161
Praktische informatie
7Zet de lading goed vast.
Rijd voorzichtig: de auto reageert sneller op
zijwind en de stabiliteit van de auto kan door
de belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig of de dakdragers goed
zijn geplaatst en bevestigd, in ieder geval
voor elke rit.
Verwijder de dakdragers zodra deze niet
meer nodig zijn.
Schuif-/kanteldak
Controleer of de lading niet onder de
dakdragers uitsteekt en daardoor in contact
kan komen met het schuif-/kanteldak als dit
wordt bediend - Kans op ernstige schade!
Op het dak bevestigen
Bevestig de dakdragers uitsluitend op de vier
bevestigingspunten in het dakframe. Als de
portieren zijn gesloten, zijn deze punten niet
zichtbaar.
De bevestigingen van de dakdragers
hebben een bout die in de opening van elk
bevestigingspunt moet worden gestoken.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Neem de geldende wetgeving in uw land
in acht met betrekking tot het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Type ketting
215/65 R16 Polaire XP9 120 (9 mm)
215/60 R17 Polaire XP9 120 (9 mm)
Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Type ketting
195/60 R18 Polaire PSS 112 (10 mm)
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met een dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een
snelheid van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van
sneeuwkettingen altijd op een vlakke,
droge ondergrond te oefenen voordat u op
reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op
wegen zonder sneeuw, omdat de banden
162
Praktische informatie
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak en
de motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Koelen van de motor als deze wordt
afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen
of kleding die in de propeller van de
ventilator kunnen komen!
Openen
► Open het linker voorportier.
► Trek de binnenhendel aan de onderzijde van
de portiersponning naar u toe.
van de auto en het wegdek dan beschadigd
raken. Als de auto lichtmetalen velgen heeft,
controleer dan of geen enkel deel van de
kettingen of bevestigen de velg raakt.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, het dimlicht en de
interieurverlichting in totaal nog maximaal
ongeveer 30 minuten gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies
worden in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer
10 minuten via het handsfree systeem van
het audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start
dan de motor en laat deze draaien:
– Minder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken.
–
Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
V
ermijd het herhaaldelijk of continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde
functies van de auto afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
Motorkap
Stop & Start
Schakel het contact altijd uit als
u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Elektromotor
Wees voorzichtig met voorwerpen of
kleding die in de bladen van de koelventilator
of in bepaalde bewegende componenten
kunnen komen - kans op verstikking en
ernstig letsel!
Voordat er werkzaamheden onder de
motorkap worden uitgevoerd, moet
u het contact afzetten, controleren
of het controlelampje READY op het
instrumentenpaneel uit is en de laadstekker
loskoppelen als deze is aangesloten.
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang
het voorportier links is gesloten.
168
Praktische informatie
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om
contact op te nemen met een CITROËN-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Na 1.100 km wordt er automatisch een
voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de auto wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het
SCR-systeem:
– Gebruik alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
– Als AdBlue
® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
– Verdun AdBlue
® nooit met water.
Bij een te lage bandenspanning neemt
het energieverbruik toe. Wanneer de
spanning van de banden niet correct is,
kunnen ze voortijdig slijten. Bovendien kan dit
een negatief effect hebben op de wegligging:
risico van een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft een
negatieve invloed op het wegligging. Controleer
de staat van de banden (loopvlak en flanken) en
de velgen regelmatig, en controleer dan ook of
de ventieldoppen nog aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
zo snel mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden
die worden opgeslagen bij het monteren van de
winter- of zomerbanden. Berg ze op een koele,
droge plek op, uit de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te
herkennen aan dit symbool op de flanken.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te
weten wanneer de schokdempers zijn
versleten. Schokdempers hebben echter wel een
grote invloed op de wegligging en de
remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een CITROËN-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en
accessoiresets
De distributie- en accessoiresets worden
gebruikt vanaf het moment dat de motor
wordt gestart totdat de motor wordt afgezet. Het
is normaal dat ze in de loop der tijd slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan
schade aan de motor veroorzaken, waardoor
deze niet meer kan worden gebruikt. Houd u
aan de aanbevolen vervangingsintervallen,
aangegeven in kilometers of tijd, afhankelijk van
welke als eerste wordt bereikt.
AdBlue® (BlueHDi)
CITROËN heeft ervoor gekozen om zijn auto's
met dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de nabehandeling van de
uitlaatgassen zonder dat de prestaties afnemen
of het brandstofverbruik toeneemt, om het milieu
zo min mogelijk te belasten en om aan de Euro
6-norm te voldoen.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 15 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed
op deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid
nog maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden
totdat het reservoir helemaal leeg is en de auto
niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de
waarschuwings- en controlelampjes en
bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor
opnieuw wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot de auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
176
In geval van pech
op de bandenspanningssticker van de auto. De
bandenspanning verlagen: druk op de zwarte
toets op de slang van de compressor, bij de
aansluiting op het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band
niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand O zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
► Verwijder de set en berg deze op.
► Vervang de dop op het ventiel.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
gereedschapsset .
► Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V -aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de
auto vlak bij de bestuurder worden
geplakt om hem/haar te herinneren aan het
feit dat er met een gerepareerde band wordt
gereden.
►
Zet het contact aan.
► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning
2 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder
druk in de band gespoten; maak de slang
gedurende deze handeling niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt,
kan de band niet met de bandenreparatieset
worden gerepareerd; neem contact op met
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
► Zet de schakelaar in de stand " O ”.
► Haal de stekker van de compressor uit de 12
V
-aansluiting in de auto.
►
V
erwijder de set.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
►
V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg
deze op.
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij
inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
staat op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een CITROËN-dealer of een
officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
► Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet
meer dan 200 km met een band die met
dit type set is gerepareerd.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om de
band te laten verwisselen.
De bandenspanning
controleren / aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten , om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.
►
Controleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O
" staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V
-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
►
Schakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I
" te zetten en breng
de band op de spanning die staat aangegeven
199
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
10Vorige/volgende item van een menu of lijst
selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item van een menu of lijst
selecteren.
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bijwerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden
weergeven.
Kort indrukken: geluidsbron wijzigen
(radio, USB-aansluiting, AUX-ingang
indien draagbaar apparaat is aangesloten,
CD-speler, audiostreaming).
Lang indrukken: weergave van de
gesprekkenlijst.
Kort indrukken tijdens een inkomende oproep:
oproep aannemen.
Kort indrukken tijdens een gesprek: het gesprek
beëindigen.
Een selectie bevestigen.
Geluidsvolume verhogen.
Geluidsvolume verlagen.
Geluid onderbreken/weer inschakelen
door het gelijktijdig indrukken van de
volumetoetsen.
Bedieningsfuncties op het
stuurwiel - Type 2
Gesproken commando's:
Deze toets bevindt zich op het stuurwiel
of op het uiteinde van de lichtschakelaar
(afhankelijk van de uitvoering).
Kort indrukken: gesproken commando’s voor de
smartphone via het systeem.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken door tegelijkertijd op
de toetsen voor het verhogen en verlagen van
het geluidsvolume te drukken (afhankelijk van de
uitrusting).
Geluidsweergave weer inschakelen door op één
van de twee volumetoetsen te drukken.
Veranderen van multimediabron.
Kort indrukken: weergave van de
gesprekkenlijst.
Kort indrukken tijdens inkomend gesprek:
gesprek aannemen.
Lang indrukken tijdens inkomend gesprek:
gesprek weigeren.
Kort indrukken tijdens een gesprek: het gesprek
beëindigen.
Radio (draaien): vorige/volgende
voorkeuzezender. Media (draaien): vorige/volgende nummer,
scrollen door lijsten.
Kort indrukken: bevestigen van een selectie.
Indien niets geselecteerd: toegang tot
voorkeuzezenders.
Radio: weergeven van de zenderlijst.
Media: weergeven van de tracklijst.
Menu's
Radio
Selecteer een radiozender.
203
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
10Als de Streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een
geluidsbron beschouwd.
Apple®-speler aansluiten
Sluit een Apple®-speler met behulp van een
geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in
de auto.
De beschikbare indeling is die van het
aangesloten apparaat (artiesten / albums
/ genres / playlists / audioboeken / podcasts).
U kunt ook een gestructureerde indeling in
bibliotheekvorm gebruiken.
De standaardindeling is de indeling per
artiest. Om dit te veranderen moet u terug
naar het eerste niveau in de structuur en
kiest u een andere indeling (bijvoorbeeld
afspeellijsten). Bevestig uw keuze voordat u
in de structuur weer afzakt naar het gewenste
nummer.
De softwareversie van het audiosysteem kan
incompatibel zijn met de softwareversie van de
Apple
®-speler.
Media-instellingen
Druk op de toets "Media-instellingen ".
Activeer/deactiveer de afspeelopties voor het
nummer en open de audio-instellingen.
De audio-instellingen zijn hetzelfde als
de audio-instellingen voor de radio.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de audio-instellingen.
Informatie en tips
Het systeem ondersteunt USB-apparaten voor
massaopslag, BlackBerry®-apparaten of Apple®-
spelers via de USB-poorten. De adapterkabel
wordt niet meegeleverd.
U beheert de apparaten met de
bedieningstoetsen van het audiosysteem.
Andere apparaten, die bij het aansluiten niet
door het systeem worden herkend, moeten met
een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug
worden aangesloten of via Bluetooth-streaming
worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker, om
beschadiging van het systeem te
voorkomen.
Het audiosysteem speelt alleen audiobestanden
af met de bestandsextensie ".wav", ".wma",
".aac", ".mp3", ".mp4", ".m4a", ".flac", ".ogg"
en met een bitrate van 32 Kbps tot 320 Kbps
(maximaal 300 Kbps voor ".flac"-bestanden).
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate)
kunnen worden afgespeeld.
Alle ".wma"-bestanden moeten standaard WMA
9-bestanden zijn.
De ondersteunde bemonsteringsfrequenties
(sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 KHz.
Om problemen met lezen en weergeven te
voorkomen, raden wij aan om bestandsnamen
te kiezen van maximaal 20 tekens die geen
speciale tekens bevatten (zoals, " ? .
; ù).
Gebruik uitsluitend USB-geheugensticks met de
bestandsindeling FAT of FAT32 (File Allocation
Table).
Wij raden aan om de originele USB-kabel
voor het draagbare apparaat te
gebruiken.
Telefoon
Koppelen van een
Bluetooth
®-telefoon
Er kunnen 10 telefoons aan het systeem worden
gekoppeld.
Activeer vooraf de Bluetooth-functie van uw
telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is
voor iedereen" (configuratie van de telefoon).
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit
vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan:
controleer of de in de telefoon en het systeem
ingevoerde code identiek zijn.
De beschikbaarheid van de diensten is
afhankelijk van het netwerk, de simkaart
204
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
en de compatibiliteit van de gebruikte
Bluetooth-apparaten. Zie de handleiding van
de telefoon of neem contact op met uw
provider voor meer informatie over de
beschikbaarheid van diensten.
Profielen die compatibel zijn met het
systeem: HFP, OPP, PBAP, DID, A2DP,
AVRCP, SPP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer
informatie (compatibiliteit, aanvullende
instructies, enz.).
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de
lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een
verbinding met de telefoon te maken.
Procedure via het systeem
Druk op de toets Home om de menu’s
weer te geven.
Selecteer het menu "Telefoon".
Druk op "Verbindingen beheren ".
Er wordt een lijst van waargenomen telefoons
weergegeven.
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.
Het systeem stelt twee verbindingsprofielen voor
de telefoon voor:
–
als "
Telefoon": handsfree set, uitsluitend
telefoon.
– als " Streaming": draadloos afspelen van
audiobestanden op de telefoon.
Het systeem kan niet met hetzelfde
profiel met meerdere telefoons worden
verbonden.
Er kunnen niet meer dan 2 telefoons tegelijk
worden verbonden ( 1 per profiel).
De Bluetooth-profielen op de telefoon
hebben prioriteit t.o.v. de profielen die op
het systeem zijn geselecteerd.
Als het koppelen niet is gelukt, wordt
geadviseerd de Bluetooth-functie van de telefoon
even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Afhankelijk van het type telefoon hebt u de optie om de overdracht van uw
contacten en de gesprekkenlijst wel of niet te
accepteren.
Automatisch opnieuw verbinden
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon
waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt
deze automatisch herkend en wordt er binnen
ongeveer 30 seconden na het aanzetten van
het contact automatisch een koppeling met de
telefoon gemaakt (Bluetooth ingeschakeld).
Beheer van telefoonverbindingen
Een gekoppelde telefoon verbinden of
loskoppelen:
Selecteer het menu "Telefoon".
Druk op "Bluetooth" om de lijst van
gekoppelde apparatuur weer te geven.
Druk in de lijst op de naam van de
desbetreffende telefoon om de koppeling
ongedaan te maken.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te
koppelen.
Verwijderen van een telefoon
Druk op de knop “Bluetooth”.
Druk op "Verbindingen beheren ".
Selecteer in het weergegeven venster
"Verwijderen".
De lijst van de gekoppelde telefoons wordt
weergegeven.
Druk op de naam van de telefoon die u wilt
verwijderen.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en
verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Het gesprek aannemen:
Druk kort op de toets TEL op het
stuurwiel.
Het gesprek weigeren:
Houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Of
Druk op "Gesprek beëindigen" op het
touchscreen.
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet
onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te
bellen.
Een nieuw nummer bellen
Druk op "Telefoon".
Druk op de toets "Toetsenbord".
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op "OK" om het nummer te bellen.
Een contact bellen
Druk op het menu "Telefoon".
Of houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Druk op "Contacten".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde
lijst.
205
Touchscreen met BLUETOOTH-audiosysteem
10Druk op "Gesprek beëindigen" op het
touchscreen.
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet
onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te
bellen.
Een nieuw nummer bellen
Druk op "Telefoon".
Druk op de toets "Toetsenbord".
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op "OK" om het nummer te bellen.
Een contact bellen
Druk op het menu "Telefoon".
Of houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Druk op "Contacten".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde
lijst.
Een recent gebruikt nummer bellen
Druk op "Telefoon".
Druk op "Gesprekken ".
Of
Houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Selecteer het gewenste contact in de getoonde
lijst.
Nadat het contact is afgezet, blijft de
verbinding via het systeem van de auto
10 minuten actief. Daarna schakelt het
systeem uit en wordt de verbinding
automatisch via de telefoon voortgezet.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon
bellen. Zet in dat geval de auto uit
veiligheidsoverwegingen stil.
Configuratie
Lichtsterkte instellen
Druk op "Instellingen ".
Selecteer "Weergave ".
Druk op de toetsen om de
lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de
uitvoering) in te stellen.
Instellingen van het systeem
wijzigen
Druk op "Instellingen
".
Druk op "Systeem ".
Druk op "Privacy" om de privacy-
instellingen te openen.
Selecteer "Eenheden" om de eenheden
voor afstand, brandstofverbruik en
temperatuur te wijzigen.
Druk op "Fabrieksparameters" om terug
te keren naar de fabrieksinstellingen.
Druk op "Systeeminfo" om de
systeeminformatie te bekijken.
Privacyinstellingen
Er zijn drie opties voor privacy van gegevens
beschikbaar:
"Geen gegevens delen (gegevens,
locatie van de auto) "
"Alleen gegevens delen"
"Gegevens en locatie van de auto
delen"
Wanneer gegevens en locatie van de
auto delen is ingeschakeld, wordt dit
symbool weergegeven in de bovenste balk op
het touchscreen.