeld wanneer de 
onderdelen van het remsysteem extreem 
koud, extreem heet of nat zijn
• Als de auto niet goed wordt onderhouden  (extreem versleten remdelen of banden, 
onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als er met de auto gereden wordt op grind  of een andere gladde ondergrond
• Bij diepe spoorvorming in het wegdek
• Als op een helling wordt gereden
• Bij het rijden over wegen met hellingen  links of rechts
■Als de VSC wordt uitgeschakeld
●Als de VSC wordt uitgeschakeld 
(→ Blz. 324), worden ook de Pre-Crash 
Brake Assist-functie en de Pre-Crash 
Brake-functie uitgeschakeld.
●Het waarschuwingslampje PCS gaat bran-
den en “VSC Turned OFF Pre-Collision 
Brake System Unavailable” (VSC uitge-
schakeld, Pre-Crash Brake-systeem niet 
beschikbaar) wordt weergegeven op het 
multi-informatiedisplay.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 230  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

240
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Wanneer bij het nemen van een bocht het 
systeem vaststelt dat de auto de rijstrook 
dreigt te verlaten terwijl de Lane Centering-
functie in werking is.
Afhankelijk van de voertuigconditie en de 
conditie van de weg, wordt er mogelijk geen 
waarschuwing gegeven. Bovendien wordt, 
als het systeem signaleert dat de auto in een 
bocht rijdt, de bestuurder eerder gewaar-
schuwd dan bij het rijden op een rechte weg.
●Wanneer het systeem signaleert dat de 
bestuurder rijdt zonder het stuurwiel vast te 
houden terwijl de stuurassistentie in wer-
king is.
Als de bestuurder zijn handen van het stuur-
wiel blijft houden en de stuurwielassistentie in 
werking is, klinkt de zoemer en wordt de 
bestuurder gewaarschuwd. Elke keer dat de 
zoemer klinkt, houdt het geluid hiervan langer 
aan.
De zoemer klinkt ook als het type waarschu-
wing is ingesteld op  .
■Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Als het systeem oordeelt dat de auto slingert 
terwijl de waarschuwingsf unctie voor het slin-
geren van de auto in werking is, klinkt er een 
zoemer en wordt er een waarschuwingsmel-
ding weergegeven om de bestuurder aan te 
sporen rust te nemen. Tegelijkertijd wordt het 
in de afbeelding weergegeven symbool op 
het multi-informatiedisplay weergegeven.
Afhankelijk van de auto en de conditie van de 
weg, wordt er mogelijk geen waarschuwing 
gegeven.
■Waarschuwingsmelding
Als de volgende waarschuwingsmelding 
wordt weergegeven op het multi-informatie-
display en het controlelampje LTA oranje 
brandt, volg dan de desbetreffende storing-
zoekprocedure. Volg de instructies die op het 
scherm worden weergegeven als er een 
andere waarschuwingsmelding wordt weer-
gegeven.
●“LTA Malfunction Visit Your Dealer” (Sto-
ring in LTA. Ga naar uw dealer)
Het systeem werkt mogelijk niet goed. Laat 
de auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere 
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
●“LTA Unavailable” (LTA niet beschikbaar)
Het systeem is tijdelijk uitgesc hakeld als 
gevolg van een storing in een andere sensor 
dan de camera voor. Schakel het LTA-sys-
teem uit, wacht een poosje en schakel het 
LTA-systeem weer in.
●“LTA Unavailable at Current Speed” (LTA 
niet beschikbaar bij huidige snelheid)
De functie kan niet worden gebruikt als de rij-
snelheid hoger is dan het werkingsbereik van 
het LTA-systeem. Rijd langzamer.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Er kunnen instellingen van de functie worden 
gewijzigd. (Systemen met mogelijkheden 
voor persoonlijke 
voorkeursinstellingen: →Blz. 474)
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 240  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

244
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Instellen
1 Druk op   of   van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpaneel 
en selecteer  .
2 Druk op   of   van de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpa-
neel, selecteer  RSA en druk 
vervolgens op  .
■Automatisch uitschakelen van weer-
gave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of meer 
verkeersborden automatisch uitgeschakeld.
●Er wordt over een bepaalde afstand geen 
verkeersbord herkend.
●De weg verandert als gevolg van een 
afslag naar links of rechts, enz.
■Omstandigheden waaronder de functie 
mogelijk niet goed werkt of niet goed 
signaleert
In de volgende situaties werkt de RSA niet 
normaal en worden verkeersborden mogelijk 
niet herkend, worden onjuiste verkeersbor-
den weergegeven, enz. Dit duidt echter niet 
op een storing.
●De camera voor is niet goed uitgelijnd 
doordat de sensor, enz. is blootgesteld aan 
hevige schokken.
●Er zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz. op 
de voorruit in de buurt van de camera voor.
●Onder barre weersomstandigheden, bij-
voorbeeld bij zware regenval, mist, 
sneeuw of zandstormen
●Licht van een tegenligger, de zon, enz. 
dringt de camera voor binnen.
●Het verkeersbord is vuil of vervaagd, staat 
scheef of is krom.
●Het elektronische verkeersbord heeft wei-
nig contrast.
●Het verkeersbord gaat helemaal of gedeel-
telijk verscholen achter boombladeren, een 
paal, o.i.d.
●Het verkeersbord is alleen korte tijd zicht-
baar voor de camera voor.
●De omgeving (bij afslaan, rijstrookwisse-
ling, enz.) wordt onjuist beoordeeld.
●Wanneer een verkeersbord niet van toe-
passing is op de rijstrook waar op dat 
moment op wordt gereden, maar dit bord 
wel direct na een vertakking van de snel-
weg staat of bij een aangrenzende rijstrook 
net voordat rijstroken samenkomen.
●Er zitten stickers op de achterzijde van de 
voorligger.
●Er wordt een verkeersbord herkend dat lijkt 
op een verkeersbord dat compatibel is met 
het systeem.
●Mogelijk worden verkeersborden met de 
snelheidslimiet voor parallelwegen gesig-
naleerd en weergegeven (wanneer deze in 
het zicht van de camera voor staan) terwijl 
de auto op de hoofdweg rijdt.
●Mogelijk worden verkeersborden met de 
maximaal toegestane snelheid voor afsla-
gen van rotondes gesignaleerd en weerge-
geven (wanneer deze in het zicht van de 
camera voor staan) terwijl de auto op de 
rotonde rijdt.
●De voorzijde van de auto staat omhoog of 
omlaag door de belading van de auto.
●De helderheid van het omgevingslicht is 
niet voldoende of verandert plotseling.
●Wanneer een verkeersbord voor vrachtwa-
gens, enz. wordt herkend.
●Er wordt met de auto in een land gereden 
waar het verkeer aan de andere kant rijdt.
●De kaartgegevens van het navigatiesys-
teem zijn niet meer up-to-date.
●Het navigatiesysteem werkt niet.
●De snelheidsinformatie die op het instru-
mentenpaneel wordt weergegeven ver-
schilt mogelijk van de informatie die wordt 
weergegeven op het navigatiesysteem als 
gevolg van de gebruikte kaartgegevens 
van het navigatiesysteem.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 244  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

246
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■BedieningsschakelaarsAfstandsschakelaar
Schakelaar +RES
Cruise control-hoofdschakelaar
Uitschakeltoets
Schakelaar -SET
WAARSCHUWING
■Voordat u de Dynamic Radar Cruise 
Control met volledig snelheidsbereik 
gebruikt
●Voor veilig rijden is alleen de bestuurder 
verantwoordelijk. Vertrouw niet alleen 
op het systeem en rijd voorzichtig door 
altijd goed op de omgeving te letten.
●De Dynamic Radar Cruise Control met 
volledig snelheidsbereik biedt onder-
steuning bij het rijden om de bestuurder 
te ontlasten. Er zijn echter grenzen aan 
de geboden ondersteuning.
Lees de hierna gegeven aanwijzingen 
aandachtig door. Vertrouw niet blinde-
lings op dit systeem  en rijd altijd voor-
zichtig.
• Omstandigheden waarin de sensor  voorliggers mogelijk niet op de juiste 
manier signaleert:  →Blz. 256
• Omstandigheden waaronder de  afstandsregelmodus mogelijk niet goed 
werkt:  →Blz. 256
A
B
C
D
E
●Stel de geschikte snelheid in op basis 
van de snelheidslimi et, de verkeersin-
tensiteit, de wegcondities, de weersom-
standigheden, enz. De bestuurder is 
verantwoordelijk voor het controleren 
van de ingestelde snelheid.
●Zelfs als het systeem normaal werkt, 
kan de door het systeem gesignaleerde 
status van de voorligger afwijken van de 
door de bestuurder waargenomen sta-
tus. Daarom moet de bestuurder altijd 
alert blijven, het gevaar van elke situatie 
inschatten en veilig rijden. Volledig ver-
trouwen op het systeem of aannemen 
dat het systeem de veiligheid garan-
deert tijdens het rijden kan leiden tot 
een ongeval met ernstig letsel als 
gevolg.
●Schakel de Dynamic Radar Cruise Con-
trol met volledig snelheidsbereik uit met 
de cruise control-hoofdschakelaar als 
deze niet wordt gebruikt.
■Waarschuwingen met betrekking tot 
de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen 
in acht, aangezien er grenzen zijn aan de 
door het systeem geboden ondersteuning. 
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval ver-
oorzaken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
●De bestuurder helpen bij het meten van 
de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik dient alleen ter 
ondersteuning van de bestuurder bij het 
bepalen van de volgafstand tussen de 
eigen auto en een bepaalde voorligger. 
Het systeem is niet bedoeld om zorgeloos 
of roekeloos rijgedrag te rechtvaardigen 
en kan de bestuurder  ook niet helpen tij-
dens het rijden bij slecht zicht. 
Het blijft noodzakelijk dat de bestuurder 
zelf de omgeving van de auto goed in de 
gaten houdt.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 246  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

247
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
●De bestuurder helpen bij het bepalen 
van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik bepaalt of de volgaf-
stand tussen de eigen auto en een 
bepaalde voorligger binnen een vastge-
legd bereik ligt. Het systeem kan geen 
andere beoordelingen maken. Het is 
daarom strikt noodzakelijk dat u zelf alert 
blijft en inschat of een situatie mogelijk 
gevaarlijk is.
●De bestuurder helpen bij het bedienen 
van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control met vol-
ledig snelheidsbereik heeft geen functies 
om aanrijdingen met een voorligger te 
voorkomen of vermijden. Daarom dient u 
wanneer er gevaar dreigt direct de con-
trole over de auto te nemen en juist te han-
delen om de veiligheid van alle 
betrokkenen te garanderen.
■Situaties waarin de Dynamic Radar 
Cruise Control met volledig snel-
heidsbereik niet kan worden gebruikt
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control 
met volledig snelheidsbereik niet in de vol-
gende situaties. Als u dat wel doet, wordt 
de snelheid mogelijk niet goed geregeld, 
waardoor een ongeval met ernstig letsel 
kan ontstaan.
●Op wegen met voetgangers, fietsers, 
enz.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw 
glad zijn
●Op steile hellingen bergafwaarts of op 
afwisselend sterk dalende en sterk stij-
gende wegen
Bij het afdalen van een steile helling kan 
de rijsnelheid de in gestelde snelheid 
overschrijden.
●Op invoegstroken van autowegen en 
snelwegen
●Als de weersomstandigheden zo slecht 
zijn dat ze een juiste signalering door de 
sensoren onmogelijk zouden kunnen 
maken (mist, sneeuw, zandstorm, zware 
regenval, enz.)
●Als er regen, sneeuw, enz. op de voor-
zijde van de radar of de camera voor zit
●In verkeersomstandigheden waarbij 
herhaaldelijk accelereren en decelere-
ren noodzakelijk is
●Tijdens het slepen in een noodgeval
●Als er vaak een naderingswaarschu-
wing hoorbaar is
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 247  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

248
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
In deze modus registreert een radar of er binnen ongeveer 100 meter voor u een 
voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw auto en 
de voorligger te berekenen en een geschikte afstand tussen uw auto en de voorlig-
ger te handhaven. De gewenste tussenafs tand kan tevens met de afstandsschake-
laar worden ingesteld.
Bij het afdalen van een helling kan de tussenafstand korter worden.
Voorbeeld van het rijden me t een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld.
Voorbeeld van deceleratie en het volgen van een auto
Wanneer een voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de snelheid van 
uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden  gereduceerd, schakelt het systeem het rem-
systeem in (de remlichten gaan dan branden). Het systeem regelt de snelheid van de auto zo 
dat de afstand die de bestuurder heeft ingest eld tot de voorligger gehandhaafd blijft. Als het 
systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om een veilige afstand tot de voorligger te cre-
ëren, klinkt er een naderingswaarschuwing.
Wanneer uw voorligger stopt, stopt uw auto ook (de auto wordt door het systeem stilgezet). 
Als uw voorligger begint te rijden, wordt het ri jden met de volgregeling hervat wanneer u op de 
schakelaar +RES drukt of het gaspedaal intrapt (bed iening om weg te rijden). Als de bediening 
om weg te rijden niet wordt uitgevoerd, zorgt de regeling van het systeem ervoor dat uw auto 
stil blijft staan.
Als u de richtingaanwijzers inschakelt en bij een ri jsnelheid van 80 km/h of hoger een rijstrook 
opschuift om in te halen, zal de auto accele reren zodat een voertuig op de andere rijstrook 
sneller kan worden ingehaald.
Rijden in de afstandsregelmodus
A
B
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 248  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

255
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Als de voorligger binnen 3 seconden nadat 
uw auto is gestopt begint te rijden, wordt 
het rijden met de volgregeling hervat.
■Automatisch uitschakelen van de 
afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt automatisch 
uitgeschakeld in de volgende situaties.
●De VSC is geactiveerd.
●De TRC is gedurende een bepaalde peri-
ode geactiveerd.
●Wanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
●De sensor kan niet goed signaleren omdat 
hij ergens door bedekt is.
●Wanneer de remregeling of de begren-
zingsregeling voor het vermogen van een 
ondersteunend systeem in werking is. (Bij-
voorbeeld: Pre-Crash Safety-systeem, 
wegrijregeling)
●De parkeerrem is geactiveerd.
●De auto wordt door het systeem stilgezet 
op een steile helling.
●Als de auto door het systeem is stilgezet, 
wordt het volgen van de voorligger in de 
volgende gevallen niet hervat:
• De bestuurder draagt geen veiligheidsgor- del.
• Het bestuurdersportier wordt geopend.
• De auto staat langer dan 3 minuten stil.
●Als de functie Br-modus is geselecteerd.
Als de afstandsregelmodus om een andere 
dan de hierboven genoemde redenen auto-
matisch uitgeschakeld wordt, kan er een sto-
ring in het systeem aanwezig zijn. Neem 
contact op met een erkende Toyota-dealer of 
hersteller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■Automatisch uitschakelen van de con-
stante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus wordt 
automatisch uitgeschak eld in de volgende 
situaties:
●Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan onge-
veer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid.
●Werkelijke rijsnelheid  zakt onder ongeveer 
30 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
●De TRC is gedurende een bepaalde peri-
ode geactiveerd.
●Wanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
●Wanneer de remregeling of de begren-
zingsregeling voor het vermogen van een 
ondersteunend systeem in werking is. (Bij-
voorbeeld: Pre-Crash Safety-systeem, 
wegrijregeling)
●Als de functie Br-modus is geselecteerd.
Als de constante-snel heidsregelmodus om 
een andere dan de hierboven genoemde 
redenen automatisch uitgeschakeld wordt, 
kan er een storing in het systeem aanwezig 
zijn. Neem contact op met een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
■Situaties waarin de functie voor verla-
ging van de bochtensnelheid mogelijk 
niet werkt
In situaties zoals de onderstaande, werkt de 
functie voor verlaging van de bochtensnel-
heid mogelijk niet:
●Wanneer met de auto in een flauwe bocht 
wordt gereden
●Wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
●Wanneer met de auto in een zeer korte 
bocht wordt gereden
■De Dynamic Radar Cruise Control met 
Road Sign Assist werkt mogelijk niet 
goed wanneer
De Dynamic Radar Cruise Control met Road 
Sign Assist werkt mogelijk niet goed in situa-
ties waarbij de RSA mogelijk niet goed werkt 
of niet goed signaleert ( →Blz. 244). Contro-
leer daarom, wanneer u deze functie 
gebruikt, het weergegeven verkeersbord met 
de snelheidslimiet.
In de onderstaande gevallen wordt de inge-
stelde snelheid mogelijk  niet gewijzigd in de 
herkende snelheidslimiet door het ingedrukt 
houden van de schakelaar +RES/-SET:
●Als er geen informatie over de snelheidsli-
miet beschikbaar is
●Wanneer de herkende snelheidslimiet 
gelijk is aan de i ngestelde snelheid
●Wanneer de herkende snelheidslimiet bui-
ten het snelheidsbereik van het Dynamic 
Radar Cruise Control-systeem ligt
■Werking van de remmen
Er kan een geluid van de remmen hoorbaar 
zijn en de reactie van het rempedaal kan ver-
anderen, maar dit duidt niet op een storing.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 255  Friday, November 6, 2020  11:27 AM 

256
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Waarschuwingsmeldingen en zoemers 
voor de Dynamic Radar Cruise Control 
met volledig snelheidsbereik
Waarschuwingsmeldingen en zoemers wor-
den gebruikt om een systeemstoring aan te 
geven of om de bestuurder te informeren dat 
hij tijdens het rijden extra moet opletten. Lees 
de op het multi-informatiedisplay weergege-
ven waarschuwingsmelding en volg de aan-
wijzingen op. ( →Blz. 217, 435)
■Omstandigheden waarin de sensor 
voorliggers mogelijk niet op de juiste 
manier signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en afhanke-
lijk van de omstandigheden het rempedaal 
wanneer het systeem onvoldoende decele-
reert of bedien het gaspedaal wanneer moet 
worden geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht 
niet op de juiste manier signaleert, wordt er 
mogelijk geen naderingswaarschuwing 
( → Blz. 252) gegeven.
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Auto's die met lage snelheden rijden
●Auto's die niet op dezelfde rijstrook rijden
●Voertuigen met een relatief kleine achter-
zijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
●Als door omringend verkeer opgeworpen 
water of sneeuw de signalering door de 
sensor hindert
●Als de achterzijde van de auto ver ingezakt 
is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
●De voorligger heeft een extreem grote 
bodemvrijheid
■Omstandigheden waaronder de 
afstandsregelmodus mogelijk niet goed 
werkt
Bedien indien nodig in onderstaande geval-
len het rempedaal (of, afhankelijk van de situ-
atie, het gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk niet 
op de juiste manier signaleert, werkt het sys-
teem mogelijk niet goed.
●Als de weg erg bochtig is of de rijstroken 
erg smal zijn
●Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uit-
voeren of frequent van rijstrook wisselt
●Als uw voorligger plotseling decelereert
●Als u op een weg rijdt die wordt omgeven 
door een constructie,  zoals in een tunnel of 
op een ijzeren brug
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book  Page 256  Friday, November 6, 2020  11:27 AM