27
Instrumentenpaneel
1Als uw auto is uitgerust met Stop & Start,
registreert een teller hoelang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd.
De tijdteller wordt gereset telkens wanneer het
contact wordt aangezet.
Touchscreen
Dit systeem heeft de volgende functies:
– Permanente weergave van de tijd en de
buitentemperatuur (er brandt een blauw lampje
bij kans op gladheid).
–
T
oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en systemen van de auto.
–
Bediening van het audiosysteem en
de telefoonfuncties, en weergave van de
bijbehorende informatie.
–
W
eergave van de informatie van de
parkeerhulpsystemen.
–
T
oegang tot de internetdiensten en weergave
van de bijbehorende informatie.
–
Bediening van het navigatiesysteem en
weergave van de bijbehorende informatie
(afhankelijk van de uitvoering).
Zet de auto uit
veiligheidsoverwegingen altijd stil
voordat u handelingen uitvoert die uw
volledige aandacht vragen.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar als de
auto rijdt.
Adviezen
Het touchscreen is een capacitief scherm.
– Houd geen puntige voorwerpen tegen het
touchscreen.
–
Raak het touchscreen niet aan met vochtige
vingers.
–
Gebruik een schone, zachte doek om het
touchscreen te reinigen.
Werkingsprincipes
► Gebruik de toetsen aan weerszijden van
het touchscreen om de menu's te openen en
druk vervolgens op de aanraaktoetsen op het
touchscreen.
Bepaalde menu's worden op twee pagina's
weergegeven: druk op de toets " OPTIES" om de
tweede pagina te bekijken.
Als u enkele seconden niets op de tweede pagina doet, wordt automatisch
de eerste pagina weer weergegeven.
Druk op "ON" of "OFF " om een functie in of uit te
schakelen.
Een functie configureren
Toegang tot aanvullende informatie over de functie
Bevestigen
Terug naar de vorige pagina of bevestigen
Menu's
Druk met drie vingers op het touchscreen
om alle menutoetsen weer te geven.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie
over de menu's.
Radio/Media
Navigatie (Afhankelijk van de uitrusting)
Rijverlichting of Auto (afhankelijk van
uitvoering)
Activering, deactivering en instellingen van
bepaalde functies.
De functies staan op 2 tabbladen:
"Snelkoppelingen " en "Overige instellingen ".
Telefoon
Connect-App
Weergave van de beschikbare Connected
Services.
Energie
Toegang tot de specifieke elektrische
functies (energiestroom, verbruiksstatistieken,
32
Toegang
Vergrendelen van de auto
Wanneer de portieren onder het rijden
zijn vergrendeld, kunnen hulpdiensten in
noodgevallen lastig in de auto komen.
Neem uit veiligheidsoverwegingen de sleutel
of de elektronische sleutel mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Bij het aanschaffen van een gebruikte
auto
Laat uw sleutels door een CITROËN-dealer
in het elektronische geheugen van de auto
opslaan, zodat u zeker weet dat de sleutels
in uw bezit de enige sleutels zijn waarmee de
auto kan worden gestart.
De handsfree functies worden in de
ruststand gezet als ze 21 dagen niet
worden gebruikt, zodat de batterij in de
elektronische sleutel en de accu van de auto
niet leeg lopen. Druk op een van de toetsen
van de afstandsbediening of plaats de
elektronische sleutel in de lezer en start de
motor om het systeem weer te activeren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het Keyless entry and
start-systeem.
Elektrische storingen
De elektronische sleutel werkt in
sommige gevallen niet goed in de nabijheid
van elektronische apparatuur zoals telefoons
– auto bevindt zich in een omgeving met veel
elektromagnetische straling.
► Trek aan de knop 1 om de sleutel 2 uit de
behuizing te verwijderen.
Als het inbraakalarm is geactiveerd, zal het geluidssignaal dat klinkt bij het met
de sleutel (geïntegreerd in de
afstandsbediening) openen van een portier,
bij het aanzetten van het contact stoppen.
"Keyless entry and start" met de
elektronische sleutel op zak
Met dit systeem kunt u de auto ontgrendelen,
vergrendelen en starten terwijl u de
afstandsbediening op zak houdt in het
detectiegebied " A".
De functie handsfree-toegang werkt niet
en de portieren kunnen niet worden
geopend als het contact AAN (stand
Accessoires) is gezet met de knop "START/
STOP".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het starten en afzetten van
de motor,Keyless entry and start en in het
bijzonder de stand "contact aan".
Lokaliseren van de auto
Hiermee kunt u uw auto op afstand lokaliseren
terwijl de auto is vergrendeld:
–
De richtingaanwijzers knipperen ongeveer 10
seconden.
–
De plafonniers gaan branden.
► Druk op deze toets.
Verlichting inschakelen met
de afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering van de auto.Druk kort op deze knop om de verlichting
via de afstandsbediening in te schakelen
(inschakelen van het parkeerlicht, het dimlicht en
de kentekenplaatverlichting).
Door de knop een tweede keer in te drukken
terwijl de verlichting nog brandt, wordt de
verlichting via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld.
Advies
Afstandsbediening
De afstandsbediening is een gevoelig
apparaat dat met hoge frequentie werkt; zit
niet aan de afstandsbediening terwijl u deze
in uw zak hebt, omdat u dan per ongeluk de
auto kunt ontgrendelen.
Druk niet op de toetsen van de
afstandsbediening wanneer u buiten het
bereik van de auto bent, omdat dat ervoor
kan zorgen dat de afstandsbediening
niet meer werkt. In dat geval moet de
afstandsbediening worden gereset.
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel
in het contactslot zit, zelfs niet als het contact
is uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Was de elektronische startblokkering
niet aan, omdat er dan storingen kunnen
ontstaan.
Vergeet bij uitvoeringen met contactslot
niet om de sleutel te verwijderen en aan
het stuurwiel te draaien om het stuurslot te
activeren.
36
Toegang
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten
niet door voorwerpen of personen wordt
gehinderd.
Let vooral goed op als kinderen de ruiten
bedienen.
Als de auto niet is voorzien van een alarmsysteem, dan gaan de
richtingaanwijzers ongeveer twee seconden
branden om aan te geven dat de auto is
vergrendeld.
Afhankelijk van de uitvoering worden
tegelijkertijd de buitenspiegels ingeklapt.
Wanneer de portieren onder het rijden
zijn vergrendeld, kunnen hulpdiensten in
noodgevallen lastig in de auto komen.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de
auto, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de
afstandsbediening mee te nemen.
Supervergrendeling
De supervergrendeling schakelt de
buiten- en binnenportiergrepen uit en de
knop voor de centrale vergrendeling op het
dashboard.
De claxon blijft werken.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling
in als er zich iemand in de auto bevindt.
Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
► Terwijl u de Keyless entry and start
-afstandsbediening op zak hebt, legt u uw hand
achter de portiergreep links of rechts om de
laadruimte te ontgrendelen. Trek vervolgens
aan de portiergreep en laat hem weer los.
Hierdoor gaat ook de desbetreffende deur open.
Met achterklep
► Met de Keyless entry and start
-afstandsbediening op zak kunt u de laadruimte
ontgrendelen door aan de handgreep van de
achterklep te trekken en deze daarna omhoog te
bewegen.
Het ontgrendelen wordt aangegeven
door het gedurende enkele seconden
snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Vergrendelen
Met de sleutel
► Steek de sleutel in het slot van het
portier linksvoor en draai hem richting de
achterzijde van de auto om de auto volledig te
vergrendelen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
ingeschakeld.
Met de afstandsbediening
► Druk op deze knop om de auto
volledig te vergrendelen.
Met de Keyless entry and
start
-afstandsbediening op
zak
Voor het vergrendelen van de auto moet de
afstandsbediening zich in detectiegebied A
bevinden.
► Als u de auto wilt vergrendelen, drukt u op
de merktekens van een van de portiergrepen
(voorportier(en), handbediende schuifdeur(en) of
achterdeur links).
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
► Met de Keyless entry and start
-afstandsbediening op zak kunt u
de auto
volledig vergrendelen door
op de merktekens op een van de
portierhandgrepen
voor
te drukken.
Met achterklep
► Met de Keyless entry and start
-afstandsbediening op zak drukt u op de
vergrendelknop voor de achterklep om de auto
te vergrendelen.
Afhankelijk van de uitvoering kunt u de ruiten sluiten door de
vergrendelknoppen ingedrukt te houden. Als u
de knop loslaat, stopt de ruit direct.
38
Toegang
► Controleer of de kinderbeveiliging van
de schuifdeur niet geactiveerd is. Zie de
desbetreffende rubriek.
Voorportier aan passagierszijde
Schuifdeur
► Verwijder de zwarte dop op de zijkant van het
portier met behulp van de sleutel.
► Steek de sleutel voorzichtig in de opening en
duw zonder de sleutel te verdraaien de pal naar
de binnenzijde van het portier.
► Verwijder de sleutel en breng de zwarte dop
aan.
► Sluit de portieren en controleer van buitenaf
of de auto goed is vergrendeld.
Achterdeuren
Ontgrendelen
► Gebruik de binnenportiergreep.
Vergrendelen
► Controleer of het elektrische kinderslot
(indien aanwezig) niet is ingeschakeld.
► Open de achterdeur links.
vergrendelknop voor de achterklep om de
auto
volledig te vergrendelen.
►
Druk
binnen 5 seconden nogmaals op de
knop om de supervergrendeling in te schakelen.
Als de auto niet is voorzien van een alarmsysteem, dan gaan de
richtingaanwijzers ongeveer twee seconden
branden om aan te geven dat de
supervergrendeling is ingeschakeld.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening
of elektronische sleutel
verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto,
uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de
sleutelcode naar een CITROËN-dealer.
De CITROËN-dealer kan de sleutelcode en
de transpondercode uitlezen, waardoor er een
nieuwe sleutel kan worden besteld.
De auto volledig met de
sleutel ontgrendelen/
vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.
–
Een storing in de afstandsbediening.
–
De accu van de auto is leeg.
– De auto staat in een gebied met sterke
elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem
mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
►
Steek de sleutel in het deurslot.
►
Draai de sleutel in de richting van
de voorzijde/achterzijde om de auto te
ontgrendelen/vergrendelen.
►
Draai de sleutel binnen 5 seconden
nogmaals naar de achterzijde van de auto om de
supervergrendeling van de auto in te schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de
sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
klinkt de sirene bij het openen van de
deur. De sirene stopt als het contact wordt
ingeschakeld.
Als de auto wordt ontgrendeld met de sleutel in het slot nadat de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem is vergrendeld, dan
worden alle portieren en de achterklep
ontgrendeld.
Als de auto wordt ontgrendeld met de sleutel
in het slot nadat de auto met de sleutel is
vergrendeld, dan worden alleen de portieren
(voorportieren en schuifdeur(en)) ontgrendeld.
De achterdeuren en achterklep worden niet
ontgrendeld. Wanneer het contact wordt
aangezet, worden ze ontgrendeld.
Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik deze procedures in de volgende
situaties:
–
Storing in de centrale vergrendeling.
–
Accu losgekoppeld of leeg.
Bij een storing in het centrale-
vergrendelingssysteem moet de accu
worden losgekoppeld, zodat de auto volledig
is vergrendeld.
Portier linksvoor
► Steek de sleutel in het portierslot.
► Draai de sleutel in de richting van de
achterzijde van de auto om deze te vergrendelen
of in de richting van de voorzijde om de auto te
ontgrendelen.
Voorportier aan passagierszijde en
schuifdeur
Ontgrendelen
► T rek aan de handgreep aan de binnenzijde.
Vergrendelen
►
Open het portier
.
40
Toegang
Handmatig
► Druk op deze toets om de auto (portieren,
achterklep of zijdeuren) van binnenuit te
vergrendelen/ontgrendelen.
Het controlelampje gaat branden om te
bevestigen dat de centrale vergrendeling is
ingeschakeld.
De centrale vergrendeling werkt niet als
een van de portieren is geopend.
Bij vergrendeling/supervergrendeling
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld
of de supervergrendeling van buitenaf is
ingeschakeld, knippert het verklikkerlampje
en werkt de knop niet.
► Als de auto is vergrendeld, trek dan
aan de binnenportiergreep van een van de
portieren om de auto te ontgrendelen.
► Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u de afstandsbediening, het Keyless
entry and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Wanneer er met vergrendelde portieren
wordt gereden, kunnen de hulpdiensten
in een noodgeval lastig in het interieur komen.
► Wip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los en zet het
deksel omhoog.
►
V
erwijder de lege batterij.
►
Plaats de nieuwe batterij en let goed op de
plus- en minkant. Steek de batterij eerst in de
contacten in de hoek en klik het deksel daarna
erop.
►
Synchroniseer de afstandsbediening.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het synchroniseren van de
afstandsbediening .
Gooi batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze
bevatten metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever ze in bij een speciaal
inzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of bij
een storing moet de afstandsbediening
gesynchroniseerd worden.
Zonder Keyless entry and start
► Zet het contact af.
► Zet de sleutel in stand 2 (contact aan).
►
Druk direct gedurende enkele seconden op
de toets met het gesloten hangslot.
►
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Met Keyless entry and start
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te
openen.
►
Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het
contact hebt aangezet.
►
Zet bij een auto
met een handgeschakelde
versnellingsbak
de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
►
Bij een auto met een automatische
transmissie of een selectiehendel
(elektrisch):
trap met de selectiehendel in stand
P op het rempedaal.
►
Zet het contact aan door op de toets
START/
STOP
te drukken.
Als de storing na het synchroniseren niet is
verholpen, neem zo snel mogelijk contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Centrale vergrendeling
44
Toegang
Deuren en hun obstructie
Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd
hier rekening mee wanneer u de auto langs
een muur, een paaltje of een hoge stoeprand
parkeert.
De achterzijde van een geopende
schuifdeur zal nooit voorbij de
achterbumper van de auto komen.
Algemene aanbevelingen voor de schuifdeuren
Bedien de deuren uitsluitend bij
stilstaande auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw
passagiers en voor een goede werking
van de deuren raden wij u aan om niet met
geopende deuren te rijden.
Controleer voordat u een schuifdeur bedient
altijd of de omstandigheden veilig zijn en
zorg ervoor dat kinderen en huisdieren zich
niet zonder toezicht in de omgeving van de
bedieningsschakelaars van de schuifdeuren
bevinden.
U wordt hierop geattendeerd door een
geluidssignaal, het branden van het
verklikkerlampje "portier geopend" en een
melding op het scherm. Neem contact op
met een CITROËN-dealer of gekwalificeerde
werkplaats als u deze waarschuwing wilt
uitschakelen.
Vergrendel de auto tijdens het wassen in een
wasstraat.
Controleer voordat u een schuifdeur
opent of sluit en gedurende de beweging
van de schuifdeur of er, zowel in als buiten de
auto, geen personen, huisdieren of
voorwerpen zijn die zich in de deuropening of
een andere positie bevinden waardoor de
beweging van de schuifdeur gehinderd zou
kunnen worden.
Wanneer dit veiligheidsvoorschrift niet in
acht wordt genomen, kan er schade aan
voorwerpen en letsel bij personen ontstaan
wanneer deze tijdens het bewegen van de
deur bekneld raken.
De deuren kunnen niet elektrisch worden
geopend als de auto sneller dan 3 km/h rijdt:
–
Maar als de auto begon te rijden terwijl de
deuren open waren, dan moet de snelheid
worden verlaagd tot lager dan 30 km/h
voordat de deuren kunnen worden gesloten.
–
De deuren kunnen tijdens het rijden niet
elektrisch met de binnenhandgreep worden
geopend, dat kan alleen handmatig.
–
Hierbij klinkt een geluidssignaal, gaat het
waarschuwingslampje "portier geopend"
branden en wordt de bijbehorende melding
weergegeven op het scherm. Pas als de auto
stilstaat, wordt de deur ontgrendeld en kan hij
weer worden bediend.
Controleer of het gebied op de vloer bij
de deuropening vrij is van voorwerpen
die het openen of sluiten van de schuifdeur in
de weg kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren.
Bij een aanrijding wordt de elektrische
bediening uitgeschakeld. Handmatig
openen en sluiten blijft mogelijk.
Wanneer de motor wordt gestart, worden
de deuren gestopt. Ze gaan weer verder
wanneer de motor draait.
Afhankelijk van de motoruitvoering: als u, terwijl de
stopstand van het Stop & Start-systeem is
geactiveerd, de gesloten deur wilt openen,
gaat de deur een klein stukje open waarna hij
tot stilstand komt. In de modus Start blijft de
deur bewegen als de motor opnieuw wordt
gestart.
Als u de schuifdeur open wilt houden, moet hij volledig worden geopend, zodat
hij wordt geblokkeerd door het
blokkeersysteem (aan de onderzijde van de
deur).
50
Toegang
– Er wordt een wiel verwisseld.
– De auto wordt gesleept.
– De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10
seconden op de toets van het alarm totdat het
verklikkerlampje blijft branden.
► Stap uit de auto.
► Vergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
De beveiliging kan alleen worden
uitgeschakeld als het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
► Schakel het volledige alarmsysteem weer
in door de auto met de afstandsbediening of
met het Keyless entry and start-systeem te
vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen, als iets of
iemand het interieur binnendringt
of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de bedieningseenheid of de kabels
van het hoorbare alarm uit te schakelen of te
beschadigen.
Raadpleeg een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarmsysteem.
Als uw auto is uitgerust met extra verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de extra verwarming/
ventilatie.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activering
► Zet het contact af en verlaat de auto.
► V ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de afstandsbediening
of met het "Keyless entry and start"-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd,
knippert het rode controlelampje van de
toets één keer per seconde en gaan de
richtingaanwijzers gedurende ongeveer 2
seconden branden.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Wanneer een portier, de achterklep/een
achterdeur of de motorkap niet goed is
gesloten, wordt de auto niet vergrendeld,
maar worden de omtrek- en
interieurbeveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto met het Keyless entry
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de toets gaat uit en
de richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
–
Het raam staat een klein stukje open.
–
De auto wordt gewassen.
51
Toegang
2– Er wordt een wiel verwisseld.
– De auto wordt gesleept.
–
De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10
seconden op de toets van het alarm totdat het
verklikkerlampje blijft branden.
►
Stap uit de auto.
►
V
ergrendel de auto meteen met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
De beveiliging kan alleen worden
uitgeschakeld als het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
►
Schakel het volledige alarmsysteem weer
in door de auto met de afstandsbediening of
met het Keyless entry and start-systeem te
vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier;
►
Open het portier; het alarm gaat af.
►
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Storing
Wanneer het contact wordt aangezet,
betekent het permanent branden van het rode
controlelampje in de toets dat er een storing in
het systeem aanwezig is.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
► Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless entry and
start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1. Schakelaar elektrische ruitbediening links.
2. Schakelaar elektrische ruitbediening rechts.
Werking
► Duw of trek de schakelaar tot het
weerstandspunt om de ruit te openen of
sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt
losgelaten.
►
Duw of trek de schakelaar voorbij het
weerstandspunt om de ruit automatisch te
openen of te sluiten.
Als u de schakelaar hebt
losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Druk
opnieuw op de schakelaar om het openen of
sluiten te stoppen.
De elektrische ruitbediening blijft
ongeveer 45 seconden nadat het contact