52
Ergonomie en comfort
– In de zomer de temperatuur in de auto
verlagen.
–
In de winter beslagen ruiten bij temperaturen
hoger dan 3 °C sneller ontwasemen.
►
Druk op draaiknop 1
of op toets 9 op het
touchscreen om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd
inschakelen om de lucht sneller af te koelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan
van de ruiten).
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur
op de laagste stand in, stuurt de luchtverdeling
naar de middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters, stelt de luchtstroom in op
maximaal en schakelt de luchtrecirculatie in het
interieur in.
►
Druk op draaiknop 2
om de functie in of uit te
schakelen (het controlelampje gaat aan/uit). Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het
systeem terug naar de instellingen van vóór de
inschakeling.
Centrale regeling /
gescheiden regeling
De temperatuurinstelling aan
voorpassagierszijde kan worden afgestemd
op de instelling aan bestuurderszijde (functie
centrale regeling).
►
Druk op de toets
11 om de functie "MONO" in
te schakelen.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als de passagier de toetsen voor de
temperatuurregeling aan zijn zijde bedient
(functie gescheiden regeling).
Automatisch programma Zicht
Zie het hoofdstuk Ontwasemen / ontdooien
voorruit voor meer informatie over toets 5.
Ventilatie bij aangezet
contact
Bij ingeschakeld contact kunt u het
ventilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste
zijruiten
Met handbediende
airconditioning
► Zet de temperatuur in de hoogste stand
(rood).
►
Zet de luchtstroom in de hoogste stand.
► Druk op deze knop om de lucht over
de voorruit te verdelen; het lampje ervan
gaat branden.
► Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.
► Schakel de airconditioning in door de toets
A/C in te drukken; het desbetreffende lampje
gaat branden.
Met automatische
airconditioning met
gescheiden regeling
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
53
Ergonomie en comfort
3► Controleer of de luchtrecirculatie in het
interieur is uitgeschakeld; het betreffende lampje
moet uit zijn.
►
Schakel de airconditioning in door de toets
A/C
in te drukken; het desbetreffende lampje
gaat branden.
Met automatische
airconditioning met
gescheiden regeling
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u
alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de
camera verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur
die de camera gebruiken negatief worden
beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij lage temperaturen zorgt deze functie dat de
volledige voorruit wordt verwarmd; het is een
aanvulling op het Automatisch programma Zicht
dat elementen weghaalt die het zicht kunnen
belemmeren (zoals dauw, mist, ijs of sneeuw),
dat zich aan beide zijden van de voorruit bevindt.
Het kan zowel bij wegrijden als onder het rijden
worden gebruikt.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
een controlelampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur
.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld
om een te hoog energieverbruik te voorkomen.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de
motor draait.
De buitenspiegels worden ook ontwasemd/
ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of
uit te schakelen (bevestigd door het
branden/doven van het controlelampje).
De functie kan worden geactiveerd ongeacht de
buitentemperatuur
.
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
54
Ergonomie en comfort
Het ontwasemen / ontdooien wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Voorverwarming /
voorkoeling airco
(elektrische auto)
Met deze functie kunt u de temperatuur in
het interieur zo programmeren dat een vooraf
bepaalde temperatuur die niet kan worden
gewijzigd (ongeveer 21 °C) is bereikt voordat
u in de auto stapt. U kunt de dagen en tijden
hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet
wordt opgeladen.
Programmeren
Met 10 inch touchscreen
In het menu Airconditioning > OPTIES:Selecteer Temperatuur conditionering .
►
Druk op
+ om een programmering toe te
voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto
stapt en de gewenste dagen. Druk op OK
.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer
de auto op een laadpunt is aangesloten (20
minuten wanneer dat niet het geval is) en blijft
daarna nog 10 minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen.
Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Voor een optimale actieradius raden wij aan
om een programma te starten terwijl de auto
op een laadpunt is aangesloten.
Het programmeren kan ook met een
smartphone worden uitgevoerd, met de
app MyCitroën.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de op afstand te bedienen
functies.
Het is normaal dat de ventilator tijdens
het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het
contact is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, dan wordt de functie alleen
geactiveerd als de laadtoestand van de
tractiebatterij meer dan 50% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is
aangesloten, er een herhaald programma
is geactiveerd (bijvoorbeeld van maandag
tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt het
programma gestopt.
Voorzieningen in het
interieur
1.
Zonneklep
2. Smart Pad Support Citroën
3. Dashboardlade
4. Dashboardkastje
5. Draadloze smartphonelader
USB-aansluitingen (type A/type C)
6. Opbergruimte
12V-aansluiting
7. Opbergruimte met bekerhouders
8. Middenarmsteun met opbergruimte
9.Portiervakken
10. USB-aansluitingen
Zonneklep
► Open de afdekklep terwijl het contact aan
staat. De verlichting van de make-upspiegel
gaat automatisch branden (afhankelijk van de
uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid
voor het opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Als het contact aan is, is het dashboardkastje
verlicht wanneer het geopend is.
Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje als er iemand op de
voorpassagiersstoel zit. Bij hard remmen kan
dit letsel tot gevolg hebben.
Dashboardlade
► Druk op de handgreep en trek eraan om de
lade te openen.
Rijd nooit met een geopende
dashboardlade wanneer een passagier
voorin zit. Bij hard remmen kan dit letsel tot
gevolg hebben.
66
Verlichting en zicht
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
neerslag)
Intervalstand ruitenwissers
of
Automatische stand ruitenwissers
Uitschakelen
Handmatig
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie
automatisch verlaagd als de snelheid van
de auto lager is dan 5
km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt
dan 10
km/h, wordt de oorspronkelijke
wisfrequentie (snel of normaal) weer
aangehouden.
Eén keer wissen
► Druk de hendel kort in of trek de hendel kort
naar u toe.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog
een laatste wisslag gemaakt.
Bij een automatische airconditioning
zorgt elke beweging van de
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat
tijdelijk wordt gesloten om te voorkomen dat
er geurtjes in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik tijdens de winter
producten die geschikt zijn voor zeer lage
temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Intervalstand ruitenwissers
voorruit
In de intervalstand kan de bestuurder
wisserfrequentie aanpassen door de ring in een
van de 5 beschikbare standen te zetten.
De eerste (bovenste) stand is het langste interval
tussen 2 wisserbewegingen, voor gebruik bij
lichte regen.
De laatste (onderste) stand is het kortste interval
tussen 2 wisserbewegingen, voor gebruik bij
zware regen.
Wanneer de ring van een hogere stand naar
een lagere stand wordt gedraaid, bewegen de
ruitenwissers ter bevestiging.
Als het contact langer dan 1 minuut is afgezet met de ruitenwisserschakelaar in
stand INT, 1 of 2, en het contact weer wordt
aangezet:
–
het systeem werkt zodra de rijsnelheid
hoger dan 10 km/h wordt en de
buitentemperatuur lager dan +3 °C is.
–
het systeem werkt meteen als de
buitentemperatuur hoger dan +3 °C is.
Automatische ruitenwissers voorruit
In de stand AUTO werken de ruitenwissers van
de voorruit automatisch en worden ze aangepast
aan de regenval, op basis van de ingestelde
gevoeligheid van de sensor.
De regendetectiefunctie gebruikt een regen- /
zonnesensor middenboven op de voorruit, achter
de achteruitkijkspiegel.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(bijvoorbeeld bij mist, ijs, sneeuw of
projecties op zoute wegen) moet de
bestuurder mogelijk overschakelen op
handmatige bediening.
Inschakelen / uitschakelen
Inschakelen:
► Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand
AUTO.
► Draai de ring om de gevoeligheid van de
sensor aan te passen.
Een wissercyclus bevestigt samen met een
melding dat het verzoek wordt verwerkt.
► Voor uitschakelen zet u de
ruitenwisserschakelaar in een andere stand dan
stand 0.
De gevoeligheid aanpassen
De eerste stand (boven) is de laagste
gevoeligheid van de sensor.
De laatste stand (onder) is de hoogste
gevoeligheid van de sensor.
Hoe hoger de gevoeligheid, hoe sneller het
systeem reageert en de wisserfrequentie
verhoogt.
Wanneer de ring van een hogere stand naar
een lagere stand wordt gedraaid, bewegen de
ruitenwissers ter bevestiging.
102
Rijden
airconditioning te verlagen zonder deze uit te
schakelen.
Vrijloop in stand Eco: bij de automatische
transmissie EAT8 wordt, afhankelijk van de
uitvoering, het in de "vrijloop" zetten van
de auto aangemoedigd zodat de auto vaart
mindert zonder op de motor af te remmen. U
kunt brandstof besparen door uw voet volledig
van het gaspedaal te halen voordat u moet
afremmen.
Deze stand verlaagt het verbruik van elektrische
energie door de tractiebatterij nog meer door het
motorkoppel te beperken.
Sport
Deze stand maakt een meer dynamische
rijstijl mogelijk door aanpassing van de
stuurbekrachtiging, de respons op het gaspedaal
en het schakelen bij een auto met een
automatische transmissie.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt de auto bij het wegrijden
op een helling kort (ongeveer 2 seconden) op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief onder de volgende
voorwaarden:
–
De auto staat volledig stil met het rempedaal
ingedrukt.
–
Er is aan bepaalde hellingcondities voldaan.
–
Het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat de Hill Start Assist in werking is.
Als iemand uit de auto moet stappen terwijl
de motor draait, trek dan de parkeerrem
handmatig aan. Controleer vervolgens of
het controlelampje van de parkeerrem en
het controlelampje
P
in de hendel van de
elektrische parkeerrem permanent branden.
De functie Hill Start Assist kan niet
worden uitgeschakeld. Maar als de
parkeerrem wordt aangetrokken om de auto
op zijn plaats te houden, wordt de werking
van de functie onderbroken.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
de bestuurder het rempedaal loslaat:
–
Als de eerste versnelling of de neutraalstand
is geselecteerd bij een handgeschakelde
versnellingsbak. –
Als stand
D of M is geselecteerd bij een
automatische transmissie.
–
Als stand
D of B is geselecteerd met de
keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische
auto).
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als de
bestuurder het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing gaan deze
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motor)
Dit systeem is ontwikkeld om het
brandstofverbruik te verminderen door de meest
geschikte versnelling aan te bevelen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitvoering van de auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
De schakeladviezen hoeft u echter niet op te
volgen. De keuze van de optimale versnelling
hangt namelijk altijd af van de situatie op
de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder blijft derhalve altijd zelf
verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen
van een schakeladvies van het systeem.
Het systeem kan niet worden uitgeschakeld.
Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in
de handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl in combinatie met het nummer van de
geadviseerde versnelling op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Het systeem past de schakelinstructies
aan de rijomstandigheden (zoals helling,
belasting) en de rijstijl (zoals gevraagd
vermogen, accelereren, remmen) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
– de eerste versnelling in te schakelen;
– de achteruitversnelling in te schakelen.
149
Praktische informatie
7airconditioning opgeslagen. Tijdens het gebruik
loopt de tractiebatterij leeg en daarom moet hij
regelmatig worden opgeladen. U hoeft niet met
opladen te wachten tot de tractiebatterij bijna
leeg is.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk
van de rijstijl, de route, het gebruik van de
verwarmings- en airconditioningssystemen en
de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
Het verouderingsproces van de
tractiebatterij wordt door diverse factoren
beïnvloed, zoals het klimaat, de afgelegde
afstand en hoe vaak de tractiebatterij snel is
opgeladen.
Bij schade aan de tractiebatterij
Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze
dan nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de
huid dan grondig af met water en raadpleeg
zo snel mogelijk een arts.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Laadstekkers en
controlelampjes
1. Laadstekkers
2. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd
laden
3. Controlelampje vergrendeling laadstekker
Permanent rood: laadstekker is juist geplaatst
en vergrendeld.
Knipperend rood: laadstekker niet goed
geplaatst of vergrendelen niet mogelijk.
4. Controlelampje voor laden
Controlelampje
voor laadstatus Betekenis
Wit, permanent Geleidingsverlichting bij het openen van
de oplaadklep en het loskoppelen van de laadkabel.
Blauw, permanent Geprogrammeerd laden.
Groen, knipperend Laden bezig. Groen, permanent Laden voltooid. Het controlelampje
voor opladen gaat na ongeveer 2 minuten uit als de functies van de auto in
stand-by gaan.
Het controlelampje
gaat weer branden
wanneer de auto met het Keyless entry
and start-systeem
wordt ontgrendeld of wanneer een deur
wordt geopend om
aan te geven dat de batterij volledig is opgeladen.
Rood, permanent Storing.
162
Praktische informatie
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak en
de motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Koelen van de motor als deze wordt
afgezet
De koelventilator van de motor kan starten
nadat de motor is afgezet.
Wees voorzichtig met voorwerpen
of kleding die in de propeller van de
ventilator kunnen komen!
Openen
► Open het linker voorportier.
► Trek de binnenhendel aan de onderzijde van
de portiersponning naar u toe.
van de auto en het wegdek dan beschadigd
raken. Als de auto lichtmetalen velgen heeft,
controleer dan of geen enkel deel van de
kettingen of bevestigen de velg raakt.
Eco-mode
Dit systeem regelt de maximale gebruiksduur
van bepaalde functies bij afgezet contact om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, het dimlicht en de
interieurverlichting in totaal nog maximaal
ongeveer 30 minuten gebruiken.
Activering van de modus
Er wordt een melding weergegeven als de eco-
mode wordt geactiveerd: de actieve functies
worden in stand-by gezet.
Als u op dat moment aan het telefoneren bent, kunt u het gesprek nog ongeveer
10 minuten via het handsfree systeem van
het audiosysteem voortzetten.
Afsluiten van de eco-mode
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als u de functies direct weer wilt gebruiken, start
dan de motor en laat deze draaien:
– Minder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken.
–
Meer dan 10 minuten om de functies ongeveer
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
V
ermijd het herhaaldelijk of continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu leeg is, kan de motor niet gestart worden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
Dit systeem regelt het gebruik van bepaalde
functies van de auto afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Tijdens het rijden kunnen enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld in verband met de
laadtoestand van de accu.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
Motorkap
Stop & Start
Schakel het contact altijd uit als
u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Elektromotor
Wees voorzichtig met voorwerpen of
kleding die in de bladen van de koelventilator
of in bepaalde bewegende componenten
kunnen komen - kans op verstikking en
ernstig letsel!
Voordat er werkzaamheden onder de
motorkap worden uitgevoerd, moet
u het contact afzetten, controleren
of het controlelampje READY op het
instrumentenpaneel uit is en de laadstekker
loskoppelen als deze is aangesloten.
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang
het voorportier links is gesloten.
166
Praktische informatie
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen ook het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verstopt begint te raken, gaat dit waarschuwingslampje tijdelijk
branden, in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden het toelaten door met
een snelheid van minimaal 60 km/h te rijden tot
het lampje uit gaat.
Als er langere tijd met een zeer lage snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan er in
uitzonderlijke gevallen waterdamp uit de
uitlaat komen als u gas geeft. Deze emissies
hebben geen invloed op het rijgedrag en het
milieu.
Nieuwe auto
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste
paar keer dat het roetfilter geregenereerd
wordt een brandlucht ruiken. Dit is volkomen
normaal.
(Elektrisch)
Vul geen koelvloeistof bij.
Als het peil zich dicht bij of onder de
markering " MIN"
bevindt, neem dan contact
op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
In de winter (bij temperaturen onder nul)
moet er een vloeistof met antivries (geschikt
voor de temperatuur) worden gebruikt om de
componenten van het systeem (pomp, tank,
kanalen, verstuivers) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue® (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de indicatoren en met name de
indicatoren voor de AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat
de motor om wettelijke redenen niet meer kan
worden gestart.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met
name de toevoer van AdBlue.
Controles
Zie, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert
en biedt CITROËN specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Controleer wel regelmatig of de
accupoolklemmen goed vastzitten (bij
uitvoeringen zonder snelsluiting voor de
accupoolklemmen) en of de aansluitingen
schoon zijn.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen voordat u
werkzaamheden aan de 12V-accu uitvoert.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.