169
Praktische informatie
7Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om
contact op te nemen met een CITROËN-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Na 1.100 km wordt er automatisch een
voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de auto wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het
SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
–
Als AdBlue® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue® is verkrijgbaar bij een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats, maar ook bij
tankstations met AdBlue
®-pompen die speciaal
voor personenauto's zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25 °C. We raden u aan om
flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw
auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11 °C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de tank voor diesel.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op
een andere plaats is gemorst, spoel deze
dan onmiddellijk weg met koud water of veeg
het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
170
Praktische informatie
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken met
chemicaliën die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder (in natte of koude gebieden) te
verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt,
moet u ongeveer 5 minuten wachten voordat
u het contact weer aanzet, zonder het
bestuurdersportier te openen, de auto te
ontgrendelen, de sleutel in het contactslot
te steken of de sleutel van het "Keyless
entry and start"-systeem in het interieur te
brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
►
Druk bij Keyless entry and start op de toets
"
START/STOP" om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van de AdBlue®-tank
linksom en verwijder de dop.
►
Met een verpakking
AdBlue
®: controleer eerst
de uiterste houdbaarheidsdatum en lees daarna
zorgvuldig de instructies op het etiket voordat
u de inhoud van de verpakking in het AdBlue-
reservoir van de auto giet.
► Bij een AdBlue®-pomp: steek het vulpistool
in de vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool
afslaat.
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-
reservoir met te veel vloeistof vult:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor
het eerst afslaat als u bij een tankstation
tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5
liter AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg
is, wat wordt bevestigd met de melding
"Vul
AdBlue
bij: Starten niet mogelijk", dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de vrijloop van de
auto worden geactiveerd (bijvoorbeeld bij het
slepen, op een rollenbank, in een automatische
wasstraat of bij vervoer over het spoor of op een
veerboot).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Trap het rempedaal in terwijl de auto stilstaat
en de motor draait, en selecteer stand N .
Binnen 5 seconden:
►
Houd het rempedaal ingetrapt en doe het
volgende in deze volgorde: zet het contact uit
en beweeg de selectieschakelaar naar voren of
naar achteren.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.
►
T
rap het rempedaal in en druk op de hendel
van de elektrische parkeerrem om deze vrij te
zetten.
►
Laat het rempedaal los en schakel het
contact uit.
Er wordt een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven om te
bevestigen dat de wielen 15 minuten worden
vrijgezet.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
Trap het rempedaal niet in terwijl u het
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel
doet, start de motor waardoor u de procedure
opnieuw moet uitvoeren.
234
Trefwoordenregister
12V-accu 162, 166, 186–187, 186–189
180° zicht naar achteren
140
360° Camera
136, 139
A
Aanhanger 157
Aanhangergewichten
193–195
Aansluiting 12 V
56
ABS
72
Accessoires
69
Accu laden
188–189
Achterbank
46
Achterlichten
182
Achterruitverwarming
53
Achteruitrijcamera
108, 136–137, 139
Achteruitrijlicht
182
Actieradius AdBlue®
19, 166
Active Safety Brake
131, 133
Adaptieve snelheidsregelaar
111–112,
116–117
AdBlue®
19, 168
AdBlue® bijvullen
169
AdBlue®-reservoir
169
Afmetingen
197
Afstandsbediening
28–33
Afstellen van de koplamphoogte
62
Afzetten van de motor
90, 93
Airbags
76–79, 81
Airbags vóór
77–78, 81
Airconditioning
48–49, 52
Airconditioning (handbediend)
49, 52
Alarmknipperlichten 69, 173
Alarmsysteem
36–37
Algemeen menu
25
Allesdragers
160–161
Android Auto verbinding
221
Antiblokkeersysteem (ABS)
72
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
30
Antispinregeling (ASR) ~
Antislipregeling
73–74
Apple®-speler
203, 225
Apple CarPlay verbinding
220
Apps
221
Audiokabel
225
Automatische airconditioning ~
Airconditioning, automatische
53
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
50, 53
Automatische ruitenwissers
66
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
97–100, 102, 167, 188
Automatisch inschakelen verlichting
62
Automatisch noodremsysteem
131, 133
AUX-aansluiting
202, 225
B
Bagageruimte 36, 59
Banden
167, 197
Banden oppompen
167, 197
Bandenreparatieset
174
Bandenspanning
167, 175, 197
Bandenspanningscontrole (met set)
174, 176
Bandenspanning te laag (detectie) 105
Batterij afstandsbediening ~
Afstandsbediening, batterij
34
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
34
Bediening autoradio aan stuurkolom ~
Autoradio, bedieningen aan
stuurkolom
198–199, 209
Beladen
160–161
Benzinemotor
163, 194
Bijvullen AdBlue®
166, 169
Binnenspiegel
46
BlueHDi
19, 166, 173
Bluetooth audiosysteem met touchscreen
24
Bluetooth (handsfree set)
203–204, 226–227
Bluetooth (telefoon)
203–204, 226–227
Bluetooth-verbinding
203–204,
221–222, 226–227
Bochtverlichting, statisch
65
Boordcomputer
23–24
Boordgereedschap
59, 173–174
Brandstof
7, 146
Brandstofadditief
167
Brandstofniveaumeter
146
Brandstoftank
146–147
Brandstof tanken
146–147
Brandstoftank leeg (diesel)
173
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
146
Brandstofvulklep ~
Brandstoftankklep
146–147
Buitenspiegels
45, 53, 129
Buitenverlichting
63
235
Trefwoordenregister
C
Carrosserie 171
Carrosserie-onderhoud
171
CD
202
CD MP3
202
Centrale vergrendeling
32
CHECK
22
Claxon
70
Configuratie van de auto
25–26
ConnectedCAM Citroën™
106
Connectiviteit
220
Contact
92, 228
Contact aangezet
92
Controlelampjes
11–12
Controlepaneel
150
Controles
164, 166–168
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
201–202, 224
Dagteller
22
Dashboardkastje
55
Datum (instellen)
230
Datum instellen
230
Detectie obstakels
135
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
105, 175
De tractiebatterij laden
150
Dieselmotor
146, 164, 173, 195
Digitaal instrumentenpaneel
9
Digitale radio - DAB (Digital Audio
Broadcasting)
201–202, 224
Dimlicht
181
Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer)
23
Display instrumentenpaneel
9
Dodehoekbewaking
129
Draadloze lader
56
Drive Assist Plus
11 6
Dynamische noodrem
95–97
E
Eco-mode ~ Eco-modus 162
Eco-rijden (adviezen)
7
ECO-stand
101
Electronic Stability Program (ESC)
73–74
Elektrisch bediende handrem ~ Handrem,
elektrisch bediend
94–97, 167
Elektrische ruitbediening
38
Elektrisch verstelbare stoelen
43
Elektromotor
6, 8, 21, 26, 93, 148,
157, 164, 187, 190, 196
Elektronische remdrukregelaar (REF)
72
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force Distribution (EBD)
72
Elektronische sleutel
31–32
Elektronische startblokkering ~
Startblokkering, elektronische
90
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP)
72
Energiestromen
21, 26
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
72
F
Flacon AdBlue® 169
Follow me home-verlichting
30, 63
Follow me home verlichting ~
Follow-me-home-verlichting
30, 63
Frequentie (radio)
223–224
G
Gekoppeld navigatiesysteem 217–220
Geluidssignaal stil voertuig
(elektrische auto)
70, 88
Geluidssignaal voor voetgangers
(elektrische auto)
70, 88
Geprogrammeerd laden
27, 156
Geprogrammeerd laden
(elektrische auto)
26, 149, 153
Gereedschap
173–174
Gereedschapskist
59
Gesproken commando's ~
Spraakcommando's
211–214
Gevarendriehoek
173
Gewichten
193–195
GPS
217
Grootlicht
64, 181
Grootlichtassistent
64
H
Halogeenlampen 62, 181
237
Trefwoordenregister
Lendensteun, verstelling 43
Lichtschakelaar
60, 62
Luchtfilter
167
Luchtfilter (vervangen)
167
Luchtrecirculatie
52
M
Make-upspiegel 55
Massagefunctie
43
Matten
57, 109
Mat verwijderen
57
Meldingen
228
Menu's (audio)
199–200, 210–211
Milieu
7, 34, 88
Minimaal laadniveau tractiebatterij
(elektrische auto)
21
Mistachterlicht
60, 183
Mistlampen vóór
60, 65
Mobiele app
26, 54, 156
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren
160–161
Motor
168
Motoren
193–195
Motorkap
162–163
Motorkapsteun
163
Motorolie
164
Multimediasteun
55
N
Navigatiesysteem 215–217
Neerklappen stoelen achter
47
Netaansluiting (standaardstekker)
150
Niveau AdBlue®
166
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
167
Niveau koelvloeistof ~
Koelvloeistofniveau
19, 165
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
165
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
66, 166
Niveaus controleren
164–166
Niveaus en controles
164–167
Noodbediening achterklep
36
Noodbediening portieren
33–34
Noodoproep ~ Urgence-oproep
70–71
Noodprocedure afzetten van de motor
92–93
Noodprocedure starten
92, 187
Noodremassistentie ~ Brake Assist
System (BAS)
73, 132
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist
System (BAS)
73
O
Oliefilter 167
Oliefilter (vervangen)
167
Olieniveau
164
Oliepeilstok
164
Olieverbruik
164
Onder de motorkap ~ Motorruimte 164
Onderhoud (adviezen)
148, 171
Onderhoudsadviezen
148, 171
Onderhoudscontroles
18, 166, 168
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator
18, 22
Ontdooien
45, 52
Ontgrendelen
29, 31
Ontgrendelen portieren ~ Portieren
ontgrendelen
32–33
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur
ontgrendelen
32
Ontluchten brandstofsysteem ~
Brandstofsysteem ontluchten
173
Ontwasemen
45, 52
Ontwasemen achter
52
Ontwasemen achter ~
Achterruitverwarming
53
Ontwasemen voor
52
Op afstand bedienbare functies
27, 156
Op afstand bedienbare functies (elektrische
auto)
26, 54
Opbergvak
59
Opbergvakken
55, 59
Openbaar snellaadpunt
150, 155
Openen bagageruimte ~ Bagageruimte
openen
31, 36
Openen motorkap ~ Motorkap,
openen
162–163
Openen portieren ~ Portieren openen
31, 35
Openen ruiten ~ Ruiten openen
29
Opladen via normaal stopcontact
(elektrische auto)
154–156, 196