228
In geval van pech
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
– Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
– Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
– Wanneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Monteren van het wiel
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
W
anneer het wiel is voorzien van een
slotbout, moet u deze handvast aandraaien met
wielsleutel 1 voorzien van dop 4.
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw krik 2 op en verwijder deze.
► Wanneer het wiel is voorzien van een
slotbout, moet u deze vastdraaien met
wielsleutel 1 voorzien van dop 4.
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
vast.
►
Berg het gereedschap op in de
gereedschapskist.
Een reservewiel met stalen velg of
noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen ( A) de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Het wiel wordt door
het conische contactvlak ( B) van elke bout op
zijn plek gehouden.
Na het verwisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
Ga meteen naar een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten
worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld de
Active Safety Brake.
Als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem,
controleer dan de spanning van de banden en
reset het systeem.
Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het stalen reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand ervan vervolgens rondom met de hand
vast.