30
Toegang tot de auto
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
► Schakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entrée en
start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene uit
te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg voor alle werkzaamheden aan het
alarmsysteem een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activeren
► Zet het contact af en verlaat de auto.► Vergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
►
V
ergrendel de auto met het "Keyless entrée
en start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
Na het vergrendelverzoek vanaf de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging na
5 seconden en de interieurbeveiliging na 45
seconden geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep, de motorkap
enz. niet goed is gesloten, wordt de auto niet
* Alleen van toepassing op GTi-auto's met alleen wegsleepbeveiliging.
vergrendeld, maar wordt de beveiliging na 45
seconden wel ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op deze ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto met het "Keyless entrée
en start"-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Wanneer de auto automatisch weer
wordt vergrendeld (als niet binnen 30
seconden een portier of de achterklep wordt
geopend), wordt het alarmsysteem niet
automatisch weer ingeschakeld.
Om het alarmsysteem weer in te
schakelen, moet u de auto ontgrendelen
en weer vergrendelen met de sleutel met
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging (en
wegsleepbeveiliging als uw auto hiermee is
uitgerust) uit om te voorkomen dat het alarm
onnodig wordt ingeschakeld, bijvoorbeeld in de
volgende gevallen:
–
Er bevinden zich passagiers in de auto.
–
Een van de ruiten staat op een kier
.
–
De auto wordt gewassen.
–
Wiel verwisselen*.
–
De auto wordt gesleept*.
–
T
ransport via schip of veerboot*.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen tien
seconden op de knop tot het lampje blijft
branden.
►
V
erlaat de auto.
► Vergrendel de auto onmiddellijk met
de afstandsbediening of het "Keyless
entrée en start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld;
het lampje knippert één keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
31
Toegang tot de auto
2elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
►
Schakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entrée en
start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier;
►
open het portier; het alarm gaat af;
►
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje in de knop blijft branden, duidt dit
op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening
bij de achterbank
Door de knop voor het vergrendelen (op
de sleutel of de afstandsbediening)
ingedrukt te houden worden de ruiten
automatisch gesloten.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt om
de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt zodra
de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit
volledig. Druk opnieuw op de schakelaar om het
openen of sluiten te stoppen.
44
Ergonomie en comfort
Voorzieningen
bagageruimte (SW)
1. Verlichting bagageruimte
2. Hendels voor neerklappen zitplaatsen achter
3. 12V-aansluiting (max. 120 W)
4. Uitneembare opbergbakkenTrek de opbergbakken omhoog om ze los te
maken.
5. Opbergbakken met daarin: –
sleepoog
–
bandenreparatieset
6. Bagageafdekking (Zie het betreffende hoofdstuk).
7.Ringen voor het bevestigen van een net (voor
het vastzetten van bagage) (afhankelijk van de
uitvoering)
–
Pak de ringen één voor één en schuif ze in de
geleiderail.
–
V
erplaats de ring in de gewenste positie door
op de knop te duwen.
–
Neem de montagerichting in acht (ringen in
verticale stand naar de buitenzijde van de auto
gericht).
Gevarendriehoek
(opbergen)
Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling
op de alarmknipperlichten.
Elke auto moet zijn voorzien van een
gevarendriehoek.
De opbergplaats voor een opgevouwen
gevarendriehoek, al dan niet in een koker,
bevindt zich onder de vloerplaat van de
bagageruimte.
Bagageafdekking,
bagageafdekscherm (SW)
Let op: bij hard remmen kunnen op het
bagageafdekscherm geplaatste
voorwerpen veranderen in gevaarlijke
projectielen.
63
Veiligheid
5Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat
u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires:
– Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een
hoger stroomverbruik leiden en kan storingen
in het elektrische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot
de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden aan het
PEUGEOT
-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen in
de elektronische systemen die kunnen leiden
tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit
voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT
zijn voorzien of toegestaan, of
die niet volgens de technische voorschriften
van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het
vervallen van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire
geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van de
voor montage geschikte zenders opvragen,
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Conformiteitsverklaring voor
radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op
de website http://public.servicebox.peugeot.
com/APddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op de rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden afhankelijk van de
mate van remvertraging de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld. Zodra u weer gas
geeft, gaan de alarmknipperlichten uit.
U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de toets in te drukken.
64
Veiligheid
Noodoproep of
pechhulpoproep (type 1)
Peugeot Connect SOS
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden
op de toets 1.
Het knipperen van het lampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd
naar de alarmcentrale "Peugeot Connect
SOS".*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
* In overeenstemmi ng met de algemene gebruiksvoorwaarden, die u bij uw verkooppunt kunt op\
vragen, en de technische beperkingen van het systeem
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Peugeot Connect SOS", "Peugeot Connect Assistance" en van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van besc\
hikbare PEUGEOT CONNECT services kunt u bij uw verkooppunt opvragen of
op de internetsite voor uw land bekijken.
***
Afhankelijk van d
e geografische dekking van de diensten “Noodoproep met lokalisering” en “Pechhulpoproep met lokalisering”, en van de officiële
landstaal die door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van besc\
hikbare PEUGEOT CONNECT services kunt u bij uw verkooppunt opvragen of
op de landelijke website van het merk bekijken.
Het lampje blijft branden terwijl de communicatie
behouden blijft.
"Peugeot Connect SOS" lokaliseert onmiddellijk
uw auto, spreekt u toe in uw landstaal**en
roept indien nodig de hulp in van de bevoegde
hulpdiensten**. In landen waar de alarmcentrale
niet operationeel is of wanneer de lokalisatie
uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep
meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
– Verklikkerlampje brandt gedurende ongeveer
3 seconden bij het aanzetten van het contact:
het systeem werkt correct.
–
Het rode lampje blijft branden: systeemstoring.
–
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In de laatste twee gevallen kan er mogelijk
geen noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Pechhulpoproep met
lokalisering
Druk langer dan 2 seconden op toets 2 voor het
aanvragen van hulp bij het stranden van de auto
(bevestigd door een gesproken bericht)***).
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen/
inschakelen door gelijktijdig op de toetsen 1 en 2
te drukken en vervolgens eenmaal op de toets 2
te drukken om te bevestigen.
128
Rijden
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Werkingsvoorwaarden
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken.
–
De snelheid van uw auto moet tussen 12 en
140
km/u liggen.
–
W
anneer u een auto inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 10 km/u is.
–
W
anneer u door een andere auto wordt
ingehaald en het verschil in snelheid minder dan
25
km/u is.
–
Het verkeer stroomt vloeiend door
.
–
De inha
almanoeuvre duurt langer dan normaal
en het ingehaalde voertuig blijft in de dode hoek.
–
U rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht.
–
Uw auto trekt geen aanhanger of caravan enz.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen wordt er geen
waarschuwing gegeven:
– Bij stilstaande voorwerpen (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden enz.).
–
Bij tegemoetkomend verkeer
.
–
Op bochtige wegen of in zeer scherpe
bochten.
–
Bij het inhalen van of ingehaald worden door
een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus
enz.) die én in de dode hoek achter wordt
gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de
bestuurder bevindt.
–
Bij snelle inhaalmanoeuvres.
–
Bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object.
–
Als de functie Park
Assist is geactiveerd.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en wordt er
een melding weergegeven.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral als de auto op een nat wegdek rijdt of
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomt, kan er een vals alarm worden
gegeven (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
Actief dodehoekbewakings-
systeem
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is de combinatie van de Active Lane
Keeping Assistance en de Dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet tussen 65 en
140 km/h liggen.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
161
In geval van pech
8Uitvoeringen met reservewiel
5.Wielsleutel
Hiermee kunt u de wieldop verwijderen en de
wielbouten losdraaien.
6. Krik met geïntegreerde slinger
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7. Gereedschap voor het verwijderen van
sierdoppen van wielbouten (afhankelijk van
de uitvoering)
Hiermee kunnen de sierdoppen bij
lichtmetalen velgen van de wielbouten
worden verwijderd.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het reservewiel.
Bandenreparatieset
(Type 1)
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel
zodat u naar de dichtstbijzijnde garage kunt
rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het
loopvlak van een band te repareren.
De elektrische installatie van de auto
biedt de mogelijkheid een compressor
aan te sluiten en te gebruiken voor de duur
die nodig is om een gerepareerde lekke band
op spanning te brengen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Samenstelling van de set
1.12 V-compressor met geïntegreerde
manometer.
2. Flacon met afdichtmiddel met geïntegreerde
slang.
3. Sticker met de snelheidslimiet.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker
of schroef) dat de lekkage heeft
veroorzaakt niet uit de band.
►
Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
►
V
olg de veiligeidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de
regelgeving in het land waar u rijdt.
►
Zet het contact af.
164
In geval van pech
Bandenreparatieset
(Type 2)
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel
zodat u naar de dichtstbijzijnde garage kunt
rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het
loopvlak van een band te repareren.
De elektrische installatie van de auto
biedt de mogelijkheid een compressor
aan te sluiten en te gebruiken voor de duur
die nodig is om een gerepareerde lekke band
op spanning te brengen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
Samenstelling van de set
A. Schakelaar stand "Reparatie" of "Op
spanning brengen".
B. Aan-uitschakelaar I/O.
C. Knop voor leeg laten lopen.
D. Manometer (bar en psi).
E. Opbergvak met een kabel + adapter voor een 12V-aansluiting.
F. Flacon met afdichtmiddel.
G. Witte slang met dop voor de reparatie en het
op spanning brengen.
H. Sticker met de snelheidslimiet.
Reparatiemethode
1. Afdichtmiddel
► Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
►
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek, dragen
van een reflecterend veiligheidsvest enz.)
conform de regels die gelden in het land waar u
zich bevindt.
►
Zet het contact af.
► Draai de schakelaar (A) in de stand
"Reparatie".
►
Controleer of de schakelaar ( B
) in de stand
"O" staat.
Verwijder het voorwerp dat de lekkage
heeft veroorzaakt niet uit de band.