Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-13
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Rechts
DAU12352
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.OPMERKINGAls de dimlichtschakelaar is ingesteld op
“ ”, heeft de lichtsignaalschakelaar geeneffect.
DAU12402
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te gev en. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richting-
aanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU73391
Schakelaar tractieregeling “TCS”
Druk met de gasgreep gesloten deze scha-
kelaar omlaag om te wisselen van TCS “1”
naar “2”. Druk de schakelaar omhoog om te
wisselen van TCS “2” naar “1”.
Houd terwijl de machine stilstaat deze scha-
kelaar twee seconden omhoog gedrukt om
het systeem uit te schakelen. Druk omlaag
om het systeem in te schakelen.OPMERKING
De huidige TCS-instelling wordt weer-
gegeven in de TCS-weergave (pagina
3-8).
Zie pagina 3-16 voor uitleg over de werking en instellingen van de tractie-
regeling.
DAU54212
Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 5-2 voor star
tinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval, zo-
als wanneer de machine omslaat of als de
gaskabel blijft hangen.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmver lichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
1. Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
2. Rijmodusschakelaar “MODE”
3. Schakelaar alarmverlichting “ ”
123
BAE-9-D1.book 13 ページ 2019年8月28日 水曜日 午後1時37分
Gebruik en belangrijke rij-informatie5-2
1
2
3
456
7
8
9
10
11
12
DAU86590
De motor startenHet startspersysteem staat starten toe wan-
neer:
de versnellingsbak in de vrijstand staat
of
de versnellingsbak in een versnelling
is geschakeld, de zijstandaard is opge-
klapt en de koppelingshendel is inge-
trokken.
Om de motor te starten
1. Draai het contactslot naar ON en zet de noodstopschakelaar in de stand
“run”.
2. Controleer of de indicator en het/de waarschuwingslampje(s) enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. (Zie
pagina 3-3.)OPMERKING
Start de motor niet als het waarschu-
wingslampje motorstoring of het waar-
schuwingslampje olieniveau blijft
branden.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden en aan blijven totdat de
machine een snelheid van 10 km/h (6mi/h) bereikt.
LET OP
DCA24110
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, vraag dan uw Yamaha dealerom de machine te controleren.
3. Schakel de versnellingsbak in de vrij- stand.
4. Start de motor door de startknop in te drukken.
5. Laat de startknop los als de motor start, of na 5 seconden. Wacht 10 se-
conden voordat u opnieuw op de knop
drukt om de accuspanning weer te la-
ten opbouwen.LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van demotor!
DAUM3632
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor. Deze sensor
stopt de motor als de machine kantelt.
In dat geval gaat ook het waarschu-
wingslampje motorstoring branden,
maar dit is geen storing. Schakel de
machinevoeding uit en vervolgens
weer in om het waarschuwingslampje
uit te zetten. Wanneer u dit niet, doet
zal de motor niet aanslaan, ook al pro-
beert de startmotor de motor op gang
te brengen na het indrukken van de
startknop.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de start-knop om de motor opnieuw te starten.
BAE-9-D1.book 2 ページ 2019年8月28日 水曜日 午後1時37分
Periodiek onderhoud en afstelling
6-10
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
DAU36112
FilterbusDit model is voorzien van een filterbus die
voorkomt dat brandstofdampen naar de at-
mosfeer ontsnappen. Controleer alvorens
met deze machine te rijden het volgende:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer de slangen en de filterbus
op barsten of beschadiging. Vervang
indien beschadigd.
Controleer de ontluchtingsinrichting
van de filterbus op verstopping en rei-
nig deze indien nodig.
DAU1990G
MotorolieHet motorolieniveau moet regelmatig wor-
den gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke onderhoudssche-
ma.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen. Om het motorolieniveau te controleren
1. Wacht na het opwarmen van de motor
een paar minuten om de olie tot rust te
laten komen voor een correcte afle-
zing.
2. Zet de machine op een horizontale on- dergrond en houd deze rechtop voor
een correcte aflezing.
3. Controleer het olieniveau via het kijk- glas rechts onder in het carter.
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.
4. Als de motorolie bij of onder de merk-
1. Filterbus
2. Ontluchtingsslang filterbus
1
2
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Olieverversing:2.40 L (2.54 US qt, 2.11 Imp.qt)
Met verwijderen van oliefilterelement:
2.70 L (2.85 US qt, 2.38 Imp.qt)
1. Olievuldop
2. Kijkglas olieniveau
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
1
2
34
BAE-9-D1.book 10 ページ 2019年8月28日 水曜日 午後1時37分
Periodiek onderhoud en afstelling
6-16
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
DAU64412
BandenBanden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval. Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
Bandenspanning bij koude banden:
1 persoon:Voor: 250 kPa (2.50 kgf/cm
2, 36 psi)
Achter: 290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
2 personen:
Voor: 250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm2, 42 psi)
Maximale belasting: Voertuig:
170 kg (375 lb)
De maximale belasting van het voer-
tuig is het gecombineerde gewicht
van de bestuurder, de passagier, de
bagage en eventuele accessoires.
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter): 1.6 mm (0.06 in)
BAE-9-D1.book 16 ページ 2019年8月28日 水曜日 午後1時37分
Periodiek onderhoud en afstelling
6-17
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-schappen verkrijgt. Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden
en bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10902
Monteer altijd v
oor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om te voorkomen dat debanden onder het rijden leeglopen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden door Yamaha goedge-
keurd voor dit model.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
BAE-9-D1.book 17 ページ 2019年8月28日 水曜日 午後1時37分
Periodiek onderhoud en afstelling
6-18
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
WAARSCHUWING
DWA10601
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste 100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aanvolgens de rijomstandigheden.
DAU21963
GietwielenLet ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Voorband:
Maat: 120/70 ZR17M/C(58W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/S20F M
Achterband: Maat:
180/55 ZR17M/C (73W)
Fabrikant/model: BRIDGESTONE/S20R M
VOOR en ACHTER: Bandventiel: TR412
Luchtventielbuis: #9100 (origineel)
BAE-9-D1.book 18 ページ 2019年8月28日 水曜日 午後1時37分
Periodiek onderhoud en afstelling
6-29
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
DAU50292
AccuDe accu bevindt zich onder het zadel. (Zie
pagina 3-21.)
Dit model is voorzien van een VRLA (Valve
Regulated Lead Acid)-accu. De elektrolyt
hoeft niet te worden gecontroleerd en er
hoeft geen gedistilleerd water te worden bij-
gevuld. Het is echter wel nodig om de accu-
kabelverbindingen te controleren en, indien
nodig, vast te zetten.
WAARSCHUWING
DWA10761
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk om-
dat het zwavelzuur bevat, een stof
die ernstige brandwonden veroor-
zaakt. Vermijd contact met de huid, ogen of kleding en bescherm uw
ogen altijd bij werkzaamheden nabij
accu’s. Voer als volgt EERSTE
HULP uit als er lichamelijk contact
is geweest met elektrolyt.
UITWENDIG: Spoel overvloedig
met water.
INWENDIG: Drink grote hoeveel-
heden water of melk en roep di-
rect de hulp in van een arts.
OGEN: Spoel gedurende 15 mi-
nuten met water en roep direct
medische hulp in.
Accu’s produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom von-
ken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.
HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI-TEN BEREIK VAN KINDEREN.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer
de accu te laden als deze ontladen lijkt te
zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontla-
den raakt als de machine is uitgerust met
optionele elektrische accessoires.
LET OP
DCA16522
Voor het opladen van een VRLA (Valve Regulated Lead Acid)-accu is een speci-
ale acculader (met constante spanning)
vereist. Bij gebruik van een conventione-
le acculader raakt de accu beschadigd.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als het voertuig
langer dan een maand niet wordt ge-
bruikt, laad hem volledig bij en zet
dan weg op een koele en droge plek.
LET OP: Zet alvorens de accu te
verwijderen het contactslot uit en
haal eerst de negatieve kabel en
daarna de positieve kabel
los.
[DCA16304]
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt weggeborgen, moet deze min-
stens eenmaal per maand worden ge-
controleerd; laad de accu dan indien
nodig steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te installeren. LET OP: Zet alvorens de
accu te plaatsen het contactslot uit
en sluit eerst de positieve kabel en
daarna de negatieve kabel
aan.
[DCA16842]
4. Controleer na installatie of de accuka- bels correct zijn aangesloten op de ac-
cupolen.
1. Positieve accukabel (rood)
2. Kap
3. Negatieve accukabel (zwart)
2
13
BAE-9-D1.book 29 ページ 2019年8月28日 水曜日 午後1時37分