45
Ergonomie en comfort
3Handmatig inklappen
U kunt de spiegels handmatig inklappen
(parkeren, smalle garage enz.)
► Kantel de spiegel naar de auto.
Elektrisch inklappen
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de spiegels
elektrisch worden ingeklapt als de auto wordt
geparkeerd.
► Zorg dat het contact is aangezet en zet schakelaar A
vanuit de auto in de middelste
stand.
► Beweeg schakelaar A naar
achteren.
► Vergrendel de auto van buitenaf.
Elektrisch uitklappen
De buitenspiegels worden elektrisch uitgeklapt
als de auto met de afstandsbediening of
het "Keyless entry and start"-systeem wordt
ontgrendeld. Behalve als de spiegels met de
schakelaar A waren ingeklapt; zet in dat geval
de schakelaar weer in de middelste stand.
Het in-/uitklappen van de spiegels tijdens
het ver-/ontgrendelen kan worden
uitgeschakeld. Neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de antiverblindingsstand (nachtstand) te zetten.► Duw het hendeltje naar voren om de spiegel zetten in de normale dagstand te zetten.
Afstellen
► Stel de spiegel af in de normale dagstand.
Automatische "elektrochromatische" binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
Ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn ze bij elkaar op het bedieningspaneel van de
middenconsole geplaatst.
De toetsen voor de ontwaseming/ontdooiing
van de voorruit en voor de achterruitverwarming
bevinden zich onder het touchscreen of op het
bedieningspaneel onder het audiosysteem in de
middenconsole.
52
Ergonomie en comfort
– Verwijder het apparaat en probeer het een kwartier later nog eens.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
USB-aansluiting
Op de middenconsole bevindt zich een
USB-aansluiting.
Hierop kunt u draagbare apparatuur of een USB-
stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van het audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
op het stuurwiel of op het touchscreen.
Tijdens het gebruik van de USB-
aansluiting kan de draagbare apparatuur
automatisch worden opgeladen.
Er wordt een melding weergegeven als het
stroomverbruik van de draagbare apparatuur
hoger is dan de door de auto geleverde
stroomsterkte.
► Gebruik altijd de juiste adapter voor aansluiting van een accessoire van 12 V (max. vermogen: 120 W).
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan apparatuur te
voorkomen.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door CITROËN is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische componenten van
de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Draadloze smartphonelader
Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone
draadloos opladen volgens het principe van
magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij Keyless entry and start kan de werking van
de lader kort worden onderbroken als er een
deur wordt geopend of als het contact wordt
uitgeschakeld.
Laden bezig
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een apparaat in het midden plaatsen.
Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.
Laat geen metalen voorwerpen zoals
munten, sleutels of de
afstandsbediening. in het laadgedeelte liggen,
omdat er dan kans op oververhitting of
onderbreking van het laadproces bestaat.
Controle van de werking
De status van het controlelampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van
controlelampje Betekenis
Uit Motor afgezet.
Geen geschikt apparaat
gevonden.
Laden voltooid.
Groen,
permanent Geschikt apparaat
gevonden.
Laden bezig.
Knipperend
oranje Detectie van een
vreemd voorwerp in het
oplaadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd in het
oplaadgedeelte.
Permanent
oranje Storing in de laadindicator
van het apparaat.
Temperatuur van batterij
apparaat te hoog.
Storing in de lader.
Als het controlelampje oranje brandt:– Verwijder het apparaat en plaats het opnieuw in het midden van het oplaadgedeelte.
of
53
Ergonomie en comfort
3– Verwijder het apparaat en probeer het een kwartier later nog eens.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
USB-aansluiting
Op de middenconsole bevindt zich een
USB-aansluiting.
Hierop kunt u draagbare apparatuur of een USB-
stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van het audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
op het stuurwiel of op het touchscreen.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting kan de draagbare apparatuur
automatisch worden opgeladen.
Er wordt een melding weergegeven als het
stroomverbruik van de draagbare apparatuur
hoger is dan de door de auto geleverde
stroomsterkte.
Armleuning vóór
Hoogteverstelling
► Klap de armsteun volledig omlaag.► Beweeg deze dan omhoog tot de gewenste stand (laag, tussenstand, hoog) is bereikt.► Wanneer de armsteun in de hoogste stand staat, trek deze dan omhoog om te ontgrendelen
en in de laagste stand te zetten.
Kaarthouder
Biedt de mogelijkheid voor het opbergen van
bijvoorbeeld een tolkaart of een parkeerticket.
Matten
Bevestigen
Wanneer u een nieuwe mat aan bestuurderszijde
bevestigt, gebruik uitsluitend de bevestigingen
uit het bijgeleverde zakje.
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
64
Verlichting en zicht
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel omhoog of omlaag in de gewenste stand.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk van de rijsnelheid)Uit
Statische bochtverlichting
Deze functie (indien aanwezig) zorgt ervoor
dat tijdens het rijden met dim- of grootlicht
de mistlamp vóór wordt ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
enz.).
Zonder statische bochtverlichting
Met statische bochtverlichting
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:– bij het inschakelen van een richtingaanwijzerof– als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.Het systeem wordt uitgeschakeld:– bij een geringe stuuruitslag.– bij snelheden boven 40 km/u.– als de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van de
auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Zonder audiosysteem
► In het menu "VERLICHTING" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " MEEDR KOPL" (meedraaiende
koplampen).
Met audiosysteem
► Activeer of deactiveer in het menu "Persoonlijke instelling - configuratie "
de functie "Bochtverlichting".
Met touchscreen
► Selecteer in het menu Rijverlichting /
Auto het tabblad" Overige instellingen "
en dan "Verlichting " en activeer/deactiveer
"Bochtverlichting".
Ruitenwisserschakelaar
Onder winterse omstandigheden moet u
sneeuw of ijs van de voorruit, het gebied
rond de ruitenwisserarmen en -bladen, en de
voorruitrand verwijderen voordat u de
ruitenwissers inschakelt.
Schakel de ruitenwissers niet in als de
voorruit droog is. Controleer of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt.
65
Verlichting en zicht
4Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel omhoog of omlaag in de gewenste stand.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk van de rijsnelheid)Uit
Eén keer wissen (duw de hendel even
omlaag).
of
Automatisch.
Zie de desbetreffende rubriek.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.De ruitensproeiers treden in werking en na
enige tijd worden ook de ruitenwissers voor een
bepaalde duur ingeschakeld.
De hoogte van de voorste ruitensproeiers
kan worden afgesteld. U kunt de
fabrieksinstelling aanpassen door een naald
in elke sproeier te steken en deze te richten.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik tijdens de winter
producten die geschikt zijn voor zeer lage
temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
► Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Uit
Interval
Sproeien en wissen
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via
het configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Zonder audiosysteem
► In het menu "COMFORT" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " RW A A UIT". (automatisch wissen
in achteruit).
Met audiosysteem
Open het menu "Persoonlijke instelling
- configuratie " en activeer/deactiveer
"Ruitenw. aan bij achteruit ".
94
Rijden
Starten / afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Het contactslot heeft 3 standen:– 1. Stop: sleutel in het contactslot steken
en uit het contactslot verwijderen, stuurslot
vergrendeld.
– 2. Contact: stuurslot ontgrendeld, contact
ingeschakeld, voorgloeien dieselmotor, draaien
van de motor.
– 3. Starten.
Bevestig geen zware objecten aan de
sleutel of aan de afstandsbediening.
Hierdoor worden deze zwaarder en zouden
een storing in het contactslot kunnen
veroorzaken.
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het
systeem over op de eco-mode: de elektrische
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat
de accu voldoende opgeladen blijft.
De motor starten
Met een aangetrokken parkeerrem:► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand N of
P en trap het rempedaal volledig in.
► Steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code.► Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig
bij het draaien aan het stuurwiel
(bijvoorbeeld als de wielen volledig naar links
of rechts zijn gedraaid).
► Bij een auto met een benzinemotor: activeer
de startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Bij benzinemotoren kan na een koude
start het voorverwarmen van de
katalysator bij een stilstaande auto met
draaiende motor (verhoogd stationair
toerental) gedurende wel 2 minuten
waarneembare motortrillingen met zich
meebrengen.
► Bij een auto met een dieselmotor draait u de
sleutel in de stand 2, contact inschakelen, om de
motor te laten voorgloeien.
Wacht tot dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel is gedoofd en
activeer dan de startmotor door de sleutel in
stand 3 te zetten. Geef hierbij geen gas en laat
de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft het
waarschuwingslampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit. Wacht een paar
seconden voordat u de motor opnieuw start.
Als de motor ook na een aantal pogingen niet
aanslaat, probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg
zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand 1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto
wanneer u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand 1. Stop),
gedurende een maximale, totale duur van
ongeveer dertig minuten, kunt u nog altijd
functies gebruiken, zoals het audio- en
95
Rijden
6Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand 1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto
wanneer u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand 1. Stop),
gedurende een maximale, totale duur van
ongeveer dertig minuten, kunt u nog altijd
functies gebruiken, zoals het audio- en
telematicasysteem, de interieurverlichting, de
ruitenwissers en het dimlicht.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de eco-mode.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit
en in de stand 1 (Stop) staat, wordt er bij
het openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan,
wordt het contact na een uur automatisch
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten / afzetten van de
motor metKeyless entry
and start
De elektronische sleutel moet zich in het
interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd, wordt een melding
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de
motor kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure
voor starten/afzetten".
Starten
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie de stand P of N en trap vervolgens
het rempedaal in.
► Druk op de toets "START/STOP"; houd het
pedaal ingetrapt tot de motor is aangeslagen.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de motor
bij temperaturen beneden het vriespunt en/
of bij een koude motor pas gestart als het
96
Rijden
waarschuwingslampje voor het voorgloeien is
gedoofd.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden nadat u op de toets "START/
STOP" hebt gedrukt:
► Moet u het pedaal ingetrapt houden en niet nogmaals op de toets " START/STOP" drukken
voordat de motor is aangeslagen.
Als aan een van de voorwaarden voor het
starten niet wordt voldaan, wordt een melding
weergegeven.
In sommige gevallen geeft een melding
aan dat het stuurwiel heen en weer moet
worden bewogen terwijl u de toets " START/
STOP" ingedrukt houdt om het stuurslot te
ontgrendelen.
Bij benzinemotoren kan na een koude
start het voorverwarmen van de
katalysator bij een stilstaande auto met
draaiende motor (verhoogd stationair
toerental) waarneembare motortrillingen met
zich meebrengen.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel bij
voorkeur in de neutraalstand.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie bij voorkeur de stand P of N.
► Druk op de toets "START/STOP".
In sommige gevallen is het nodig om aan
het stuurwiel te draaien om het stuurslot te
vergrendelen.
Als de auto niet stilstaat, kan de motor
niet worden afgezet.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan
de controle over de auto kunnen verliezen!
Laat de elektronische sleutel nooit in de
auto achter als u de auto verlaat.
Contact inschakelen zonder
de motor te starten
Wanneer de elektronische sleutel zich in het
interieur bevindt, kunt u op de toets " START/
STOP" drukken zonder een van de pedalen
in te trappen om het contact in te schakelen
zonder de motor te starten (maar het
instrumentenpaneel en de accessoires, zoals
het audiosysteem en de verlichting worden wel
ingeschakeld).
► Druk nogmaals op deze toets om het contact
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aan staat, gaat het systeem na een bepaalde tijd
automatisch over op de eco-mode om de
laadtoestand van de accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone, of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de lezer .
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
► Druk op de toets "START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt
herkend of zich niet meer in de detectiezone
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel wanneer een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
► Houd, om het afzetten van de motor te bevestigen, de toets "START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.