46
Ergonomie en comfort
1e zitrij
► Klap de achterbank neer.
► V erwijder aan weerszijden de afdekplaatjes
bovenaan bij de hemelbekleding.
►
Plaats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
►
Bevestig het net aan de haken
aan de onderzijde, ter hoogte van de
bevestigingspunten van de veiligheidsgordels.
►
Span het net met behulp van de riemen.
Als het net is geplaatst, kunnen de rugleuningen
van de achterstoelen probleemloos worden
opgeklapt.
2e zitrij
► Verwijder aan weerszijden de afdekplaatjes
bovenaan bij de hemelbekleding.
►
Plaats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
►
Bevestig het net aan de sjorogen aan de
onderzijde die zich aan weerszijden van de vloerbekleding of op de rails in de bagageruimte
bevinden (volgens uitvoering).
►
Span het net met behulp van de riemen.
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze
bij elkaar geplaatst op het bedieningspaneel van
de middenconsole.
Luchtverdeling
1. Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2.Ventilatieroosters voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Ventilatieroosters voetenruimte bestuurder en
voorpassagier
6. Ventilatieroosters voetenruimte
achterpassagiers
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
47
Ergonomie en comfort
3Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
►
Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Handbediende
airconditioning
De handbediende airconditioning werkt bij
draaiende motor.
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina met de
bedieningstoetsen van het systeem weer te
geven.
Regeling temperatuur
► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde
te verlagen of te verhogen.
Regeling luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 2 om de
aanjagersnelheid te verhogen of te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator)
wordt geleidelijk opgevuld, afhankelijk van de
ingestelde aanjagersnelheid.
Door de luchtopbrengst tot het minimum te
verlagen, stopt u de ventilatie.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
153
Praktische informatie
7Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Wanneer het minimumniveau in de
additieventank van het roetfilter is bereikt,
gaat dit waarschuwingslampje vast branden,
samen met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Wanneer het roetfilter verzadigd raakt,
gaat dit waarschuwingslampje tijdelijk
branden, in combinatie met een melding waarin
wordt gewaarschuwd voor een verstopt filter.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden het toelaten door met
een snelheid van minimaal 60
km/u te rijden tot
het lampje uit gaat.
Als het lampje blijft branden, is het minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
154
Praktische informatie
Als er langere tijd met een zeer lage snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan er in
uitzonderlijke gevallen waterdamp uit de
uitlaat komen als u gas geeft. Deze emissies
hebben geen invloed op het gedrag van het
voertuig en het milieu.
Nieuwe auto
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste
paar keer dat het roetfilter geregenereerd
wordt een brandlucht ruiken. Dit is volkomen
normaal.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt,
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem is onderhoudsvrij. Laat echter
in het geval van een storing het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem .
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker,
tussen twee onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage van
remschijven/remtrommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor alle
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven/remtrommels.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden,
inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10
minuten of meer dan 10 km met een snelheid
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een
onjuiste bandenspanning veroorzaakt
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden over
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te
weten wanneer de schokdempers zijn
versleten. Schokdempers hebben echter wel een
grote invloed op de wegligging en de
remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
240
Trefwoordenregister
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
27
T
Tankbeveiliging 140
Technische gegevens
187, 189–190
Te laag brandstofniveau ~
Brandstofniveau
139–140
Telefoon
203–205, 227–229
Teller
8, 108
Temperatuurregeling
48–50
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~ Banden,
noodreparatie
161, 163–167
Tijd instellen
206, 231
TMC (verkeersinformatie)
218
Toerenteller
8
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
50
Top Tether (bevestiging)
80
Trailer Stability Management (TSM)
69
Trekhaak
69, 142
Trekhaak met afneembare kogel
143–147
U
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
73, 76–77
Uitschakelen ASR/CDS (ESC)
68
USB
42, 200, 221, 225
USB-aansluiting
41–42, 200, 221, 225
USB-poort
200, 225
V
Veiligheidsgordels 69–71, 78
Veiligheidsgordels achter
70
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
73, 75–77, 79–82, 85
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen)
73,
75–77, 79–82, 85
Ventilatie
46–48
Ventilatieroosters
46
Verbonden apps
222
Vergrendelen
25–26
Verkeersinformatie (TMC)
218
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
9–10
Verklikkerlampjes ~
Waarschuwingslampjes
10, 18
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
71
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel
(lampje)
71
Verlichting
53
Verlichting bagageruimte
44
Verlichting met Full LED-technologie
58
Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting
55, 172
Verversen
151
Vervoer van lange voorwerpen ~ Lange
voorwerpen vervoeren
43
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
153
Verwarming
46–48
Video
226
Visiopark 1
130
Voorstoelen
33–35
W
Waarschuwing kans op aanrijding 120–121
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
123
Waarschuwingssignaal sleutel in contact
89
Wassen
108
Wassen (adviezen)
158–159
Webbrowser
218, 222
Wiel demonteren
168, 170–171
Wiel monteren
168, 170–171
Wielophanging
155
Wiel verwisselen
160, 167–168
WiFi-netwerkverbinding
223
Window-airbags
73–74
Z
Zekeringen 177–179
Zekeringen vervangen
177–178, 177–179
Zekeringkast dashboard
177
Zekeringkast motorruimte
177, 179
Zij-airbags
73–74
Zijspots
57
Zonder gereedschap afneembare
kogel
143–147
Zonnescherm (panoramadak)
51
Zonnesensor
46
Zuinig rijden
6