2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelDigitale instrumentenpanelen 10
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 12
Meters 18
Handmatige controle 22
Kilometerteller 22
Dimmer dashboardverlichting 23
Boordcomputer 23
Touchscreen 24
Externe functies (plug-in hybride) 26
2Toegang tot de autoElektronische sleutel met afstandsbediening en
ingebouwde fysieke sleutel 28
Keyless Entry and Start 30
Noodprocedures 32
Centrale vergrendeling 34
Alarm 35
Portieren 37
Achterklep 38
Elektrisch bedienbare achterklep 39
Elektrische ruitbediening 42
Panoramadak 43
3Ergonomie en comfortZitpositie 46
Voorstoelen 47
Het stuurwiel verstellen 50
Spiegels 51
Achterbank 52
Verwarming en ventilatie 54
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
55
Ontwasemen - ontdooien voorruit en voorste
zijruiten
58
Voorruitverwarming 58
Ontwasemen - ontdooien achterruit 59
Extra verwarmings-/ventilatiesysteem 59
Voorverwarming / -koeling (plug-in hybride) 60
Voorzieningen vóór 61
Plafonniers 65
Sfeerverlichting interieur 66
Voorzieningen achter 66
Voorzieningen in de bagageruimte 67
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 72
Richtingaanwijzers 73
Hoogteverstelling van de koplampen 74
Automatisch inschakelen van de koplampen 74
Follow me home- en instapverlichting 75
Automatische verlichtingssystemen - Algemene
aanbevelingen
75
Grootlichtassistent 76
Statische bochtverlichting 77
Night Vision 77
Ruitenwisserschakelaar 78
Ruitenwisserbladen vervangen 80
Automatische stand ruitenwissers 81
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid 82
Alarmknipperlichten 82
Claxon 83
Geluidssignaal voor voetgangers (plug-in hybride) 83
Noodoproep of pechhulpoproep 83
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 85
Veiligheidsgordels 87
Airbags 89
Actieve motorkap 92
Kinderzitjes 92
De airbag vóór aan passagierszijde uitschakelen 95
ISOFIX-kinderzitjes 97
i-Size-kinderzitjes 101
Kinderbeveiliging 102
6RijdenRijadviezen 104
Starten / afzetten van de motor 105
Plug-in hybrideauto starten 106
Elektrische parkeerrem 107
Automatische transmissie 11 0
Elektrische automatische transmissie
(plug-in hybride)
11 3
Hill Start Assist 11 4
Active Suspension Control 11 5
Rijstanden 11 5
Schakelindicator 11 8
Stop & Start 11 8
Bandenspanningscontrolesysteem 120
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
121
Verkeersbordherkenning 123
Snelheidsbegrenzer 126
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 128
Programmeerbare snelheidsregelaar 128
Snelheden opslaan 130
Drive Assist Plus 130
Adaptieve snelheidsregelaar 131
Lane Positioning Assist 134
4
Overzicht
Presentatie
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen alleen
ter informatie. De aanwezigheid en de locatie van
bepaalde elementen kunnen variëren afhankelijk
van de uitvoering of het uitrustingsniveau.
Cockpit
1. Bediening schuif- / kanteldak en zonnescherm
Aanraakgevoelige plafonnier /
aanraakgevoelige kaartleeslampjes vóór
2. Pictogrammendisplay veiligheidsgordels en
airbag vóór aan passagierszijde
Noodoproep / pechhulpoproep
3. Binnenspiegel / ledcontrolelampje
Electric-rijstand
4. Digitaal head-up display
5. Schakelaarpaneel aan de zijkant /
Kaartenhouder
6. Zekeringkast
7. Motorkap openen
8. Bedieningspaneel buitenspiegels en elektrisch
bedienbare ruiten
9. Middenarmsteun voor
Jack-aansluiting
10. 12V-aansluiting of USB-aansluiting 11 .
Airbag vóór aan passagierszijde
12. Dashboardkastje
Middenconsole
1.Alarmknipperlichten
Centrale vergrendeling
2. 8" touchscreen met
PEUGEOT Connect Radio of
10"
HD-touchscreen met PEUGEOT Connect
Nav
3. 12V
-aansluiting of USB-aansluiting(en)
Opbergruimte
Draadloze smartphonelader
4. Versnellingsbakbediening
Full Park Assist
5. Starten / afzetten van de motor met START/
STOP
6. Elektrische parkeerrem
7. Keuzeschakelaar rijstand
Schakelaars op en rondom het stuurwiel
1.Schakelaar verlichting / richtingaanwijzers /
onderhoudsindicator
2. Schakelaar ruitenwissers / ruitensproeier /
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Claxon / airbag vóór aan bestuurderszijde
5. Bediening voor snelheidsregelaar
/ snelheidsbegrenzer / Adaptieve
snelheidsregelaar
6. Bediening audiosysteem
A. Keuze van de weergavemodus van het
instrumentenpaneel
B. Gesproken commando's
C. Volume verlagen / verhogen
D. Selecteren van de vorige / volgende media
Een selectie bevestigen
5
Overzicht
Schakelaars op en rondom het stuurwiel
1.Schakelaar verlichting / richtingaanwijzers /
onderhoudsindicator
2. Schakelaar ruitenwissers / ruitensproeier /
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Claxon / airbag vóór aan bestuurderszijde
5. Bediening voor snelheidsregelaar
/ snelheidsbegrenzer / Adaptieve
snelheidsregelaar
6. Bediening audiosysteem
A. Keuze van de weergavemodus van het
instrumentenpaneel
B. Gesproken commando's
C. Volume verlagen / verhogen
D. Selecteren van de vorige / volgende media
Een selectie bevestigen E.
Toegang tot het menu Telefoon
Gesprekken beheren
F. Selecteren van een audiobron
G. Weergave van de lijst van radiozenders /
muzieknummers
Schakelaarpaneel aan de zijkant
1. Hoogteafstelling van de koplampen (halogeen)
2. Elektrisch bedienbare achterklep
3. Active Lane Departure Warning System
4. Lane Positioning Assist
5. Alarm
6. Controlelampje voorverwarmen / voorkoelen
7. Voorruitverwarming
8. Openen van de brandstofvulklep
Middelste rijen schakelaars
1. Bedieningselementen voor 8" touchscreen
met
PEUGEOT Connect Radio of
10"
HD-touchscreen met PEUGEOT Connect
Nav
Toegang tot het menu Energy
2. Stoelverwarming
3. Stop & Start
4. Voorruitontwaseming
5. Luchtrecirculatie in het interieur
6. Achterruitverwarming
7. Automatische airconditioning
28
Toegang tot de auto
Elektronische sleutel met
afstandsbediening en
ingebouwde fysieke sleutel,
Functies van de
afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering, De afstandsbediening
kan worden gebruikt om de volgende functies op
afstand te regelen:
–
Ontgrendelen / vergrendelen / supervergrendelen
van de auto.
–
Ontgrendelen - Openen van de bagageruimte.
–
Bedienen van verlichting op afstand.
–
Inklappen / uitklappen van de buitenspiegels.
–
Inschakelen / uitschakelen van het alarmsysteem.
–
Lokaliseren van de auto.
–
Openen / sluiten van de ruiten.
–
Sluiten van het schuif- / kanteldak. –
Activeren van de elektrische startonderbreker van
de auto.
De auto kan met behulp van noodprocedures
worden vergrendeld / ontgrendeld, bijvoorbeeld
als de afstandsbediening of de centrale
vergrendeling defect is, of als de accu leeg is. Zie
het betreffende deel voor meer informatie over de
Noodprocedures.
Geïntegreerde sleutel
Afhankelijk van de uitvoering, met de sleutel in de
afstandsbediening kunt u het volgende:
–
De auto ontgrendelen / vergrendelen /
supervergrendelen.
–
De handmatige kinderbeveiliging inschakelen /
uitschakelen.
–
De airbag vóór aan passagierszijde inschakelen /
uitschakelen.
–
De portieren met de reservefunctie ontgrendelen
/ vergrendelen.
► Houd de knop uitgetrokken om de sleutel te
verwijderen of terug te plaatsen.
Wanneer de ingebouwde sleutel is uitgenomen, dient u deze altijd bij u te
houden om de betreffende noodprocedures uit te
kunnen voeren.
Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling (bestuurdersportier, achterklep) kan worden
ingesteld in het menu Rijverlichting/ Auto
van het
touchscreen.
Volledige ontgrendeling
► Druk op de ontgrendelknop.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep / klep
van de laadaansluiting
►
Druk op de ontgrendeltoets.
►
Druk
nogmaals op de toets om de andere
portieren en de achterklep te ontgrendelen.
De laadstekker kan bij de tweede keer drukken
worden losgekoppeld.
De volledige of selectieve ontgrendeling en de
uitschakeling van het alarm worden bevestigd
door het knipperen van de parkeerlichten en / of
dagrijverlichting.
De buitenspiegels worden uitgeklapt.
Selectief ontgrendelen en openen van de
achterklep
Selectief ontgrendelen van de achterklep is
standaard uitgeschakeld en elektrische bediening is
standaard ingeschakeld.
► Houd deze toets ingedrukt.om de
bagageruimte te ontgrendelen en, afhankelijk
van de uitvoering, automatisch openen van de
achterklep te activeren.
Wanneer de selectieve ontgrendeling van de
achterklep is geactiveerd, blijven de portieren en de
brandstofvulklep vergrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling van de achterklep is
uitgeschakeld, wordt de auto bij het indrukken van
de toets volledig ontgrendeld.
Als de elektrische werking van de achterklep is uitgeschakeld, wordt de achterklep bij het
indrukken van de toets op een kier gezet.
U moet de achterklep weer sluiten om de auto te
kunnen vergrendelen.
De auto vergrendelen
Normale vergrendeling
► Druk op de vergrendeltoets.
De vergrendeling en, afhankelijk van de uitvoering,
de inschakeling van het alarm worden bevestigd
door het branden van de richtingaanwijzers.
De buitenspiegels worden ingeklapt.
29
Toegang tot de auto
2Selectief ontgrendelen en openen van de
achterklep
Selectief ontgrendelen van de achterklep is
standaard uitgeschakeld en elektrische bediening is
standaard ingeschakeld.
► Houd deze toets ingedrukt.om de
bagageruimte te ontgrendelen en, afhankelijk
van de uitvoering, automatisch openen van de
achterklep te activeren.
Wanneer de selectieve ontgrendeling van de
achterklep is geactiveerd, blijven de portieren en de
brandstofvulklep vergrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling van de achterklep is
uitgeschakeld, wordt de auto bij het indrukken van
de toets volledig ontgrendeld.
Als de elektrische werking van de achterklep is uitgeschakeld, wordt de achterklep bij het
indrukken van de toets op een kier gezet.
U moet de achterklep weer sluiten om de auto te
kunnen vergrendelen.
De auto vergrendelen
Normale vergrendeling
► Druk op de vergrendeltoets.
De vergrendeling en, afhankelijk van de uitvoering,
de inschakeling van het alarm worden bevestigd
door het branden van de richtingaanwijzers.
De buitenspiegels worden ingeklapt.
Als een van de portieren of de achterklep niet goed is gesloten, kan de auto niet
worden vergrendeld. Als de auto echter is
uitgerust met een alarmsysteem, dan wordt dit na
ongeveer 45 seconden ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren
of de achterklep worden vervolgens niet
geopend, dan wordt de auto automatisch na
ongeveer 30 seconden weer vergrendeld. Als
de auto is uitgerust met een alarmsysteem, dan
wordt dit automatisch weer ingeschakeld.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnenportiergrepen niet. Ook
wordt de toets van de centrale vergrendeling
uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
►
Druk binnen 5 seconden weer op de
vergrendeltoets om de supervergrendeling van de
auto in te schakelen (de richtingaanwijzers gaan kort
knipperen om dit te bevestigen).
Sluiten van de ruiten
De ruiten worden gesloten door de vergrendeltoets langer dan 3 seconden in te
drukken.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet door voorwerpen of personen wordt
gehinderd.
Als u bij een uitvoering met alarmsysteem de
ruiten op een kier wilt laten staan, moet u eerst
de interieurbeveiliging uitschakelen.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over het alarmsysteem.
"Peugeot Adaptive LED Technology" Met Full LED 3D-achterlichten gaan de
achterlichten sequentieel branden wanneer
de auto vergrendeld of ontgrendeld wordt
en wanneer de verlichting op afstand wordt
ingeschakeld.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw vergrendelde auto op
afstand herkennen, door:
–
De richtingaanwijzers of parkeerlichten en/
of dagrijverlichting (afhankelijk van de uitvoering)
knipperen ongeveer 10 seconden.
–
De lampen van de buitenspiegels gaan branden.
–
De plafonniers gaan branden.
► Druk op deze toets.
Op afstand inschakelen van
de verlichting
De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk
van de uitvoering.
30
Toegang tot de auto
► Druk op deze knop. De parkeerlichten,
het dimlicht, de kentekenplaatverlichting en
de instapverlichting in de buitenspiegels gaan
gedurende 30 seconden branden.
Wanneer u nogmaals op de knop drukt voordat de
tijd is verstreken, wordt de verlichting onmiddellijk
uitgeschakeld.
Advies
Afstandsbediening De afstandsbediening is een gevoelig
apparaat dat met hoge frequentie werkt; zit niet
aan de afstandsbediening terwijl u deze in uw
zak hebt, omdat u dan per ongeluk de auto kunt
ontgrendelen.
Druk niet op de toetsen van de afstandsbediening
wanneer u buiten het bereik van de auto
bent, omdat dat ervoor kan zorgen dat de
afstandsbediening niet meer werkt. In dat geval
moet de afstandsbediening worden gereset.
Diefstalbeveiliging Pas de elektronische startblokkering niet
aan, omdat er dan storingen kunnen ontstaan.
Vergrendelen van de auto Wanneer de portieren onder het rijden
zijn vergrendeld, kunnen hulpdiensten in
noodgevallen lastig in de auto komen.
Neem uit veiligheidsoverwegingen de
elektronische sleutel mee als u de auto verlaat,
zelfs wanneer dit voor korte duur is.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat uw sleutels door een PEUGEOT-dealer in
het elektronische geheugen van de auto opslaan,
zodat u zeker weet dat de sleutels in uw bezit de
enige sleutels zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
Keyless Entry and Start
Met dit systeem kunt u de auto ontgrendelen,
vergrendelen en starten terwijl u de elektronische
sleutel op zak heeft in het detectiegebied (A ).
Ontgrendelen van de auto
De selectieve ontgrendeling
(bestuurdersportier, achterklep) kan worden
ingesteld in het menu Rijverlichting/ Auto
van het
touchscreen.
De selectieve ontgrendeling is standaard
uitgeschakeld.
Volledig ontgrendelen
► Leg uw hand achter de portiergreep van een van
de vier portieren of druk op de schakelaar voor het
openen van de achterklep.
Als de elektrische bediening van de achterklep
is ingeschakeld, activeert u zo de automatische
opening.
Openen van de ruiten
Afhankelijk van de uitvoering kunt u de ruiten tot in
de gewenste positie openen door uw hand achter
de handgreep te houden of de schakelaar voor het
openen van de achterklep in te drukken.
Selectieve ontgrendeling
Bestuurdersportier en brandstofvulklep/laadklep
► Leg uw hand achter de portiergreep van het
bestuurdersportier.
► Wanneer u de volledige auto wilt ontgrendelen,
legt u uw hand achter de portiergreep van een van
de passagiersportieren terwijl de elektronische
sleutel zich in de buurt van dit portier bevindt, of
drukt u op de schakelaar voor het openen van de
achterklep terwijl de elektronische sleutel zich in de
buurt van de achterzijde van de auto bevindt.
De volledige of selectieve ontgrendeling en,
afhankelijk van de uitvoering, de uitschakeling van
het alarm worden bevestigd door het knipperen van
de parkeerlichten en/of dagrijverlichting.
De buitenspiegels worden uitgeklapt.
Selectieve ontgrendeling van de
achterklep
► Druk op de schakelaar voor het openen van
de achterklep om uitsluitend de achterklep te
ontgrendelen.
De portieren blijven vergrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling van de achterklep is uitgeschakeld, worden bij het
indrukken van deze knop ook de portieren
ontgrendeld.
31
Toegang tot de auto
2► Leg uw hand achter de portiergreep van het
bestuurdersportier.
►
W
anneer u de volledige auto wilt ontgrendelen,
legt u uw hand achter de portiergreep van een van
de passagiersportieren terwijl de elektronische
sleutel zich in de buurt van dit portier bevindt, of
drukt u op de schakelaar voor het openen van de
achterklep terwijl de elektronische sleutel zich in de
buurt van de achterzijde van de auto bevindt.
De volledige of selectieve ontgrendeling en,
afhankelijk van de uitvoering, de uitschakeling van
het alarm worden bevestigd door het knipperen van
de parkeerlichten en/of dagrijverlichting.
De buitenspiegels worden uitgeklapt.
Selectieve ontgrendeling van de
achterklep
► Druk op de schakelaar voor het openen van
de achterklep om uitsluitend de achterklep te
ontgrendelen.
De portieren blijven vergrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling van de achterklep is uitgeschakeld, worden bij het
indrukken van deze knop ook de portieren
ontgrendeld.
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
► Druk op de handgreep van een van de vier
portieren (bij de markeringen) of de vergrendelknop
op de achterklep.
De auto kan niet worden vergrendeld als een van
de elektronische sleutels is achtergebleven in het
interieur van de auto.
Sluiten van de ruiten en het schuif-/kanteldak
Als u de voorportiergreep of de vergrendelknop op
de achterklep ingedrukt houdt, worden de ruiten en,
afhankelijk van de uitvoering, het schuif-/kanteldak
gesloten tot u de knop loslaat.
Hierbij wordt ook het zonnescherm van het schuif-/
kanteldak gesloten.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten en het schuif-/kanteldak niet gehinderd wordt
door voorwerpen of personen.
Let vooral goed op als kinderen de ruiten
bedienen.
De vergrendeling en, afhankelijk van de uitvoering,
de inschakeling van het alarm worden bevestigd
door het oplichten van de richtingaanwijzers
De buitenspiegels worden ingeklapt.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnenportiergrepen niet. Ook
wordt de toets van de centrale vergrendeling
uitgeschakeld.
De claxon blijft werken.
Schakel nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
► Druk op de handgreep van een van de vier
portieren (bij de markeringen) of de vergrendelknop
op de achterklep om de auto te vergrendelen.
►
Druk er binnen 5 seconden nog een keer op om
de supervergrendeling van de auto in te schakelen
(de richtingaanwijzers gaan kort knipperen om dit te
bevestigen).
"Peugeot Adaptive LED Technology" Met Full LED 3D-achterlichten gaan de
achterlichten sequentieel branden wanneer
de auto vergrendeld of ontgrendeld wordt
en wanneer de verlichting op afstand wordt
ingeschakeld.
Als een van de portieren of de achterklep nog open is of als de elektronische sleutel
van het Keyless Entry and Start-systeem in de
32
Toegang tot de auto
auto is achtergebleven, dan wordt de centrale
vergrendeling niet ingeschakeld.
Als de auto echter is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit na ongeveer 45
seconden ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld maar de portieren of de achterklep worden
vervolgens niet geopend, dan wordt de auto
automatisch na ongeveer 30 seconden weer
vergrendeld. Als de auto is uitgerust met een
alarmsysteem, dan wordt dit automatisch weer
ingeschakeld.
De functie voor het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan via het
menu Rijverlichting/ Auto op het touchscreen
worden ingesteld.
Laat de auto uit veiligheidsoverwegingen nooit onbeheerd achter, zelfs niet voor korte
tijd, zonder de elektronische sleutel van het
Keyless Entry and Start-systeem mee te nemen.
Vergeet niet dat de auto kan worden gestolen
als de sleutel nog in een van de aangegeven
gebieden aanwezig is terwijl de auto niet is
vergrendeld.
De handsfree functies worden in de ruststand gezet als ze 21 dagen niet worden
gebruikt, zodat de batterij in de elektronische
sleutel en de accu van de auto niet leeg lopen.
Druk op een van de toetsen van de
afstandsbediening of plaats de elektronische
sleutel in de lezer en start de motor om het
systeem weer te activeren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het Keyless Entry and
Start-systeem.
Elektrische storingen De elektronische sleutel werkt in
sommige gevallen niet goed in de nabijheid
van elektronische apparatuur (zoals mobiele
telefoons (ingeschakeld of in stand-by), laptops
en sterke magnetische velden). Als dat het geval
is, moet u de elektronische sleutel verder weg
van de elektronische apparatuur houden.
Vuil (vocht, stof, modder, zout...) op de binnenzijde van de portiergreep kan de
detectie negatief beïnvloeden.
Als na het reinigen van de binnenzijde van
de portiergreep met een doek de detectie niet
verbetert, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Plotseling contact met water (waterstraal,
hogedrukspuit...) kan door het systeem worden
beschouwd als een verzoek om de auto te
ontgrendelen.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening of
elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sleutelcode
naar een PEUGEOT-dealer.
De PEUGEOT-dealer kan de sleutelcode en de
transpondercode uitlezen, waardoor er een nieuwe
sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de
sleutel ontgrendelen/
vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
–
Een storing in de afstandsbediening.
–
De accu van de auto is leeg.
–
De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de voorzijde
/ achterzijde om de auto te ontgrendelen /
vergrendelen.
► Draai de sleutel binnen 5 seconden
nogmaals naar de achterzijde van de auto om de
supervergrendeling van de auto in te schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt de
sirene bij het openen van de deur. De sirene
stopt als het contact wordt ingeschakeld.
Centrale vergrendeling werkt
niet
Gebruik deze procedures in de volgende situaties:
– Storing in de centrale vergrendeling.
– Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-
vergrendelingssysteem moet de accu
worden losgekoppeld, zodat de auto volledig is
vergrendeld.
Portier linksvoor
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de
achterzijde van de auto om deze te vergrendelen
of in de richting van de voorzijde om de auto te
ontgrendelen.