21
Instrumentenpaneel
1Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is. De motor kan weer worden
gestart nadat AdBlue
® is bijgevuld tot het
minimale niveau.
Handmatige weergave van de
actieradius
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt
niet automatisch weergegeven.
► Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
Met touchscreen
U kunt informatie over de actieradius
weergegeven in het menu
"Rijverlichting/Auto ".
Benodigde maatregelen vanwege te
weinig AdBlue®
De volgende waarschuwingslampjes gaan
branden wanneer de hoeveelheid AdBlue®
minder is dan de reservevoorraad die goed is
voor een actieradius van 2.400 km.
Samen met de waarschuwingslampjes
herinneren meldingen u er regelmatig aan
dat u het reservoir moet bijvullen om te
voorkomen dat de motor niet meer kan worden
gestart. Zie het hoofdstuk Waarschuwings-
en controlelampjes voor informatie over de
weergegeven meldingen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue® (BlueHDi) en
met name over het bijvullen ervan.
Met BlueHDi (Euro 6.1) motoren
Waarschu-
wings-/ contro- lelampjes aan Actie Resterende
actieradius
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
2.400 km en
600 km
Bijvullen is
noodzakelijk
;
de kans
bestaat dat
de motor
niet meer
kan worden
gestart. Tussen 600
km en 0 km
Waarschu-
wings-/ contro- lelampjes aan Actie Resterende
actieradius
De motor
kan pas weer
starten als er
minimaal 5
liter AdBlue
®
aan het
reservoir is
toegevoegd. 0 km
Bij BlueHDi-motoren (Euro 6.2/6.3)
Waarschu-
wings-/ contro- lelampjes aan Actie Resterende
actieradius
Vul bij. Tussen 2.400 km en
800 km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100
km
22
Instrumentenpaneel
Vermogensmeter
(elektrisch)
CHARGE
Tractiebatterij laadt op tijdens het vaart minderen
en remmen.
ECO
Beperkt energieverbruik en optimale actieradius.
POWER
Energieverbruik door de aandrijflijn tijdens het
accelereren
NEUTRAAL
Als het contact is aangezet, verbruikt of
genereert de elektrische aandrijflijn van de auto
geen energie: nadat de naald van de meter is
uitgeslagen, gaat deze terug naar de neutrale
stand.
Wanneer bij afgezet contact het
bestuurdersportier wordt geopend, wordt
Waarschu-
wings-/ contro- lelampjes aan Actie Resterende
actieradius
Bijvullen is
noodzakelijk;
de kans
bestaat dat
de motor
niet meer
kan worden
gestart. Tussen 100
en 0 km
De motor
kan pas weer
starten als er
minimaal 5
liter AdBlue
®
aan het
reservoir is
toegevoegd. 0 km
Storing in het
SCR-emissieregelsysteem
Storingsdetectie
Als er een storing wordt
gedetecteerd, gaan deze
waarschuwingslampjes
branden in combinatie
met een geluidssignaal
en de melding "Storing
emissieregeling" of "NO
START IN".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven zodra de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en vervolgens steeds bij het
inschakelen van het contact zolang de storing
niet is verholpen.
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de
waarschuwing tijdens de volgende rit na
de zelfdiagnose van het
SCR-emissieregelsysteem.
Storing bevestigd tijdens de toegestane
rijfase (tussen 1.100 en 0 km)
Als de storingsmelding na 50 km rijden nog
steeds wordt weergegeven, wordt de storing in
het SCR-systeem bevestigd.
Het AdBlue-waarschuwingslampje knippert en
de melding "Storing emissieregeling: Starten
verboden binnen X kilometer" of "NO START
INX kilometer" wordt weergegeven, dus de
actieradius in mijl of kilometer.
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30
seconden weergegeven. De waarschuwing
wordt opnieuw weergegeven zodra het contact
wordt aangezet.
U kunt nog 1.100
km rijden voordat het systeem
het starten van de motor blokkeert.
Laat het systeem zo snel mogelijk
controleren door een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats.
Starten geblokkeerd
Wanneer het contact is ingeschakeld, wordt
de melding "Storing emissieregeling: Starten
verboden" of "NO START IN" weergegeven.
Wanneer u de motor weer wilt starten,
moet u contact opnemen met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
91
Ergonomie en comfort
3automatische airconditioning met gescheiden
regeling.
► Druk op deze toets om de bediening
achterin in of uit te schakelen.
Extra verwarmings-/
ventilatiesysteem
Verwarming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat
het interieur voorverwarmt en de ruiten sneller
ontdooit.
Dit lampje brandt permanent als het
systeem is geprogrammeerd of met de
afstandsbediening in werking is gesteld.
Het lampje knippert tijdens de
verwarmingscyclus en gaat uit aan het
einde ervan of als de verwarming met de
afstandsbediening wordt uitgeschakeld.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur
met buitenlucht, zodat onder zomerse omstandigheden bij het instappen een
aangenamere temperatuur in het interieur
heerst.
Programmeren
Gebruik bij een auto met CITROËN Connect
Nav de afstandsbediening om de extra
verwarming in en uit te schakelen.
Gebruik bij een auto met een Bluetooth
®-
audiosysteem of een CITROËN Connect
Radio de afstandsbediening om de extra
verwarming in en uit te schakelen en/of de
voorverwarmingstijden in te stellen.
Met Bluetooth®-audiosysteem
► Druk op de toets MENU om het
hoofdmenu te openen.
►
Selecteer "
Voorverw./Voorventil".
►
V
ink "Activering" aan en selecteer voor het
programmeren indien nodig " Parameters",
►
Selecteer "
Verwarm." om de motor en het
interieur te verwarmen of " Ventilatie" om het
interieur te ventileren.
► Selecteer:
• het 1e klokje om het inschakeltijdstip te
programmeren/op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt,
•
het 2e klokje om het tweede inschakeltijdstip
te programmeren/op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt,
Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld
afhankelijk van het seizoen, een keuze
maken uit twee inschakeltijdstippen.
Via een melding op het scherm wordt uw
keuze bevestigd.
Met CITROËN Connect Radio
Druk op Applicaties om de hoofdpagina
weer te geven.
Druk vervolgens op " Programmeerbare
verwarming/ventilatie".
►
Selecteer het tabblad " Status
" om het
systeem in/uit te schakelen.
►
Selecteer het tabblad " Overige instellingen"
voor het kiezen van " V
erwarming" om de motor
en het interieur te verwarmen of " Ventilatie" om
het interieur te ventileren.
►
Stel vervolgens het inschakeltijdstip
(vooraf) in waarbij voor elke selectie de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt.
Druk op deze toets om op te slaan.
Met CITROËN Connect Nav
In het menu Connect-App >
V oertuig-apps:
94
Ergonomie en comfort
Achter
Programmeren
Met Bluetooth®-audiosysteem
Voorverwarming/-koeling is niet beschikbaar met
het Bluetooth®-audiosysteem.
Met CITROËN Connect Radio of CITROËN
Connect Nav
Het programmeren kan ook met een
smartphone worden uitgevoerd, met de
app MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand bedienbare
functies.
Met CITROËN Connect Nav
In het menu Connect-App:
Druk op "Voertuig-apps" om de startpagina van
de apps te openen.
Selecteer Temperatuur conditionering .
►
Druk op
+ om een programmering toe te
voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto
stapt en de gewenste dagen. Druk op OK
.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer
de auto op een laadpunt is aangesloten (20
minuten wanneer dat niet het geval is) en blijft
daarna nog 10 minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen.
Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Voor een optimale actieradius raden wij aan
om een programma te starten terwijl de auto
op een laadpunt is aangesloten.
Het is normaal dat de ventilator tijdens
het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het
contact is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, dan wordt de functie alleen
geactiveerd als de laadtoestand van de
tractiebatterij meer dan 50% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, er een herhaald programma
is geactiveerd (bijvoorbeeld van maandag
tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd
zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt het
programma gestopt.
Plafonnier(s)
Voor: gaat branden als een van de
voorportieren of deuren achter (schuifdeur
en afhankelijk van het uitrustingsniveau
achterdeur links of achterklep) wordt geopend. Achterin of 2e en 3e zitrij: gaat branden zodra
een van de deuren achter (schuifdeur en
afhankelijk van de uitvoering de achterdeur links
of de achterklep) wordt geopend.
Brandt altijd, contact aan.
Altijd uit.
Voor
156
Rijden
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
de bestuurder het rempedaal loslaat:
–
Als de eerste versnelling of de neutraalstand
is geselecteerd bij een handgeschakelde
versnellingsbak.
–
Als stand
D of M is geselecteerd bij een
automatische transmissie.
–
Als stand
D of B is geselecteerd met de
keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische
auto).
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als de
bestuurder het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing gaan deze
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6
e versnelling
► Beweeg de selectiehendel zo ver mogelijk
naar rechts om de 5e of de 6e versnelling in te
schakelen.
Wanneer u dit niet doet, dan kan de
versnellingsbak permanent beschadigd
raken (per ongeluk schakelen naar de 3
e of 4e
versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
► Trek de ring onder de pookknop omhoog en
beweeg de versnellingshendel eerst naar links
en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
–
zet de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
–
trap het koppelingspedaal in.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motor.)
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te reduceren.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitvoering van de auto, kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
U bent echter niet verplicht om op te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Bij bepaalde BlueHDi-dieseluitvoeringen
met handgeschakelde versnellingsbak
kan het systeem u onder bepaalde
rijomstandigheden verzoeken om de
versnellingsbak in de neutraalstand te zetten
(weergave van de letter N op het
instrumentenpaneel), om het tijdelijk afzetten van
de motor mogelijk te maken (STOP-fase van het
Stop & Start-systeem).
Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in
de handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl omhoog of omlaag op het
instrumentenpaneel weergegeven. Daarnaast
157
Rijden
6Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te reduceren.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitvoering van de auto, kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
U bent echter niet verplicht om op te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Bij bepaalde BlueHDi-dieseluitvoeringen
met handgeschakelde versnellingsbak
kan het systeem u onder bepaalde
rijomstandigheden verzoeken om de
versnellingsbak in de neutraalstand te zetten
(weergave van de letter N op het
instrumentenpaneel), om het tijdelijk afzetten van
de motor mogelijk te maken (STOP-fase van het
Stop & Start-systeem).
Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in
de handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl omhoog of omlaag op het
instrumentenpaneel weergegeven. Daarnaast
kan de aanbevolen versnelling worden
weergegeven.
Het systeem past de aanbevelingen voor
schakelen aan de rijomstandigheden
(helling, belasting, enz.) en de eisen van de
bestuurder (verzoek om vermogen,
versnellen, remmen, enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
–
De eerste versnelling in te schakelen.
–
De achteruitversnelling in te schakelen.
Automatische transmissie
Automatische transmissie (6 of 8 versnellingen), het schakelen wordt elektronisch aangestuurd.
De transmissie biedt ook de mogelijkheid
handmatig sequentieel te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Keuzeschakelaar
Wanneer u de keuzeschakelaar draait,
raden wij u uit veiligheidsoverwegingen
aan om het rempedaal ingedrukt te houden.
P. Parkeren.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
D. Rijden (automatisch schakelen).
M. Handmatig (handmatig schakelen
met sequentieel schakelen tussen de
versnellingen).
De stand N kunt u gebruiken in een file
of bij het wassen van de auto in een
automatische wasstraat.
203
Praktische informatie
7Het rode controlelampje in de klep gaat
branden om te bevestigen dat de laadstekker is
vergrendeld.
Geprogrammeerd laden
Instellingen
Bij een CITROËN-dealer of gekwalificeerde
werkplaats, met Bluetooth®-audiosysteem
Standaard is de starttijd voor geprogrammeerd
laden ingesteld op middernacht (tijd van de
auto).
U kunt de starttijd voor geprogrammeerd laden
aanpassen.
Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Op een smartphone of tablet (GSM), met
CITROËN Connect Radio of CITROËN
Connect Nav
U kunt het geprogrammeerd laden ook
altijd instellen met de app MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
In de auto, met CITROËN Connect Nav
► Selecteer de pagina Laden in het
menu Energie van het touchscreen.
►
Stel de begintijd voor het laden in.
►
Druk op
OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
Activering
Geprogrammeerd laden is alleen
mogelijk bij mode 2 en 3.
►
Na het instellen van het geprogrammeerd
laden sluit u uw auto aan op de gewenste
laadapparatuur
.
► Druk binnen een minuut op deze toets in de
klep om het systeem te activeren (bevestigd
door een blauw controlelampje voor het laden).
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Als de auto is ontgrendeld, moet u deze
vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
►
Als de auto is vergrendeld, moet u deze
ontgrendelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om
aan te geven dat de laadstekker is ontgrendeld.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30
seconden.
Het controlelampje voor het laden gaat wit
branden.
Druk met de selectieve ontgrendeling
van de portieren geactiveerd twee keer
op de ontgrendelknop om de laadstekker los
te koppelen.
Wanneer het laden is voltooid, gaat het
groene controlelampje voor het laden in
de klep na ongeveer 2 minuten uit.
Laden via een normaal stopcontact, Mode
2
Als het laden is beëindigd, gaan het groene
controlelampje CHARGE op de regeleenheid en
het groene controlelampje voor het laden in de
klep permanent branden.
►
Plaats de beschermkap terug op de
laadstekker en sluit de laadklep.
►
Haal de laadkabel aan de zijde van de
regeleenheid uit het stopcontact.
Versneld laden
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven
door de laadregeleenheid en door het permanent
branden van het groene lampje in de klep.
►
Hang de laadstekker aan de wallbox en sluit
de laadklep.
210
Praktische informatie
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht
daarom na het afzetten van de motor ten minste
één uur voordat u er werkzaamheden aan
uitvoert.
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan
om brandwonden te voorkomen een doek en
draai de dop twee slagen los om de druk te laten
dalen.
Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul
bij tot het vereiste peil.
(Elektrisch)
Vul geen koelvloeistof bij.
Als het peil zich dicht bij of onder de
markering "MIN"
bevindt, neem dan contact
op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
In de winter (bij temperaturen onder nul)
moet er een vloeistof met antivries (geschikt
voor de temperatuur) worden gebruikt om de
componenten van het systeem (pomp, tank,
kanalen, verstuivers) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Dieselbrandstofadditief
(dieseluitvoering met
roetfilter)
of Wanneer het minimumpeil in
het additiefreservoir van het
roetfilter is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
permanent branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding.
Bijvullen
Dit additief moet snel worden bijgevuld.
Ga naar het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue® (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de indicatoren en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met
name de toevoer van AdBlue.
Controles
Zie voor het controleren van deze onderdelen
het onderhoudsschema van de fabrikant voor uw
motor, tenzij anders aangegeven.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert
en biedt CITROËN specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Controleer wel regelmatig of de
accupoolklemmen goed vastzitten (bij
uitvoeringen zonder snelsluiting voor de
accupoolklemmen) en of de aansluitingen
schoon zijn.